VI.
.Afdeel.
III.
Hoofd-
STUK,
Kenmerken
der
tSesisria.
280 D r u m A H m c E
twee Soorten van Sesleria voorgefteld worden,
geevende zyn Ed. voor Kenmerken op.
De alge'meene Kelk tweebladïg, egaal', ge-
fpitst. Het buitentte Bloemblaadje groot, fa.
mengedrukt, gefpitst, drietandig; bevattende
in zyn boezem het andere, dat fchraaler is ,
ook drietandig, maar ftomper.
■ Zyn Ed.,merkt aan * dat het van de Cyno*
jurus veel verfchille en by de Poa zou kunnen
blyven. Wie het tot deeze laatfte betrokken
hebbe, is my onbekend. De Poa Aquatica,
van den Heer J a c q u i n , daar op door den
Heer Mu r r a y aan gehaald, is het zekerlyk
niet. C. B aühi küs , die ’er reeds een Afbeelding
van gegeven hadt, noemt het Gras
met bonte Kafjes en M ontius Kanaryachtig
Berg-Gr as, met eene in Kleur veranderlyke Aair
Voor dat de Aair ryp wordt, is dezelvefchoon
Amethystkleur, wordende vervolgens witachtig
zegt de Heer Se g d i e r , die het in ’£
Veroneefche op Rotzige plaatfen van Gebergten
heeft gevonden. Men zou het ook veel»
kleurig kunnen heeten : want, volgens Ha l l
e r , beftaat de Kelk uit Violet-Zilverkleu-
rige Kafjes met een Violette Streep en de
Bloemblaadjes zyn wit en Violetkleurig bont,
allen Baardig gepunt; het b,uitentte drie-,het
bin-
0 0 Gramen Phataroides montanum Spicgt vcrficolore.
Mont. Agr. Bon. p. 4s. Dit ftrekt tot opheldering del
gebrekkelyke aanhaalinge van Reicrakd.
G r A S P L A N T E n , 28I
binnenfte tweehoornig. Hoe zyn Ed. dan den y j.
Kelk, in de Soortbepaaling , driehoornig heeft
kunnen noemen, verftaa ik niet ( f) . Volgens ^Hoofd-
S cheuchzer zyn ’er twee endikwilsdrieBlom-r
inetjes in eene Kelk,
Onze Ridder , die de gezegde Kelkblaadjes
zal bedoelen met den naam van Blikjes ,„merke
aan, dat de Bladen van dit zonderlinge Gras
blaauwachtig zyn, en, doordien hetzelve zig
langs den Grond in ’t ronde uitbreidt, in t
midden verdorrende , die kaale Plekken in
blaauwe Kringen op de Bergen hiér en daar
veroirzaakt, welken men , in Duitfchland ,
Dansplaatfen der Hexen noemt, of der Water
Nymphen: welker oirfprong de Natuurkundigen
van Zwavelige uitdampingen [des
Gronds of van het pisfen der Paarden, hadden
afgeleid. De Halmen regten zig fchuins
op, omtrent een Span of een Voet hoog. De
Wortels doen de Geneverboomen, en ’t andere
Heeftergewas, verftikken.
( 6 ) Vingerpluim met Vingerachtige omge- vr.
kromde Aairen, eti een famengedrukte op- f
geregte Halm j de Bladen byna tegenover
elkander. Aairig.
Door
( f ) Haller heeft Calyce tricorni, niet Flore tricorni,
gelyk die Autheur fchryft.
(6) Cynofurus Spicis Digltatis incurvatis, Culmo com-
presfo , erefto , Fol. oppolitis. Sp. Plant. 9. Gramen
S 5 .Dao