Vï. „ keld , met witte Scheeden by den Grond
Afdeel. ^ bekleed. Gekielde Bladen , die famenge-
H oofd- „ rold zyn., doch z o , dat menze kan ont-
STUK*J „ wikkelen. Eyrond - Lancetvormige Stop-
„ peltjes, de Steden omvattende. Uit de
„ knietjes een yle Pluim , van eens lakkige
„ Steeltjes, waar nevens-, aan een lang Steel-
„ t je,-zitten, eenzaame zesbladige Bloemen,
„ uit den groenen gedachtig, met Lancet-^
„ vormige Blaadjes. De Meeldraadjes boven
, , de Bloem uitfteekende. Gefpitfte Scheed-
„ jes , die rond zyn , ko r t, breed en plat,
,, twee of drie, tegen elkander gekeerd, een-
„ of tweezaadig. Ëyronde , famengedrukte
Zaadjes., naar een Amandel gelykende.”
Dus ziet men , dat eenige veranderingen
plaats hebben in dit Plantje, ,’t welk,zoGME-
iiN aanmerkt, door zyne kleinte lig tdyk,
. onder Mos en andere ruigte , het' gezigt ontglipt
: want het heeft fomtyds de Halmen
maar een Handbreed hoog. Hy twyfelde
niet, of het was door geheel Siberie gemeen.
9t Getal der Vrugtbeginzels en Zaadhuisjes
verandert van drie tot zes, maar natuurlykst
is het drie, zegt L innjeus . De Zaadjes
zyn omtrent zo groot als Peperkorrels, waar
van fomtyds maar twee tot volmaaktheid komen,
zo Baühinus meldt.
T K I G L o c fi I N. Zoutgras. .
De Griékfche naam , voor dit Geflagt ge* Hoofd-
bruikt, betekent eigentlyk Driepuntgras, en is
daar op toegepast, om dat het Zaadhuisje,
van onderen, driepuntig open fplyt. Men
heeft hét voorheen onder de Soorten van Gras
geteld. T o d r n e f o r t gaf *er, wegens de
Biesachtigheid , den naam van Juncago aan,
dien M ie h e l i o s heeft behouden. Ik noem
het Zoutgras , om reden als men ftraks zal
zien* De Bloem beftaat, volgéns onzen Ridder,
Uit drie Bloemblaadjes, die in een drie*
bladïg Kelkje vervat zyn; doch volgens Ha l -
ler heeft het een zesbladig Bloempje, waar
van de binnenfte Blaadjes de Meelknopjes bevatten,
die haar Stuifmeel veerkragtig uitwerpen.
M i c h e l i ü s , wederom, houdtze allen
voor Kelkblaadjes en fchryft dus een Bla-
derlooze Bloem aan dit Geflagt toe. De Styl
beftaat uit drie of meer langwerpige Vrugtbeginzels
, aan ’t end gekroond met een ruigen
Stempel, Het bevat de volgende Soorten.
( I) Zoutgras met driehokkige, byna Liniaak, j
Zaadhuisjes. Trighthin
paluftre.
r\ jVÏOGDee
» jasfig.
( i ) triglochin Capfulis trilocularibus fublinearibus. Sijst*
]Vat. XII. Gen. 448. Veg. XIII. Gen. 453. p. 286. Gort.
Velg. p. 106. Gouan Monsp. 189. Ger, Frov. 125. JACq.
H h Vind.