Vi. Zy zyn in twee Rangen verdeeld, de eene
Afraast. met ronde de andere met driekantige Hal-
Hoorn- men» als volgt,
STUK,
I. Met ronde Halmen.
i- ( i ) Biesgras met de Halm rond, de Bladen
Marreis. -aan ^ant en rugge^ings gedoomd.
Schérpbladig.
£)e bynaam deezer Soort zal moóglyk van
eenig gebruik tegen de Vygwratten, die Ma-
risca of Sycomata genoemd worden* afleidelyk
zyn. Lob el fchynt dezelve bedoeld te hebben
met zyne Wilde Galigaan zonder Reuk, en
betrektze derhalve tot de Cyperusfen; maar
T ournefort merktte aan , dat z y , geen
driekantigen Stengel hebbende , niet daar toe
behoorde. Hy onderfcheidde, naarnelyk, daar
door,
Doftor P lan er kwaalyk gedaan heeft» met in zyne
"Vertaaling van de VI. Uitgaave der Genera Plantarum
van 1764, in ’t jaar 1775, nog zes Bloemblaadjes onder
de Kenmerken van de Schoenus (Volgens den Ridder) op
te geeven, in alle Soorten van welke Hal l er ook geen
Éesbladige Bloem , maar een zesbladigen Kelk vondt
( Helv. inchoat.'} Wat Bloem of Kelk zy , weet men ,
ftaat dikwijs in gefchil. Hy acht de benaaming van
Schoenus niet eigen , en ftelt die van Mariscus daar
voor in plaats , welke nog oneigener is , als in ’t
geheel niet in de Kruidkunde bekend en door den Ridder
misfehien maar om zeker gebruik op deeze Soort
pegepast zynde.
(1J Schoenus Culmo tefeti, Fol. margine dorfoque aculeadoor
» de Geflagten van Cyperus en Scirpus, TEt
ten voornaamfte. Dus noemt hy deeze, Al- ijl.
lerhoogjïe Moeras - Bies, met de Bladen en Kiel s^ >rI>
Zaagtandig'(*> V a i l l a n t niettemin zeg t, Biesgrau
dat het een Soort van Cyperus. zy ( f ). B o c-
c o NE noemt het Allerhoogst Cyperachtig Gras
en merkt aan, dat het een Rietachtigen Stengel
heeft, fomtyds eens Mans langte hoog,
groeijende in de Aloerasfen by den Toóren
Vada te Livorno , als ook aan Kaap Pasfero ,
op Sicilië, overvloedig (|). Zyne Af beelding
van hetzelve is gering en fchiet veel te kort
by die van Morison (§ ) , door wien hetzelve
van de Groote Waterbiezen onderfcheiden
wordt, zo ’t fchynt. Het verfchilt zekerlyk
van die V3n T a b e r n ^emo n t , welke korte
Bladen heeft (’*)» daar dezelven in deeze lang
zyn : derhalven heeft ’er ook ToüRNEFpRl f
een byzondere Soort van gemaakt. De
leatls. Syft. Kat. XII. Gen. 65. Veg. XIII. p. 8f. Fl.
' Suec. II. p. 13. Tt. Gothl. 170. Pfeudo - Cyperus palu-
■ ftris, Fol. & Carina ferratis. Scheuchz. Gram: 375. Cyperus
longus inodorus Germanicus. C. B. Pin. 14. Ma-
riscus Panicula Ramofi. Helv. inchoat. 11. p. 179. Cyp.
long. inodorus fylv. Lob. Tc. 67.
f*) Scirpus Paluftris altisfimus , Foliis & Carina ferra*
tis. Inft. R. Herb. p. 528. FlaAi- env. Paris. 533.
( f ) Botanicon Parifienfe. p. 179.
(4) Bocc. Stad. p. 72. T. 39. f- 2.
C§) Hifi. III. p. 237- S- 8< T' I1, f’
(yy Juncus Paluftris major. T ab. Tc. 249. Kruidb, 589-