VI. heeft (* ) ; beftaande het verfchil van dit Gras
*III. en het Dolyk inzonderheid daar in , dat de
siu°k.FD" Aairtjes aan de Halm hier niet in een enkelde
Kweek- Kelk begreepenzyn. Terwyl de Kélken,even-
Sras‘ wel, niets ftompacbtigs hebben., begryp ik
niet, hoe meest alle Autheuren zig zo geduldig
aan de fchikking van L i n n ^eus hebben onderworpen,
om het in ’t Geflagt van Tarw'te
laaten. De Verfcheidenheden , als gemeld ,
zyn meestendeels veranderingen: de plaatzing
en ’t getal der Aairtjes en der Blommetjes in
dezelven is geheel onbeftendig. De Slangs-
wys voortkruipende holle " Wortelen, die echter
van fommigen voor Halmen gehouden worden
( f ) , maaken het zekerfte Kenmerk uit, zo
wel als de platte Grasachtige Bladen. De hoogte
der knokkelige opftaande Halmen verfchilt
■ van twee .tot zes Voeten. Dit hangt groote-
lyks van den Grond a f , zo wel als deuitge-
ilrektheid der Kruipftaarten; des men. in
Duitfchland het kleine , dat op de Akkers
groeit, Loof kweek', het groote, in de Hoven,
Snoerkweek noemt: waar van Ha c l er twee
by-
(*) Hetzelve noemende Gramen Loliaceum Radiee re*
yente f. Gramen Officinarum. p. 42. Ic. 25.
f f ) K a l l e r zegt, dat het 'voortkruipt teretibus Va*
gimfis Draconibus, een zonderlinge; uitdrukking: hoewel
Dracones oudtyds gebruikt z y , voor Siangswys fl-'nge-
rende Wyngaard - Ranken. F orskaó'hl hadt in Egypte
Gras - Wortels gezien, die volmaakt geleeken naar ge-«
droogde Slangen, p. 26.
byzondere Soorten maakt. S co po l i onder-
fcheidt het, naar dat de Aairen gebaard zyn iir.
met een .Haairige, of ongebaard met een glad- ■
de Halm ; doch de Aairtjes zyn altoos meer Kweek*
of min gebaard , en de grootte der Baardjes 8ms*
hangt niet af van de ruigte der Halmen. Of
dat Zeekantig het gemeene Hondsgras gely-
kende in Vriesland, en dat Kleine Knokkel-
gras met lange Wortelen, in Zeeland aan de
Dyken voorkomende ( * ) , weezentlyke Ver-
‘ fcheidenheden van het Kweekgras zyn, bepaal
ik niet.
Men meent, dat dit het Gras der Duden GebraSs
z y , by hun genaamd Agroftis of Agria , dat
Is Landgras; waarvan P l ini us fchryft, dat
het een knokkeligen Wortel heeft, die met
Leedjes voortkruipt, en uit den top nieuwe
Wortels fpreidt, waar van de Egyptenaars, in
de eerfte tyden , zouden geleefd hebben; alzo
dezelven zoet zyn, tot Voedzel ftrekken-
de voor Menfchen en Beeften(f). Hedendaags
fchynt dit aldaar geen plaats te hebben
; maar de zogenaamde Wortels worden
nog heden in het Napelfche tot Voedzel der
Paarden gebruikt: ’t welk ook wel in Opper-
Gel-
£*) Gramen Marlt vuig. Canino fïmile. Mor. Boerht,
Item. Gramen Geniculatum parvum Arenoforum Agge»
rum &c. Zie Gort. VI. Belg, 32.
Cf) Hall. Helv, inchoaU II. 210.