J O A N N Î S s w à m m è r d a m m ì ì i l *
te£fcae, imponimi-; paullatim tunc torreri eam
àrefcere, indurari, tandcmque nigram evadere
òbfcrvavi. Ncque unquam diffluit hac ratione
igni expofita : imo vel nuda fi in ignem conji-
c itu r , aut candelac accenfac admovetur ; nefic
quidem unquam ardet. E x hifcc experimentis
vidcbatur mihi parum admodum de materici
iftius pinguitudine, cujus cxàminandae gratià ea
inftitucram, conftare : praeièrtim quia animad-
Vertebam, iilam valdc fimilem cflè ifti materici»
quam Apes, in quinto pofteriorum Tuorum pedum
articulo deftxam, fuis jugiter Alveafibus in-
ferunt, & quae ab omnibus Apum Cultoribus
pro Cera habetùr. Propterea & matefiem hanc-
c c , quam Fuis inpcdibus Apes portànt, exami-
ni fubjiciens deprchendi, quod prorius eadem
fit Pani illi medicato Apum. Faétum hinc eft,
lit v ix äc Me v ix quidem perfuadefe mihi pof-
fim, quod Apes Ceram, fine alia intercederne
praeparationc, pcrfedtam e campis in Alvearia fua
defcrant : qucmadmodum paritcr induci haótenus
liaud queo,ut fimilc quid de Melle credam ; qui
potius exiftimo,id in Apum Vcntriculis in dul-
cius magifquc temperatum & fpiffius liquidum
coótiònc transmutari: quamvis tamen etiam fier
i poffit, fertilibus praeiertim atque ferventiori-
bus aeftatibus, ut M e i, quale a natura para-
tum iriveniunt Apes, intra cavum Probòfcidis
fuaecolligant: verum, quia piena eft granulis,
6c quali glandulis obfita Probofcis ; hinc ièqui-
tur , Mei in ea pariter nonnullam mutatiònem
fubirc. De Cera faltetìi nullus dubitò, quin ipfis
àb Apibus praeparata fit. Quidquid denique
hujus rei fit : quum pöftmodum dubia ifthaec
tnea intclligentibus Apum Cultoribus óbjice-
j-em; uno omnesorc id mihi concedere fuerunt
coa&i, quod niillum animadverti poflìt diferi-
mcn inter Panem leu Cibum Apum, & inter
Ceram, quam Apes, pedibus fuis adglutinatam
recens in Alvearia detulerunt.
Propterea Panàri iftum cum Meffe milcui ;
ù t ipfe viderem, anrie quid inde poflèm confi-
cere: verum experimeriti eventus me docuit»
quod ratiocinando minus redbe calculum pofue-
rim. Principio quidem, ciim milcctur, valde
tenax evadit & giurinola mafia ; quin magis
etiam, quam ante, diffluit, & Tuba&u faciliorfit,
quando igni exponitur: atvero Ubi paullodiu-
rius ignis vim patitur , priftiriam denuo naturimi
fuam prodit. Liquefcit itidem in aqua,
lice multum a priore fua indole reccdir. !
Attamen experimento ifthoc inducor, ut aliquo
Biodo crcdam, quod haec giateriesfite qua Apes
Geen
diffiueert fy nooit, nog fy en brand'ook ooit\ in ^
vuur geworpen fynde, ofte met de kaars aangejloc=
ken wordende. Uyt deefe experimenten dogt my dai
men ten aanfien van de vettigheid van deefe flof,
die ik daar in fiogtc;, feer weinig kon oordeelen. Tè
mecrom dat ik fag, dat defelvefoo feer overeenkomt
met bet geen de Bijen, op bet vyfde Ut van haaré
agbterjìe beenen, geduurig aan in bare Korven draa-
gen, ende bet geen byy der een voor Wafcb geoordeeli
wort. Waarom ik dan ook dèe f i f i of, diefo op haa-
re beenen draagen , me e de beb onderfogt -, ende ik
bevinde dat f e even deftlve u , als dit gejigt me-
dicinaal broot der Bijen-. Het welk my e ene feer
groote zwarigbcitveroorfaakt beeft om tc gelooven,
dat de Bijen bet Wafcb onmtddelyk uyt de velden in haari
Korven fiuden draagen, gelyk ik ook dat filve fio van
den Honing niet en geloof, men ende, dat fie die tot een
foeter ende gemaùgder vogtigbeid en harder confil
ftentiein beare Maagen beb bende verkooken; hoewclfè
egter den Honing ,foo natuurelyk aljjegevallen is, mee-
de wel fiude kunnen in haar Snuytken vergaarcn j
ende dat in vr'ugbtbare ende heete fomeis, maar alfoo
hetSnuytke voi greynkens, en als met klierkens he*
fot is, fio moet den Honing dan ook daar in eenigè
verandering bntfangen. Dan wat bet Wafcb aangaat *
daar en twyfel ik ganfcb niet aan , o f bet is een
bereiding der Bijen fielver. Watt er van f y , ais ik
derhand deefe zwarighèden verflandìge Bìjenbouders
quam voor te werpen, foo bebben fy my eenpaarigb
mocten toefiaan, dat men geen onderfebeit tujfckeh
bet Wafcb ende'bet Byenbroot, wanneer de Bijen. dai
in den Korf op haar beenen gekleeft dragen, kan be-
merken-.
Hieroin heb ik dit Bijenbrood met Honing gaàà
mengen, om alfiofolvs te fien, o fik daar wat vati
kon maaken, dan de uytkomfi le erde my, dat ik niet
wel geredeneert had. In yt eerß e mengen word
het wel feer taay, bnkleeverig; bet vervloeit cok
meer als te voòren op het vuur gelegd fynde, en bei
Word handelbaarder om te knee den, maar egter ali
bet wat lang op bet vuur fiaat, foo vertoond bet ß n
èerflen aard. Het Jmelt ook in het water, en ver-
fobeeld niet veel van fyn oude natuur.
Egter fio doet my dit experiment eenrgfins geloo-
ven, dat dit de ß o f is, dien de Bijen tot JVafch
B I B L I À n a t u r a e . 3 H
ipiàs I' verwerten. Het wclk ik geloof, dat fy dan doen
'Ceram praeparant. Exiíhmo *utem
falivae fuae,aut excreri coftique Mellis admin
i c u l o , h ò c opas perficerc, Unde , quamvis
forte verum quoque fit, quod dicitur, Apes
materie hac, loco remedii, u n ; attamen nullus'
dubito, quin urgente affluentrac tempore
cam colligant-, ut'dcinceps, cum p.enuria, tenr-
p e f t a s húmida; fterilefque & tenébncofi dies
inftant, aut quando evolaré haud poflunt; ci-
•dem perficiendáe operam navent. Quod quidem
ari itá fe Habeat, experiri levi negotio quis
met haar.fptekfel, ofte uytgefpogen ende verkookte
Honing: waarom ik dan niet en twyfjel, boewel de
Bijen met konfi defe ß o f tot haare fickten ;
als men fegt $ fouden kunnengebrtty ken ; o f fy verga-
deren defetve hi den tyd van overvloct, omfe in tyd
van noodt, nat. weer , ende onvrugtbaare duyßcre
dagtn te verwerken, en op die tyd, als fy niet uyt
kunnen vliegen : waar von. men ook ligt de proef
fiu kunnen neemen. Soo dat de Bijen "dan hier in
finden .volgen . baar manier, die fe bebben, om ook
wel meer Honing, als fe wel van doen bebben, om.
in tyd van nood van te leven, intefumelen, dut wel
fimtyds tot 30, 40, 50 , en 60, ponden toeloopt.
Jaa fy fijn fomtyds fio yverig om Honing te vergqa-
•en, dat fe baar Broet wel uyt de Korven werpen, cn
de leege bttyskens daar van dan . Viel niet Honing
opvullen : dan ik geloof, dat dat ook nog een andere
reden beeft , die nog te bemerken flaat, ende te 011a
derfieken is-.
poflet. Videnmr igitur Apes eodem fefe mo-
;do 'circa hand matériem gel-ere | ac ipfis circa
Mei ufitktum eft rhùjus enim itidem plus còl-
\igunt, quam opus habènt; ut inòpia urgente
Inde vivere poffint/ Acquar fnperporidium
Iftud aliquando 30, 40, fio , vel 60 libras-. 1-
mo vel eoufque nonnünqúam ipfarüm in col-
ligendó Melle ftúdiúm procedit ; ut & proge-
riiem fuam Àlvearibus ejíciant,celiula'fque fic e-
vacúatas Melle repleant : attamen crediderimj
■aiikri àdhùc fubelle hüjufce àòtus rationem.
‘quae efìamriuin animàdvefteridà atqùe expifean-
‘da fiiperc'ft’.
^ S ie t föo geiöpj ik cldn-, dat de Bijen de g e ß fe
fto f fouden kunnen vergadtren , om in tyt vaft .
noodt, ende febadrsheid, defelve totWufch te verwerken,
Ita igitur feririó , quod Apes dictam niate-
rièm forte còacervent ; ut eam, penuriae atque
"fterilitatis tempore, inCcram perficiant, tum
■céllulas Favorhm ea obfignent, & fiiper texta
Vermium-, qui fila duxerunt, ¿am adglutinent ;
quemadmodum poftea accuratius exponam:
Fraeterea crediderim-, hanc materiem quoque
‘oftio Alvearis , cum hyems inftat, obfignandoj
but potius contra frigoris mclemènriam arigu_
ftando, infervirc : nifi quis verofimilius effe
putet, ipias, quam huic operi impendunt, ma-
teriem dé r'eliqùa Cera abradere ^ 'but potius
propòlim hanc per meníes autumnales de Bc-
tullis 8c Popiìlis colligere , qua deindé, riti
Apum Cultores perhibent, non oftium dunta-
xat Alvearis ànguftius efficitint ; verum & qua.n-
doque totani Alvearis partem inferiórerii, marginan
, 8t afferem inveftiunt, atque intrin-
fecus obduc'unt. Pahis ergò Apum; juxta ac
Apum Cultoribus v id etur, diverlum quid a
‘Cera fòret : at, meo quìdeìri judiefo, ipfa eft Ce-
Vae materies, riòndum tameri praeparata.' Ad
Pañis Apüm fabricam pùlclìerrime contemplari-
Ydam atque inveftigandam, áccomodatiüs riihil
eft, quam micròfcopium feqrienti modò-adhi-
berc. Immittitur Apum Panis in vitrum aqua
pura plenum, tumque Concutitur nonnihil, ut
mtcnùem pulvcrcm feparetur : quod, libi forte
haud fatis expedite fuccedit, exiguo 8c Tubatili
ook om de Huyskensvan bet Honingraat toe te
fegelen, en te kleeven over bet fpinfel der Wuirmeß,
die gefpormeti bebben ; äls ondet nader fa l gefegt
worden. Nog geloof ik ; dat defe ß o f dient in de
wintertyd om bet gat van de Korf toe te fegelen; qf
lieve'r tegehs ge kbiläe näauwer en enger fe maaken.
Ten fy menliever wilgclooven, datfe dat van bctaif-
dere Wafcb affchrabben; o f liever datfe dit voorwetfeb,
i dt hcrfßmaimden , van Berkenboomen, en Popu-
Ücrboomen hveeten af t’e baalen, waar mede f y , foo
de Bijehbouders foggen, niet alleen bet gat van
de Korf naauwer -maaken , maar ook fomtyds den
gantfeben Korf van onderen , en den rand, en den
plank, bekleeäen , en ook vttn binnen overtrckkerr.
Soo dat dan het Bijenbrood wat anders nog by baar
als Wafcb fiu ß jn i fynde bet by iny de flojfe van
Wafcb, maar ongewerkt. Om bet maakfel van bet
Bijenbroot bet bcquaamße fe befibouwen, en te onder
ficken, dat feive kan men niet beter doen als met
een vergVootglas, op defe iny s. Men neemteen glas
met jcboon water, waar in men dan het Bijenbrood
I f g j j moet, ende dan wat omfcbommelcn, foo f it
bet als een fyn poeyer van een gedeeld werden: dan
foo het dat niet vaardig genoeg en doet , foo kan men
een fijn en kleyn penfeelkcn daar toe nog gebruyken:
Dit poeyer moet men dan op een fluksken glas, foo
8 B b b b b i K