VI.
A fdeel.
III.
H oofdstuk.
Op vogtige Weiden» inzonderheid van Bergachtige
Landen, zo in de Noordelyke als in
de Zuidelyke deelen van Europa, groeit dee-
ze Soort, welke de Heer Ma l l e r , in Swit-
zerland, ook gevonden hadt op de Bergvelden
en in de Valeijen der Alpen. Zy was ook ,
door B a u h i n u s , Klein Wollig Alpifch Gras
getyteld , en elders Alpifche Haazepoot - Bies.
De Scheedigheid fchynt alleenlyk daarintebe-
ftaan, dat de Bladen, die Biesachtig rond zyn,
en éen Handbreed of een Span lang, de Halm
van onderen omvatten of influiten. , Deeze
heeft de langte ongevaar van een Voet of minder,
en is doorgaans ook rond , doch komt in
Siberïe, zo G m e l in aantekent, driekantig
voor. De eenige Aair, op deeze Halm, isEy*
rond, en uit Vliezige Schubben famengeflekl,
die in ’t Voorjaar geheel zonder Wolligheid
zyn, maar naderhand,aan den top van de Aair*
geheel bedekt worden door een zeerfyn, Fluweelachtig
Dons, ’t welk dé Aair een Duim en
daar boven lang maakt. Het valt met kleiner
of grooter. Aairen. In die Wolligheid zyn
eerft de Vrugtmaakende deelen, vervolgens
het
Ft. Suec. 45 , 50. D a l IB. Tar. 18. O e d. Ban. T.
£36. Er. Spica erefta Caule tereti R. Lugdb. 51. Er.Cau-
le ter. Spie!ereftaovata.,H a l l . Helv. N. i 332- Ofe*
men tomentofum Alpinum et minus». C. B. Fin. 5.
Frodr. i0. Juncus Alpinus Capitulo Lanuginofo E Sclioe-
nolagurus. C. B. Fin. >12. Frodr. 23. Theatr, 188-
S cheuchz . Gram. 302. T. 7. f. *•
het Zaad vervat, dat langwerpig 1 is en driekant Vï- ' . Afdeel,.
tiggefpitst. m.
HooïD-
( 2 ) Wol - Gras met ronde Halman, platte Bla- STÜÏ^.
den en gefteelde Aairen, . , Polyjfachyon
Gemeeneris deeze Soort, die in Switzerland 1
byna op alle vogtige Velden voorkomt, enom-
ftreeks Weenen dus oók zeer gemeen is; zelfs
in Rusland én in Sweeden, alwaar het gemee-
ne Volk Hoofdkusfcns vult met de Wolligheid.
Omftreeks Parys'is dit Wolgras zo gëmeeïi
niet, hoewel meti het' aldaar heeft met groo*
ter en kleinder kwastjes, beiden door V a i l .
l a n t zeer fraay in Plaat gebragt. T our-
ne fort hadt h et’er wel gevonden, doch piet
gekend,' ftellende het onder den naam van Lid
nagroftis voor , ,dien 'J'a b e r n e m o n t daar
kan gegeven'hadt, öjn dat het van anderen
Veld-Vlafch geheten wórdt. Iu Vlaanderen én
Brabant, zegt hy, noemde men hetzelve Zy-
de-Biezen , Klokbiezen, Katoen en Kwispel- Biezen.
Het wordt te rëgt .Eriophorum geheten
Zegt D odoneus , naar ’t Griekfch •, als of
ïuen
(2) Eriophorum Culnais teretibus, Foliisplanis, Spf«'
cis pedunculatis. G o r t . Belg. 15. Ft. Suec. 44, 49»
D a i i b , Par. 18. Eriophorum Spicis pendulis. H.Cliff.
22. R. Lugdb. 51. Ha l l . Helv. N. 15331» Linagtoftis
Panicula ampliore. I o ur n f . Inft. 664- V a ï l l. Par.
T. 16. lig. 1. & Panicula minore. fig. 2. Gramen Erio-
ghorum. Do®. Tempt, 562. Juncus BoHibycinus &c. Loja»
/f. 8fi