Afdeel M o r i s o n , en in de aangehaalde van P lu*
l i l . ‘ k e n e t , die veeleer tot het voorgaande fchynt
sS^ FB* te behooren. V é s u n g i .d s zegt, dat het
dikwjls voorkomt met meer dan vier Aairtjes
en noemt het Gefternd Gras. Dus zou het
fchynen te naderen aan de volgende Soort.
(8) Vingerpluim 'met gevingerde Liniaale Aai-
ren, een famengedrukte neigende Halm,
die aan den voet Knoopig is en overhoekfe
Bladen.
Zodanig een Gras, als dit, valt in de beide
Indiën. Wylen de Hoogleeraar J. Bu rman -
fius heeft het in Afbeelding gebragt, met zeven
zeer lange, dunne, fpitfe Aairen, die ne-
derwaards gebaard zyn, by elkander Sterswy-
ze op den top der Halm geplaatst. Zyn Ed.
Exemplaar was van Ceylon; doch het komt
ook in andere deelen van Oostindie voor; ge-
lyk ik verfcheide Exemplaaren', daar van, uit
Java ontvangen heb, één of anderhalf Voet
lang, doch niet meer dan vyf-Aairig. In fom-
migen loopen de Aairen fmaller naar de punt:
in anderen blyven.zy even breed, dat is Liniaal
en hebben ftompe enden; gelyk inzonder-
* heid
VIII.
Cijmfurus
Indicus.
Indifch.
Pl. XCI.
F’S- 3-
(8) Cijmfurus Spicis Digitatis Iinearibus, Culmó com-
presfo declinato bafi nodofo, Fob alternis. Sp. Plant.
8» Cyn. Sp. aggreg. terminalibus deorfum Ariftatis* R.
Lugdb, 65, Gr. Da&yloides Spicis deorfum Ariftatis.
J3üeju.
heid in die, welken de Heer T hunb e r g in Vfr
Japan verzameld heeft. Het Koeijen - Gras van uif**
R umphiü s , op Ambon dus genaamd, om
dat het jong zynde van de Runders gaarn gegeten
wordt, hadt ook dergelyke Aairen ;
het Wyfje, dat laager bleef, vier, in 5t kruis •
ftaande, en het Mannetje, dat twee of drie
Spannen hoog wierdt, tot zeven, agt en tien
Aairen , naar ’t end verdunnende: zo dat hetzelve
hier behoort. Het getal der Aairen is
echter doorgaans v y f , die fomtyds wel zeer
dun en een Vinger lang, fomtyds taamelyk dik
en kort vallen , gelyk in dat Japanfche, in Fig.
3 , op Pl a a t X C I , vertoond ; alwaar men
' ziet, hoe fomtyds onder de Aairen , die het
Kroontje maaken , nog een enkelde Aair ver-
fchynt, die ook wel in de Oxel van een Blaadje
is vervat.
Is nu deeze Soort van de twee voorgaanden
weezentlyk verfchillende? Het fchynt my toe,
dat de Kenmerken zeer in elkander loopen. De
onderfte Bladen vertoonen zig dikwils als tegenover
elkander of gepaard, terwyl de hoo-
gere Bladen blykbaar overhoeks liaan, of elkander
, met haare Scheeden, vervangen. Dat
de Kelken in het Egyptifche tweebloemig zouden
zyn, en in de beide anderen vierbloemig,
fchynt
Buem. Zeyl. 106. T. 47. « i.' Gramen Vaccinum mas.
Rümph. Amb. VI- p. 10. T. 4: f. 2. Kavara - Pullu.
H. Mal. XIT. p. 131. T. 69. Burm. Ft. Ind. p. 29.
II. Deel. XIII. Stok.