VT*
ÄlDfSh
- Ul
HooïD*
STUB»
Bloed-
Gias.
mig, doorgaans Haairig. Op het end der
Halmen en Takken komen troppen van vyf tot
zeven dunne Aairen, die dus een Vingerach-
tige figuur maaken, naar welke de Heer Ha l-
l e r een Gefiagtnaam daar aan heeft gege.
Ven (*). De Bloempjes ftaan zo enkèld aan
de Aairen, dat veelen elkander niet raaken ,
en vertoonen haare paarfche Vrugtmaakende
deeltn, die door den Baron v an G l e ich en
zo keurlyk, by Vergrooting, in Plaat zyn gc-
bragt , zo vrel als ’t overkleine Zaad (f).
Het derde Klepje ontbreekt doorgaans aan
den Kelk.
Dit Bloedgras is een der gemeenfte Onkruiden
in de Wynbergen en Moeshoven; doch
komt ook op de aller-onvrugtbaarfle plaatfen,
zelfs in Gronden van enkel Stuifzand, voort.
jSToordelyker dan Halland in Sweeden fchynt
men het niet aangetroffen te hebben , maar de
Heer P a l l a s vondt het ook in Siberie. Het
bloeit, hier te Lande, den geheelen Zomer
door, zegt S c h r e b e r , die óók aanmerkt,
dat het jaarlyks vergaat, en zeer veranderlyk
i s , ten opzigt van de Kleur , zo w e l, als
van de plaatzing en ’t getal der Aairen. Jn
fommig komen dezelven zwartachtig bruin, in
... an-
Digitaria Fol. fubhirfutis I Caule debili, Spicis
verticillatis, Scapo ancipite. Ha l l . Helv. inchoal. N. 1526«
Digitaria Sanguinalis. S c o p. Carn. II. 72.
("f) L’Herbe de la Manne. Obferv. T. 8.
anderen groen; in fommig gekranst, dat wel
gemeenst is; in ander oveihoeks, aan den top m.
van de Halm voor. Men plagt het tot Voed-s^ ° FD'
zei te zaaijen, en het leverde geen onaange-
naame Spyze uit, doch het heeft plaats gemaakt
voor een betere Soort van Manna-
Gras, gelyk wy naderhand zullen zien.
(14) Pa nik met gevingerde uit gebreide Aairen,
die aan den voet van binnen ruig zyn;
eenzaame Bloebien en kruipende Stengetjes.
X IV .
Ptmicum
DaBylon.
Gevingerd.
In de Zuidelyke deelen van ons Europa, als
ook in de Oofterfche Landen, komt dit Kruipend
Gras voort, aan ’t welke de Pluim van
Manna-Gras , door J. B a u h i n u s , toege-
fchreeven werdt. Op de Zandige Oevers van
5t Meir van Geneve heeft de vermaarde
H a l l e r hetzelve aangetroffen. Het kruipt
met dikke, ronde, gefchubde Scheuten voort,
zo hy aanmerkt, en geeft ftyve Halmen van
een Voet, die zig meer of min opregten,
aan \ end gekroond met vier, of meer, Aairen
(14) Ta,ni cum Spins Digitaris patentibus &c. Sp ■ Splant.
14. Go y a n ., Monfp. 35. M o n t .. Ic. 99, Digitaria Sto-
lonibus teretibus. H a l l . Helv. N. 1527. Dig. Dattyloiu
S c o p . IL N. 73.. Gramen Daftylon rad. repente f Offi-
cinarum. ScHEUcyz . Gram 304. T. 2. f, 11. Gramea
repens cam Pauiculâ Graminis Maanæ. J. B. Hift, m-
755*