VI.
Aideel.
111.
H oofdstuk,
è i 6
Op Zandige Heuvelen, begroeid met Kren-
pelbosch van Geneverboomen , komt deeze
in Europa voor, en wél in Sweeden overal,
zo L innjEüs zegt. Hy merkt, aan, dat de
Boeren aldaar met de Halm, die zeer lang en
regt is,zonder knoopen, hunneTabakspypen,
door te veel gebruik met Olie gevuld, zuiveren;
waar toe de Laplanders, altyd te vrede met
een kort Pypje, het zo zeer niet noodig
hebben. Men zou hier uit kunnen befluiten,
dat de Sweedfche Boeren uit lange Pypen rooien.
Ondertusfchen groeit het ook in de Lap-
landfche Bosfchen tusfehen Steenen en Hee-
fters, zo hy aantekent (*).
H a l l e r brengt dit Gras,zo dat volkomen
’t zelfde is , nog, gelyk de Ridder bevoorens
gedaan hadt, tot de Rietfoorten t’huis: waartoe
het, volgens ^Sc o p o l i , ook volflrekt
behoort, als de Blommetjes , binnen den
Kelk, met Wolligheid of Pluis hebbende, en
voorzien met een geboogen Baardje, dat, by
den voet van’t ééne Kafje, uit deszelfs rug,
ontfpringt , weinig • langer zynde dan de
Bloem, die alhier de Kafjes langer heeft dan
de Kelkblaadjes. Deez.' vondt het, in Karnio-
lie, aan den Voet der Bergen , by de Rivier
Idriza. H a l l e r , die het op de Bergen in
Switzerland waarnam, zegt , dat het de Halmen
twee Voeten hoog-hebbe; doch L in-
Nasus merkt aan, dat het onder-de hoogften
vaa
GD Flor, Lappan, j>. 261
van het Sweedfche Gras behoort , van vier Af^ l<
of twee Voeten dikwils voorkomende , met ^
twee en drie Knietjes: de Bladen byna Riet- SIüK.
achtig, breed en hard; de Pluim Aairachtig
famengetrokken; den Kelk gefpitft eenbloe-
mig. De Geiten zouden liever honger willen
lyden dan hetzelve eeten. Ondertusfchen zou
dit het Piphwen zyn der Sweeden , t welk
K a l Mals eene der nuttigfte Grasplanten voor
Weiden aangepreezen hadt (*): zo dat dit,
gelyk ook Hall er wil, misfehien betrekke-
lyk zal zyn op de eerfte Soort, in Sweeden
Aker-When, of alleenlyk When genaamd. De
Kalmukken vlechten ’er Matten van,om hunne
Hutten te dekken, als met Riet, zo G me-
l i n aantekent.
( Struis ar as met een verdikte Pluim en Tak- VIL
kige Halm; het buitenfte Bloemblaadje ge- groftis.
heel Wollig, aan den tip gebaard. - Takkig.
In ’t Switzersch Gebied van Aigle, zegt
H a l l e r , komt deeze Soort zeer overvloedig
aan de Rotfen voor, en Schelchzer
heeftze in de fteilte van den agter-Ryn gevonden.
GD Stokh. Verhand, van 1747. IX. Band. bladz. 70.
(7) Agroftis Paniculi incrasfata, Petalo exteriore &c.
Sp. Plant. 4 [Arundo Locuftis unifloris &c. H a l l. Helv.
N. 1521. Gramen Arundmaceum , Panicula denfa viridi-
Argentea, fplendente, AriftatL Scheuchz. Gram. 146.
o 5