AïxjeÊi,. Oollindie groeit ook dit Gras, dat rridö
HoS d- ’er RookSras noemt volgens R üm ph iü s , om
s t u k , dat de -P111™ ziS zo yl en dun, als een Rook*
vertoont. De Indiaanen , zeer geneigd tot
zinnebeeldige uitdrukkingen, zenden hetfom*
tyds aan hunne Vrinden of Bekenden, om hun
fe erinneien, dat zy hunne beloften niet gehouden
hebben, die als in Rook verdweenen
zyn. Het groeit ’er, zegt hy, op dorre plaat*
len, onder ander laag Gras, meelt in de heete
Zonnefchyn. Meelt heeft het, volgens hem, '
de Stengetjes opllaande, doch L in n ^ us
zegt, dat het gladde, leggende, van onderen
Takkige Halmen heeft, met gladde Bladen,
ruuw gerand , Haairig in de K e e l: de Pluim
langwerpig, zeer uitgebreid: de Bloemen
knikkende, langwerpig, Romp, paarschach*
tig, wederzyds met een groene Streep, aan
den rand gehaaird, wanneer men ze met een
Vergrootglas befchouwt.
.cevoorens gaf hy % de hoogte van twee
Voeten aan en lange Bladen, datmooglykdoor
de Afbeelding m de Malabaarfe Kruidhof, die
tot het uitgebreide Panik-Gras, en tot het
Spelde of Naaide Gras van R ümphiüs be*
*oort, zal veroorzaakt zyn. Zulk een Gras,
emmers, kon niet Jaag geheten worden ; ter*
wyl
brotundis Burm. Zeyl. y o . T. 47. f f f Graaien Funk
Kumph. Amb. VI. T. 4. f, 3. Burm. Fl, Ind.
wvl ondertusfchen uit gedagten Autheur, zo . VI*
\ ■ t , , , , , , , A FD P E t . wel als uit myne Rxemplaaren blykt, dat het 111.
naauwlyks een Handbreed of een half Voet
hoog groeije. Naar den Grond kan echter
daar in een aanmerkelyk verfchil zyn, gelyk
in alle Soorten van Gras plaats heeft. De Haai*
righeid, in de Oxels of by den voet der Bla*
den, is van weinig belang. Ook beltaan de
Aairtjes dikwils uit meer of minder dan 'zes
Blommetjes; tenminlte, indien men derzelver
getal naar dat der Schubbetjes mag afmeeten.
£16) Beemdgras met een Lancetvormige, eeni- XVT.
germaate Takkige , eenzydige Pluim $ de
Takjes overhoeks eenzydig. Styf,
Dit Gras, dat op Muuren en drooge plaat-
fen ,in Vrankryk, Engeland en Duitschland,
groeit, munt door zyne ftyfheid uit en dat het
een Pluim heeft, veel naar het Loof van Varen
gelykende. De Halm is zeer bezet met Takjes,
die overhoeks ge-aaird zyn met byna agtbloe-
mige fpitfe Aairtjes. Deeze beltaan uit fpitfe
Blommetjes , aan ’t end eenigermaate rappig
met een gekielden Kelk. (17)
( 16) Poet Panic. Lanceolata fubramofl fecimda &c.
Sp. Plant. 16. Am. Acad. IV. p. 165. R. Lugdb. 62.
G e r . Proi/. 30. G r . Arvenfe F ilicin a duriore Panicula.
B arr. lc. P49. Gr . Lo liaceum Murórum duriuscülutn.
M ° R* F iji. III. p. 182. S . 8. T . 2. f. 9, G ram en P an i-
culi multiplici, C. B. Pin. 3. Piodr. 6. S ch eu ch z
Gram, 2 jx .