(3) Beemdgras met een verjpreide Pluim en.
driebloemige Aairtjes van onderen ruigach-
tig: de Halm opftaande, rond-
(4) Beemdgras met een verjpreide Pluim en
vierbloemige Aairtjes, , die ruigaehtig zyn ,
de Halm opflaande, rond.
(5) Beemdgras met een verjpreide Pluim en
vyfbloemige gladde Aartjes , de Halm opflaande
, rond.
(6)
rfloris Cordatis. S p . plant. 3. F l. Suec. 79. Dal ib. F a r,
s8 . P o a la t i fo l ia , Culmo debili & c . H a l l . Hetv. N .
3456. Gramen A lp . paniculatum majus. Scheuchz. Gr.
386. Ha l l . A p p . T< 3. ß . P o a A lp in a vivipara. G r ,
A lp , la tif. Pan . la x a F o lia c e ä & c , Scheuchz. Gram.
2 12 . T . 4. f, 14, Gramen Pra t. panicul. minus rubrum.
Scheuchz. Gram. lg o . Gr . Panicul. elegans & c .
3-
( 3 ) Poa P an . diffufa , Spiculis tnfloris & c . Sp. Plant. 4.
Gort, B elg. 22. F l, S u ec.p t,, go, Dalib. Pa r. 28 Gmel.
Sib. I. p. 103. N, 35: Scop. Carn. L p . i 9j . N . 2. Gramen
Praten fe Pan iculatum medimji. C. B. P iu . % S cheuchz.
Gram. ig o .
C4) Poa Pan . d if fu fa , Spiculis quadrifloris pubescen-
tibus Si o* S p , P la n t. 9. Gort. Belg, 22. d l, Si'cc. g j
& c . G r am en Pratenfe Paniculatum majus anguftiore
fo l io . C. B . F«*. 2 , Prodr, 5. S ch eu ch z . Gram. 17g.
( 5 ) P°a P a n . d if fu fa , Sp ie . quinquefloris glabris & c.
Sp, Plant. 6. Gört. Belg. 22. F l. Suec. 76 , g2. P o a Pan .
d lffu la , Locuftis trifloris glabris. Hall. Helv. N . 'iJfog,
Gramen Pratenfe P a n . majus latiore folio, C . B . P in
3 . S cheu chz , Gram, 177. T . 3, f. 17.
VI.
A fdeel,
111.
HooïiJr
STUK.
III.
Poa Tri-,
v ia lis .
Alge-,
meen.
IV.
Anguftifolia.
Smalbladig
V. '
Pratenfis.
Groot.
(<S) Beemdgras met eene regthoekig verjpreide VI.
' Pluim , ftompe Aairtjes en een fcheef fa-
mengedrukte Halm. s^°°rQ'
V I .'
Poa Anna.
Klein,
Deeze vier maaken het voornaamfle Gras
der vette Weiden, door geheel Europa uit, en
dewyl die oudtyds Beemden genoemd werden,
zo voeren zy in ’t byzonder den naam van
Beemdgras, fiaare opgenoemde Kenmerken
maaken evenwel geen volftrekte onderfchex-
ding. Nog minder kan menze door de benaa-
mingen van Groot, Middelbaar of Klein, vol*
komen afzonderen ; dewyl dit veel afhangt
van de Groeiplaats. De laatfte is een jaar-
lyks Gewas, dat men meest opStraaten, tus*
fchende Steenen en op Muuren aantreft; de
drie anderen blyven over, en van deeze is de
derde allergemeenst in de Velden, waar van
het ook den bynaam Pratenfls voert.
Do&or S c o p o l i voegt, van deeze vier,
de eerfte met de tweede famen, en H a l l e s .
acht de derde van de vierde niet te verfchillen
dan door de geftalte. Ondertusfchen is qog
het volgende doorLiNNA:us,tot onderfchei-
•ding der Soorten , opgegeven. Het algemeene
Beemd-
(6) Poa Pan. diffufa angulis reftis &c. Sp. Plaut. 7.
G ort. Belg. 23. Ft. Suee, 75 , g3. Poa Culmo infra&o
&c. Hall, Hetv. N. 1466. Gramen Prat. Paniculatum
majus. C. B. Pin. 2. Theatr. 31. Gr. Prat. Pan, minus
vulgatisfimum. Raj. Bijl- 1285-
Q 4
> ■ /,?!
§|M
f l ■
mmm