VI. lang, zeer glad, gevuld, regtopftaande, en
A^ u meeftendeels met Bladfcheeden gedekt, van
Hoom- dikte als een Pennefchaft. De Bladen waren
Grasachtig , een Voet lang, geftreept. Uit
de Oxels jder bovenften kwamen veele dunne
Steeltjes, aan ’t end ieder een Schuitachtig
bruinrood Blikje hebbende, met drie of meer
Bloempjes daar in.
VIII. (8) Baardgras met de Bloemjleeltjes Kroontjes-
<wpr°o°** M’yr’ vyfbloemig zonder Kelk , en één gejtratum.
baard tweejlagtig Bloempje.
I-eggend.
Veel Halmen van een Voet * die zeer Tak-
kig zyn en Knoopig, leggende, Wortel-
fchietende, met Scheedachtige Blaadjes, gaven
in dit Oostindifche Gras, aan ’t end, dunne
Steeltjes uit ,. met een Kroontje van vyf
Bloempjes, waar van het middelfte alleen twee-
flagtig was, de overigen Mannelyk. Gedagte
Heer K o e n ig heeft ook dit ontdekt.
IX. (sO Baardgras met een Josfe Pluim en gewalde
A l o p t c u s - ,
roides ' Graat**
Vosfènftaaitig.
(%') Andropogon Pedunculis umbellato - quinquefloris
ecalyculatis ; Flosculo hermaphrodito Ariftato. Mant,
304-
Cq) Andropogon Panicula laxa, Radii Lanata, Flosculo
u roque Arifta tortuofa. Sp. Plant. 8- Androp.
Culmo Paniculato. Gron. Virg. 133. Gramen Daftylon
Alopecuróidis fade, Panicula longi&fima &c, Sloan.
Sfarn. 34. Hifi. I. p. 113, T. 70. f. 1.
o
Graat; de beide Bloempjes ten gedraaid VI.
Baardje hebbende.
HooED»
In Noord - Amerika groeit dit Gras ,. datstufe*
dikwils de hoogte van zeven Voeten bereikt,
en een groote Pluim heeft, als het Riet, aan
3t end der Halm. Die Pluim beftaat uit veelè
Aairtjes, welke met paarfch Zilverkleurig Fluweelachtig
Dons digt bekleed zyn en paarfche
Meelknopjes hebben. De Wortelbladcn zyn
taamelyk breed en lang, f i y f , holrond, ge-
fpitst. Het bloeit ’er in de Herfst, in Bosfchen
met eén flykerigen Grond.
(10) Baardgras met twee end-Aairen en eenè x .
„verdeelde Halm.
chyon.
In de Zuidelyke deelen van Europa komt dit AJ^ee”
Gras, doch zeldzaam , voor. Het is door Ba u -
h inus onder de Dravik geteld geweest. Bur-
serüs -zou het in Switzerland gevonden hebben
en de Heer G e r a r o heeft hetzelve in
Provence waargenomen , befchrèeven en afgemm
■ 9
p
3 1 1
MH M
HmifiI
ItSa
m m
i l l
(10) Andropogon Spicis binis terminalibus, Culmo in*
divifo. Sp. Plant, g. Ger. Prov. 106. Tab. 3. Fig. 2.
Hall. Helv. N» 1415. Gr. Daftylon Spicâ geminâ.
Tournf. Inft. 421. Gr. bicorne f. diftachyophorum.
Bocc. Rar. 20. Feftuca Juncéo folio Spicâ geminâ. Ç.
B. Pin. 9. Prodr. 19. Theatr. 145» J. B. Hifi. II. p.
544. ß . Andropogon Sanguinarium. Schieb. Gram. T.
33 f i l i-
II. Deex. XIIL Stuïv.
S I
f l
m
ftÄll
S S l i I È I