corufcantes; quarum fuperiores duabus macu-
lis nìgricantibus, venuflisque nervulis intercur-
rentibus, exornantur. In imo Thoracis fex
Crura cernuntur pellucida, ex fpadiceo rubra.
Abdomen in Annülos aliquot dividicur, extre-
moque fuo Tatis confpicuum geric Aculeum ;
cujus ope Animalculum , dubio procul, Quer-
cuum ramulos, Ovulorum fuorum gratia, info-
rat. Caeterum tota nigra eft haec Mufca. O-
vulum ejus hattenus nec in excrefcentiis, nec
intra Foemellae corpufculum, videre mihi
contigit ; quandoquidem earn nondiffecui. Ob-
fervationem hancce Junii 26“ coepi} quo tempore
multae iftarüm adeo mirabilium Mufca-
rum e Goffypio foras proreptabant. Inde au-
tem usque ad Srum Julii haec exitio durabat. Maies
Foemellis minores erant.
D E A N IM A L C U L IS , Q U A E IN FO L IO -
R U M Q U E R C IN O R UM TU B E R C U L IS
T A M A R T IF IC IO S E E T MIRAB ILI-
T E R C O N C L U S A R E P E R IU N T U R ;
U T Q U A E C U N Q U E H A C T E N U S
D IC T A S U N T , H U IC O B SE R V A T IO -
NI PRIMAS D E F E R A N T .
R e s , quam, a me obfervatam, impraefentia-
rum expofiturus fum, adeo fuo in genere fin-
gularis e ft; ut nihil fane in rerum Natura un-
quam poflit detegi notabilius. Unde omnipoten-
tia & fapientia Conditoris heic,tanquam vividiifi-
me radians Adamas, oculos feriunt, atque tam
aperte iuis in creaturis fefe manifeftant j ut ha-
rum etiam viliflimae fummi A r ch ite li laudes
& encomia aeternum exclament, ac veluti to-
tidem voces fint > quibus ad amorem timorem-
que fupremi Numinis compellimur, DEIque
imaginem in Nobis cognofcere docemur : in
Nobis, inquam, qui facultatem obtinuimus Crea-
torem in iis , quae c rea vit, inveftigandi , &
magnifica Ejus miracula detegendi.
U t autem ordine haec res a me proponatur ;
Tubercula foliorum Quercinorum & Excre-
fcentiam, quae in his reperitur, prius defcri-
bam, atque oculis exhibebo. Deinde vero ad
V e rmis , Nymphae, & Mufcae , defcriptio-
nem demum progrediar. Circa Excrefcentias
animadvertere op orte t, quomodo fitae, con-
ilruttae/figuratae ,coloratae, & qua magnitudine
fint vel parvitate. Situs earum irregularis
e ft, & propemodum fimiliter fefe habet,
a c in Tuberculis foliorum Urticae fupra often-
di. Quaedam, anteriorem folii p artem occupanj
------- UIUKiKens^
en door Iopende cierelykc fenumkens opgefcbikt jm
Onder aan de Borfi heeft bet fies doorlugtige ci
Jlanie rode Beenkens. De Buyk die mord in eeni.
ge ringekens verdeelt, en agter aan is fy met em
Jeer kennelyke Angel gemapent, maar meede
Dierken, fonder alle tmyfel, een opening voorfp
Eyeren in de Eyke takskens,maakt; de couleur van
dit Megken is heel Jmart. Het Ey daar van hcb
ik tot nog toe niet gcften , foo mel in de uytrn.
kens, a lsin de ingemanden der Vliegkens dieilt
niet ontleed hebbe. Deefe obfervatie nam ik m
den 26 Juny, op melken tyt daar veele van deeft
admirable Fliegkens uyt bet Cattoen kmamen, dot
tot den 8 July continueerde : de Mannekens ma•
ren kleender als de Wyfkens.
V A N D E D IE R K E N S , DEW E LK E MEN
IN D E W R A T K E N S D ER EYKE
BOOM B L A D E R E N , HEEL HUNS
T IG E N SO O W O N DERB AARLYK
O P G E S L O O T E N V IN D , DAT HET
A L L E S O V E R T R E F T , WA T TOT
N O G T O E G E S E G T IS.
De Obfervatie, die ik tegensmoordtg gaa w
fe ile n 1 is in fyn foort foo raar, als men ooit iets
in de Natuur kan ontdekken : foo dat de Map
tigbeid en Wysbeid GODS daar, als een beider,
flikkerende Diamant, ogen kennelyk in uytblinkt,
en fig foo taflelyk in fyne Schepfelen opcnbmt,
dat de alderminße daar van fyn lof ende roem
eeumig uytgalmen: en als foo veele ßemmen fyi,
die ons tot de vrefe en lie f de G O D S nodigen,
en om fyn beelt in ons te erkennen: in ons feg.
ik , die de kragten ontfangen hebben , om den
Schepper in fyne fchepfelen naa te fpeuren, enjf
ne boog ßatelyke Wonderen te ontdekken.
Om deefe verhandeling ordentelyk te doen»p
fa l ik eeifielyk de mratkens op de bladeren der Elke
boomen befcbryven , en bet gemasken, dat‘men
daar in vind, ten toon fe ile n , maar naa iktäf
befcbryving van de Wurm , de Pop , en de
fa l over gaan. Omtrent de uytmajfev daar ^
aan te merken , haar fituatie , conßruftte, y
guur , couleur, en haar grootbeid ende kleen
Wat de fituatie belangt, die is irregulier,en
naafien by op de manicr , ,gelyk in de ge®M ^
op de bladeren der Neetelen vertoont is.
ge flaan voor aan op bet bladt, en dat by V ^
pantes, nervo vel adfident, vel fupeme ad*
t c r e t a e infident aa, Aliae vero folii medium
f n e n e n t , nervo ibi decurrenti fuperimpofitae b.
Nonnullae tahdem c ir c a e x trem a s folii oras
Lfparfira collocatae ce rauntur ce.
Tubercula ha e c e dura conftant m a te rie |
I Dodofa, compatta, fa c ile diffringenda ; quippe;
quae m^
; 1 nihil lentoris h a b e t , atque hin c Cardia-!
ginu naturam hac dote aemulatur. Interim
haud noverim tarnen aliud quidpiam, cuiapdus
adfimilari queat ifthaec materies , quam Cali-
cem, quo. Avellanae, etiamnum immaturae ,
ex Corylo pendentes, fucciiiguntur , & bafi
fua excipiuntur» Atque hunc in modum media
folii Quercini tunica induratur , atque in
Tuberculum excrefcic ; fi quando fernen aut
Ovulum tenellae Mufcae in illam infinuatur. 1
Figura iftorum Tuberculorum norinunquam:
rotuuda eil ; alias ovata & oblonga j quan*-
doque etiam duo , tria , vel quatuor ejusmodi
Tubercula inter fe concreta, unumque fere
corpus coniUtuentia, offendun tur. Colore pie*
rumque gaudent faturate viridi ; aliquando di-
lute caeruleo ; nonnunquam etiam ad album &
flavum vergente. Magnitudo eorum perquam
varia eil : prout vel in primordiis fuis adhuc-
dum conilituta funtj vel magis minusve incre-
verunt; vel excrefcentiae duae in unum T u-
^berculum, perfettum, confluxerunt b,
Prima iftorum Tuberculorum rudimenta nun-
quam hattenus confpexi: haud enim , nifi ca-i
fu fortuito, evenit, ut ea , praefentibus T o -
parcha 'Nieumenrodae, ejusque Conjuge , fin-
gularibus meis Amicis , in nemore Hagienfi
obfervaverim, fimulque tum fat multa mecum
detulerim domi examinanda. Hinc illa tan-
tummodo miracula, quae accuratiffima fcruta-
öone in üs obfervavi, exatte heic nunc defcri-
bam. In quodam ex maximis iftorum T u lli.
berculorura, cujus partem fuperiorem refci-
• deram d, ingentem fatis animadvertebam ca-
vitatem, in qua tres iterum aliae, peculiares,
sere centiae e occurrebant ; quae quidem qua-
nam ratione eo devenerint ; ego cogitatione
equi haud poteram. Minorum harumee
; ere centiarum fingulae, fingulare Iveluti intra
> at nullo tarnen fepimento
e * . ® ^ o tta e erant. Quum dein tres iftas,
fip-n^aU aieS 5 Excrefcen^ inde exemiffem/;
alrpr ^ 3 ^ a fc o lis , quorum alterum latus
a»®Vvertew“ no riUS £ft’ haudabladere
W i o i a r J Q “ n aPParebat eu am m
> tanquam fi tenuis petioli Intervent
deSenum , daar fy boven op groeyèn a z . An*
dere wederatn die flaan midden op het bladt, bo-
ven op de Senum, die al daar door loopt b. E li
fommige fie t men hier en daar, op de uyterßd
randen van bet blad geplaatß c c .
Deßrudtuur deefer gemaskens beflaat uyt een
barde, knobbelige, en fubßantieufe materie, die men
ligt kan door breeken , alfoo fy geen taayigheid
h é e ft, maar door fy over een komt met de natm t
van de Kraak-beenen. En ik fou haar niet betet
kunnen vergelyken , als met de kelk, die de Haa-
fe nooten omvangt, manneerfynog onryp aan de
boom hangen, en daar in met haar grond befloo-
ten morden. En op deefe myfe, foo verhart fig
bet middelße vlies van h e i Eyke, b la d , en het
groeyt tot een mratken uytt manneer als het faat^
o f Ey van een tenger Vliegken daar binnen in
gebragt word. De figuur deefer mratkens is fom-
tyts ront, fomtyts eysgemys, en 00k langmerpig ,
enfom tytsßet men ookt dat’er tmee, àrie , a v ief
mratkens te famen groeyen , en als dan by kans
een lichaam maaken. D e couleur befiaat meefien
tyt uyt een donker groen , fomtyts uyt den blaau-
men gemäßen, en fomtyts naa bet mit en geel
trekkende» De grootbeid is feer verfcheyden, naa
dot het gemasken in fyn begin is , q f meerder o f
minder is aan gegroeyt, o f dat tmee gemasken^
ten volkome mratken uyt thaaken b*
Heel in haar begin beb ik deefe gemaskens nog
nooit gefien , alfoo bet cafueelmas, dat ik defelvt
met de Heer en Vruu van Nieuwenrode , mynt
byfondere vrienden , in bet Haagfche Bofch kmam
te dbferveeren , en daar een goet getal van meede
nam , om die te examineren. Daarom fa l ik alteen
die monderen daar van maumkeurig befebry-.
ven , die ik heel naaumkeurig daar in maar ge~
nonten heb. In een van de grootße gemaskens,
daar ik bet bovenfie deel van kmam a f te fnyden
d , bevond ik een redelyk groote holligheid, maaf
in ik nog drie d fiin fte andere gemaskens obfer-
veerde e , fonder te kunnen denken, boe fy daar iri
gekomen maaren: ieder dçr felve kleene gemcfskens,
fag men als in een f eparate holte gelee gen , boe-
mel fonder eenig affcbutfel. A ls ik deefe drie particulière
gemaskens daar had uyt genomen f ; foo
fa g ik , dat haar figuur niet kmalyk over een
kmam met de Turkfche boonen, die aan de cent
fyde mat dikker als aan de andere fyn : en in f(
midden vertoonde het f ig , als o f fy meede met een
kleen fieelken , als aan een kelk badden vaß gefec*
H h hh h h h h h ttn ;