VI,
Afbkel.
IU.
Hoofdstuk,
m
Feflnca
Ovinct.
Schaapen
Dravik.
In-Engeland en Vrankrykgroeitdeeze Soort*
die van de Muizen-Oorige verfchilt door een
byna geaairde Pluim en niet kanthaairige Kaf-
jes en naar de volgende gelykt, maar breeder
Bladen heeft.
(2) Dravik met een eenzydige gedrongene gebaarde
Pluim; de Halm vierkantig en byna
naakt, de Bladen Borftelachtig.
Dit kleine korte harde Gras, dat van de
Schaapen zeer bemind wordt, komt met éeni-
ge verandering door geheel Europh niet alleen,
maar ook in Rusland en Siberië, overvloedig
op Heijen en woeRe Velden voor. De Tar-
taaren zoeken de plaatfen op, waar dit Gras
groeit, om dat hetzelve hun een goede Weide
voor het Vee verfchaft. Op Veenige Gronden
, ja zelfs op drooge plaatfen en Muqren is
hetinSwitzerland gemeen, zegt de Heer Halle
r .
(2) Festuca Pan. coar&ata fecunda Ariftata &c. Sp,
Plant. 1. Gort. Belg. 24. FL Snee. 95 , 9^ Gouak
Monsp. 49. Ger. Prov, 93, Feit. Fol. perangultis, Pa-
,-nicula ftri&a. Hall. Belt/. N. 1442. Bromus Ovinus.
Scop. Cewn. II. N. 112. Poa Fol. Setaceis &c. G m e l ,
Sib. I. p. 107. N, 42. R. Lugdb. 62, Giamen Fol. Jnn-
ceis brevibus majus & minus. C. B. Pin. 5. Prodr. u .
Exile Gramen durius. L ob. Ie. 7. Gramen Capjllatum
Loc. Pennatis non Ariftatis. V aill. Par. 92. g, Fefl.
Spiculis viviparis. Fl. Suec. I. N. 94. Gram. Panic, Spar*
teum Alpinnm, Panic. anguM , fpadiceo - viridij pro-
liferum. Schevchz. Gram, 213. T, 1.
G R A S P L A N T E N. 3 9 1 -
xer. De Friezen noemen het Amelands-Gras ^ y j.
om dat het op dat Eiland vee! voorkomt in
dorre Zandgronden ; gdyk ook op Tesfel en Hoofd-
anderen; aan de Zeekust in Friesland; op de STUK’
Heiden buiten Harderwyk en Naarden, alsmede
in het Veld aan den Haarlemmer Hout.
In ■ 't algemeen is het kenbaar aan zyne zeer
fmalle, doch niettemin platte , Biesachtige
Blaadjes; de vierhoekige Halmen en korte
gebaarde Pluim. De Halm is naakt, Raat over-
end, en heeft op zyn hoogRe ongevaar een
Voet, doch dikwils maar een Handbreed lang-
te. Hoe laager, hoe vleeziger de Blaadjes
zyn, hoe kleiner de Pluim is en hoe minder
gebaard. Laag is het eenigszins blaauwachtig
groen: hooger valt het groen , met de Aair-
tjes bruinroodachtig of Violet. Ook komt het
fomtyds jongdraagende f voorzogenaamd,.’t f F estu ca
welk dikwils, in de Grasplanten plaats heeft op vi viParCk
Gebergten of andere fchraale Gronden; wanneer
het Blommetje geen ryp Zaad voort-
brengt, maar, in plaats van dien, lange groene
Blaadjes , naar jonge Grasplantjes gelyken*
de, uitfehiet, zo H a l l e r aantekent. L in -
NAttfs, niettemin, merkt aan, dat dit een be-
Rendige Verfcheidenheid zy , ook Rand houdende,
wanneer men dit Gras voorüteelt in de
Tuinen. Zyn Ed. hadt ’er zelfs een byzondere
Soort'van gemaakt gehad, en Scheuchzer.
geeft daar van , onder dien tytel, de Afbeelding.
T 2 (3)
im