Atoeel. De zeldzaame byzonderheid, dat van de
III. vier ryën Bloempjes , welken deeze Soort zo
STUK?™" wel als de eerfle heeft, twee uit onvrugt*
Gerst, baare beftaan; zo dat de Aairen van deeze
Gerst maar twee ryën van Zaaden hebben, en
" derhalve tweezydig z yü; onderfcheidt dezelve
ten duidelykfte. Zy is fchraalder en teerder,
ook laager van Gewas, wordende daarom Kleine
Gerst of ook Zomer - Gerst geheten; om dat
zy niet dan in ’t Voorjaar gezaaid wordt en
meest tot Aas voor Hoenders, Ganzen en ander
Pluimgediert. lm ’t Hoogduitfch noemt
menze deswegen Futergerst, in Italië Scan-
della, in ’t Franfch Pomette of Paumette.
Hier toe behoort de zogenaamde Bloote
Gerfi, dus niet zo zëer geheten , om dat zy
minder gebaard i s , als wegens de bloote
Graankorrels. Men noemtze in ’t Franfch
Sukrion of Orge nu, en uit deeze' heeft de
Heer A dans o n , door ’t zaaijen, verfchei-
de veranderingen ten opzigt van de Bloem-
deelen bekomen, die echter niet beftendig
waren (*).
IV. ■ (4) Gerst met de zydelingfe Bloempjes Man-
ZeZrUm nelyk en ongebaard, de Zaaden hoekig 3
Sjeltige, i uit,gebreid, met basten.
’ Zo
(?) Mem. del'Jlcad. R. des Seienccs de 1765, p, 960.
(4) Hordeum Flosc. lateralibus Masculis muticis, Sem,
aw
Zo wéinig verfchilt deeze van de voorgaan- . IV. *VI-
, , , „ TT , . A fdeel.
de, dat de Heer H aller ze [daar toe be- in.
trokken heeft. Men noemtze Baard- Gerst, s^ c°/D"
om dat zy de Baardjes langer heeft dan de Gerst.
gemeene, naamelyk van vier tot zes Duimen.
Zy heeft anders de Aair breeder, platter en
korter; de Graankorrels digter op één gepakt
en eenigermaate hoekig. Voor ’t overige
komt zy , alzo de Korrels maar op twee ryën
aanrypen, met de Tweezydige naast overeen :
hoewel zy zes ryën heeft van Bloempjes ;
maar de overige misdraagen. Dewyl zy naar
de Spelt zweemt, is ’er de naam van Zeo-Cri-
thon, die tevens den Griekfchen naam van de
Gerst influit, aan gegeven. In, Italië noemt
men ze Duitfche Ryfi; in Engeland Sprat-Bar-
ley, in Sweeden Skyjfelkorn , of ook Pluim-
Koorn; dewyl zy zig door haare plat gevederde
Aairen alszins Vederachtig vertoont.
Deeze Soort van Gerst wordt beter dan de
voorgaande geacht, om dat z y , ook in vette
Grond , niet te fterk in ’t Stroo fchïet en
zwaarer Korrels draagt; weshalve'menze in
Duitfchtènd verkiest tot het Bierbrouwen.
Men
angularibus patentibns corticatïs. Schreb, Gram. 125,
T. 17. Hord. dift. Spica lata compresfa breviore. Mok.
Hifi. III-, p. 206. Hord. dift. Oryza Germairca. J. B.
Riff. 11. p. 429. Zeocriton f. Or. Germanica. C. B. Pin.
22. Th. 421. Mor. T. 6. f. 2.
Cc 3
II. Peei« XIII. Stok.