V E U f f Y V I C E
Afdebi,- 00^ Ooflenryk en zelfs in onze Nederlan-
■ Vii. den, groeit dit Gras,riOOFIÏ- 7 . , _ • dn ant \ zo T w' elriekende is *,
stok. dat men net m t Rruisfi/cne Lieve Vrouwe Gras
noemt, wordende by Bondeltjes tusfchen de
^Kleeders m Kasfen gelegd. G me l in gaf
’er , deswegen , den tytel van Hierochhë aan.
Hy vondt dat hetzelve, in een tweekaffige
wyde Kelk , drie Bloempjes bevatte, zynde
het middelfte Vrouwelyk, de twee anderen
Mannelyk. Eens was hem maar, in Siberie,
alwaar ook dit Gras alom groeide, een Twee-
flagtig Bloempje in ’t midden voorgekomen.
Het zelfde is, in ’t gene dat men by ons vindt,
waargenomen. Het heeft fmalle Bladen, die
langer dan de Halm zyn, en kruipende Wortels,
zegt Bauh inus .
Hoicus Zorg’nzaaci «ét driebloemige Kafjes, het
latifolius. eerfle Bloempje ongewapendtwee aan den
- bladig! " rand gedoomd; de Bladen Eyrondachtig.
In Oostindie is dit Gras door Ó s b e c k
waargenomen , dat de Halm glad, naauwlyks
een Voetlang heeft, de Bladen zeer breed en
byna Eyrond , met breedachtige geftreepte
Scheeden. De Pluim heeft eenvoudige Roed-
achtige Takjes, met de Bloemen eenzaam op
Haalr-
G O Hoicus Giumis trifïoris, Flosculo primo inermi,
duotms margine aculeatis, Fol. fubovatis. Sp, Plant. o.
O ï b . hm . 247. B urm, ƒ 7. Ind. 320.
iHnM
G R A S P T. A NT EN. m
Haairachtige Steeltjes. De Kelk is kort, twee- vi.
kleppig , driebloemig ; met het eerfte Blom-
metjeglad, hét tweede en derde, aan den bo- H o o f d -
venrand, gewapend met kromme Doorntjes.
(12) Zorghzaad met gevingerde Aairen.
ééne Kafklepje een gaatje hebbende.
het
Deeze, ook in Oostindie groeijende,Soort,
is wegens dat ronde Gaatje , in het buitenfte
Bloemblaadje van het Tweeflagtig Biommetje,
niet in dat van ’t Mannelyke, zeer zeldzaam,
en bewyst de onuitputtelyke Konst des Scheppers.
Het heeft de Halm gewricht en Takkig,
ongevaar een Voet lang, met fmalle Grasachtige
Bladen, en vy f gevingerde Aairtjes van
gelyke langte. De Graat is dun en Haairig
met tweebloemige Tandjes, het eéne Bloempje
gefteeld en Mannelyk ■, het andere on*
gefteeld Tweeflagtig. Dit, in de meefte der-
gelyken plaats hebbende , toont de byzon«
>dere fchikking der Natuur, in de Mannelyke
Bloemdeelen hoogst te plaatfen : maar het ge-
dagte Gaatje maakt een byzondere onder*
fcheiding van deeze Soort.
* A e l u d a .
XII.
Rolcns
per tufus.
F oor-
boord.
:mm\ §■
w l
ïm\
I S
I I
M l
'lm
(12) Hoicus Spiets Digitatis, Giumis Valvula pertufä.
Mant. 301.