5'
VI. de Aairtjés Manwyvig ; de onderften ver-
Afdeel. ^ af en met een langer Blaadje voorzien:
Hoofd, ge Halm driekantig.
STUK,
Van dit Biesachtig Gras , dat op Zandige
plaatfen in Europa groeit,maakt HALLERtwee
Soorten zo de Heer de Gorter te regt
aanmerkt, die geen van beiden met de onze
ftrooken, welke overvloedig in de Duinen en
aan de kanten van Zandige Akkers in ons Land
voorkomt , en aldaar Helmdraad genoemd
wordt. Zy is, wegens haare kruipende Wortels,
lastig zegt zyn Ed,,en gehaat by ,*tLandvolk;
doch die Wortels zyn tot Medicinaal
gebruik, in plaats van Salfaparilla, aangepree*
zen. Mooglyk hebben zy dergelyke kragt als
de Graswortelen. In Sweeden, daar men het
veel aantreft in het Stuifzand, aan de Zee-
ftranden, is de Halm maar een Handbreed
hoog; doch in Switzerland bereikt de ééne
Soort van Haller wel één, de andere twee
Voeten hoogte.
VIII. (8) Cyperbies met een famengeftelde Aair; de
Carex Uli- Aairtjés Manwyvig, de onderften verder af
ginofa. J
M o d d e r i- en met een langer * Blaadje voorzien: de
gc‘ Halm Spilrond.
Op
("8) Carex Spie3. comp. Spie. Androgynis, infer. rei
motior. Foliolo long. inftru&is; Culmo teretj. Sp* Plant,
7. Fl. Snee, 748, 836,
SM
On Modderige plaatfen in-Sweeden is deeze vr.
waargenomen , die de Halmen maar een Vin* y.
ger lang hadt en een zeer famengeftelde Aair,
gelykende veel naar de voorgaande; doch de
Aair is platter.
(9) Cyperbies met een famengeftelde Aair; de jx.
Aairtjés Eyrond, ongefteeld, digt by aJÏÏÏ*.
kander, overhoeks, Manwyvig ^ naakt. ^H a a^ en -
Cio) Cyperbies met een meervoudig famengeftelde
Aair, die van onderen losfer is: de Vosfen-"
Aairtjés Eyrond, Manwyvig, gekropt, van ftaartige,
boven Mannelyk. W e-
* (jP) Carex S p icä com p o fitä ; Spiculis ovatis fesfilibus
approximatis & c . Sp. Plant, 8- G o r t . Belg. 265. G o u a k
Monsp. 482. Ja cq . Vind. 166. FL Suec. 7 5 1 ,8 3 7 . G m e l .
Sib. I . p, 147. C a r e x Spie. nudis fubrotundis diftinftis
Sic. Ha l l . Helu. N. 1361. C a r . anguftifolia Cau le trï-
quetro & c . S e g . Ver. I . p. 124. T- E f- 2. G r . C y p e -
roides paluftre majus S p icä divifä, C . B.. Pin, 6. Thealr.
88, Gr. Cyperoides ex Monte Ballon, fpïca divifä. J.
B. Hifi. II. p. 497. Gram. Cyperoides parvum Aq. L o b ,
Ie. 19.
(10 J Carex S p icä fupradecompofitä inferne la x ïo re
& c . Sp. Plant. 10. Gort. Belg. 265. GouAtr Monsp. 482.
Jacq. Vind. 166. Fl. Suec. 7 5 0 , 838' Oed, Dan. 308,
R . Lugdb. 74. G m e l . Sib. I . p. 146. T . 32. C a r e x
Spicis fubrotundis echinatis & c . H a l l . Hetv. N . 1364.
C a r . Paluftris major R adic e fibro fa. Mich. Gen. 69. T .
33. f. 13 , 14. Gr. Cyperoides paluftre majus , Spicä
compaftä. C. B . Pin, 6. Theatr. 87. Gr. Cyperoides tri-
quetrum Spicä integrä. J. B. Hifi, II. p. 479. Gr. Paluftre
Cyperoides. Lob. Ic . 19.
Kk 5
II, Deel. XIII. Stuk, w
m i\
'ijEmJ1 | i
m9
1
E S I
ii I
*pr|
iÜHI