J O A N N I S S W A M M E R D A M M I I
380
ginantur, faepiffime notabiles occurrunt ano-
tnaliac: quamvis generatim omnia, obiter in-
fp e íla , pcrquam regularía eile videafltur.
Ulterius animadvertenduni e ft , quod Apes
cellulas fuas haud feorfiim fing'ulas exftruant;
ita nìmirum, ut unam plane perficiant prius,
q'uara alteram inchoerit: imo vero infignem
domuncularum numerum, Una cum harum fun.
dimenio, fimul codem tempore conftruere ad-
grediuntur. Principio quidem trigonum illud
oblique dcvcrgcns , acute coicns, concavum fun.
damcntumlocant ; deinde inferiora atque inacqua-
lia latera hexagona conftruunt: ut adeo in Alveari
unico, eodem tempore, & fondamenti ini-
tium, St rudimenta parietum hexagonorum cellula
«: ab uno latere, & eadem cellula ab altero
latere, codcm fuper fundamento, altius edudta,
& alia rurfus quaedam latera modo inchoata arque
emergentia, fimul videri queant. Praeter
.eà circa hanc cellularum aedificationem mirabi-
liffima quaedam & artificii pleniffimà Apum di-
redtio adhuc memoranda venit : ea nimirum
utuntur ibi ldcorum, ubi aflurgentia cellularum
latera, hexagona, quam tcnuiffima funt atque
kens aan de andere vaß gebouwt worden, daar fiet
men dikmaals ongeregelthceden , die merkelyk Cynt,
wewcl egter in ’’t gemecn, ende in ’t nyterlyk aanßen,
alles feer geregeld fchynt te fyn.
Nog foo is aan te merken■, dat de Bijen haare
Huyskens niet na vervolgens op en bouwen, dat is
bet eene Huysken eerß, ende gebecl volmaakt, en
dan bet andere; neen : maar fy bouwen een feer
groot getal Huyskens, te gelyk met haar fondament
, ende op een tyt. Eerß bowwen f e bet drie-
kantig fibuyns neergaande, ende fpits toelopende
kwylugtig fondament, dan de onderße ende de m -
gelyke fesboekige fyden. Soo dat men in een Korf,,
ende op een tyt kan fien bet begint/el ran ’/ fon*
dament, bet begintjcl ran de Jesboekige fyden ran
bet Huysken aan een fyde , ende de bog er opbou-
wing van bet gefeide Huysken aan de. andere fyde,
op bet felve fondament} ende dan weedetom eenige
andere efjen begonnen opgehaalde fyden. .
Omtrcnt dit bowwen der Huyskens is nog aan
te merken eene feer wonderlyke konßige roorßgtigbeid
der B ijen: teweeten, dat ter plaatfe, daar de op-
gaande fesboekige fyden der Huyskens op haar al-
derdunße fyn , ende feer teer ; ende de Bijen nit
tenerrima ; 8 fubid tempus, quo cellulas hafee dge^ eenigen tyt willen laten ongeboüwt
aliquamdiu imperfedtas relinquere volunt: quod hgt wglk ^ :higt ^ ß[s l g Wyß e 0p een anmm
Enpmella. fernen vel quidem obtinet, cum Foemella,iemen OO - . /- >, »__ r...±
vula fua deponendi gratia, aliam fernet in Al-
vcaris partem conferì ; quemadrrvodum infra pro-
lixius explicabo. Hoc ubi contingit; Apes
prius omnes hexagonorum & inchoatorum la-
tcrum oras muniunt, ne frangantur interea aut
curventur ; qilod quidem frequenti Apum fuper
cas difcurfu facile fieri poflet. Latera igi-
tur' cellularum imperfedtarum fuperne adglcr-
tinato inftruunt margine, de fpiifiore 6c foli-
diorc Gera p a r a to - , atque fuper extrema laterum
hexagonorum, in ambitu, margincm hunc ce
reum adplicant ; ut ideo figura hexagona cel
lularum, jamjam clucefcens, quodammodo rurfus
obfeuretur. Quin fimili nonnunquani ra-
tione vel pcnitus elaboratas etiam domunculas
fuas praetexunt ; tumque id praeterea boni inde
in eas redundat, qu od , ficubi cellula c-
jufinodi dcinceps obfignanda e f t , haud tantum
temporis & Cerae requiratur impendendum.
Apiculac ergo, rationc inchoatarum fuarum ccl-
lularum, candem heic adhibent circumfpedho-
nem, ac fi quis tencrorum atque defradtorum
poculi cujufdam vitrei, laterum oras extremas
liquata Cera vulgari, five figillari, obduceret,
u t firmentui, & minore eum periculo tradtari
poffinr. Maoefebiet,
als bet Wyjke op i
der oort van de Korf, om aldaar haar faat o f Eye-
ren te feiten, zig begeeft, als ik onder nader feggen
fal. A ls dit gebeurt, foo verJörgen de Bijen
eerß alle de randen van äeefe Jesboekige en begonnen
opgeboude fyden, voor breeken o f tnbuygen,
dat ligtelyk van haar dcor daar over en weer te laufen
fou kunnengefebteden. Het felve doenfe dan ,door
boven op de fyden der cnvolmäaktc Huyskens een
rontagttgen rand, ran dikker endeßerker Wafcb teklee-
ven: deefen rand ran Wafcb klevevfe over de f e i
bockige fyden in de ronttey foo dat de ßgtbaarheiA
ran de fesboekigbeid der Huyskens eenigßns daar
door weg genoomen wert. Dit doenfe 00k wel omirent
haare volkomen opgeboude Huyskens, daar fe
dan dit nut nog van hebben, dat, alffe naderhant dit
Huysken willen verfeegelen, dat f e dan daar foo
veel tyt, nog 00k Wafcb toe hoeven te rerbeefigen.
Soo dat de Bijen omirent haar onvolkome Huyskens
hier deefe roorßgtigbeid gebruyken, als of te-
mant de teere ajgebrookc fydinran een roemerofglas,
op fyn kanten met gefmolten Wafcb of lak over-
kleefde, om die ßtrker en beqiiaamer tegens bet
bandclen te maaken.
H
Mariutn domuncubc plus tema parte .m a- 1 De HuIyskens der Mannekevs fyn ruym een ¡1er.
uam Apum Vulgarium cellula z-A de part grooter als die der gemeene Bijen, ende even
«oresiunt, quam npuu* vu .5 -.~ ~ - ,
i r eùndem tarnen pemtus in modum ftbrefaftac,
atque communiter .n parte Favi infima collocane
■ poll reliquas tnim offlneä odhiläs demum
op de felve wys van maakfel, ende gemeenelyk heel
onder aan bet Honingraad geplaatß :want fy worden
bet laatße ran alle de Huyskens gemaakt. Sy fyn
fmty ts wel' drieende vierhundert, ende 00k meer in
't getal, fomtyts ßn'fe merkelyk minder ,• dat de
Bijenbouders de drooge jaaren toefebryven, ende de
veelbeid van de Huyskens der Männchens de natte
jaaren: willende daarom, dat veelc Männchens in de
Korf een natjaar fanden betekenen, dan dit fyn alles
conftruuntur, Qtiandoque earum' trcccntae,
nuadrmgentae, & vel plures etiam numerantu
r ;-quandoque autem multo pauciores ; hoc
ficaie anni conftitutioni acceptum referuntA-
pmnCultores;illud, numcrofiores videlicet Ma-
rium cellulas, copiofis pluviis ; unde etiam Ma-
rium in Alveari multitudinc humidam anni con-
ftitutionem lignilicari perhibent. A t mera haec
funt phantafinata, nonnifi inde prognata, quod
opincntar, Apes, cum anni ficciores funt, Mel-
li duntaxar colligendo inhiare ; humidis contra
annis generationem curare. Verum, ut vel per
quinquaginta nonnunquam annos Apum cultu-
ram exercuerint hi homines; necquicquam tarnen
de Generationis negotio intelligunt, &
nequidem norunt , qualenam Animalculum
fit Apieula ilia incubans, quam Marem vocant.
Nolim heic, Ledtor, u t, quam exhibeo, numeri
cellularum determinationem credas abfolu-
tam & exadtam effe: quandoquidem in genere
tantum ex multitudinc calculum pofui; neci
adeo accurate turn temporis omnes dinumeravi.
Foemellarum cellulae unico in Alveari
quandoque triginta reperiuntur,pauciores tamen
perfedtae , imperfedtae plurimae. Plerumque
minus regularis earum fabrica eft : plurimum
tameaoblongae, fubrotundae, & hinc pyrifor-
mes funt;quandoque nonnihil redtiores& minus
ventricofae piro ; alias vero paullo iterum magis
globoiàe. Externa earum fuperficies inaequalis
eft,afpera,foveolis atque extuberantibusjugis di-
ftindta, ad Fav i figuram conformata. Intus
quidem, uti cellulae priorum atque Vulgarium
Apum, laeviffima gaudent & penitus expolita
fuperficie : at ab his tamen difierunt rurfus ,quod
ampullaceum veluti cavum, eraio vel cxcavato
piro fimile, conftituant; adeoque capaciffimae
finr, 5c amplitudine tam Apum Communium
quam Mariam, cellulas multum antecellant.
Foamellis igimr longe infignius,quam Apibus
rdiquis, conceffum. eft fpatium, quo fuis in
cellulis fernet convertere liberius queant: cujus
difcriminis rationem fuo loco exponam
Foemellarum hae domunculac plerumque, &
tantum non. conftanter, circa crepidine», extan-
tefque margines 5c angulos Favi funt colloea-
tae > Ktfiufqiie in, centro, v e l medio inter reliquas'
maarinbeeIdingen fewelkeniet enßernten,als op
dit gevoelen, dat de Bijen in drooge jaaren niet
en tragten,als om Honing te vergaaren, en in natte
jaaren foobebarftgen fy de voo’rtteeling; van de welke
faak der voortteling nogtans, hoewel defe Bijenbouders
daar fomtyts wel vyftig jaar meede omge-
\gaan bebben, fy egter niet bet geringße weeten te
feggen, nogookwat bet Broed-beyke, foo fy bet
Manneken noemen, voor een dier is. De leefer moet
00k deefe reekening van haar juyfl getal foo net niet
neemen , alzoo die in % gemeen van my genomen
wort .uyt de veelbeid, fonder dat ik bet toen tet
tyt naaukeurig geleit heb.
De Huyskens der Wyfkens ,waar van men fomtyts
wel fertig foo volboude ,die weinig fy n , als begonnene
*1die bet meefle getal maken, in een Korf telt,
fyn in H gemeen ongeregeldvan maakfel, egter fyn-
femeeßen tyt lungwerpig, rondagtig, ende alfoopeers-
gewys. Somtyts Jynfe wat regier, ende foo buykig
niet als een peer, en op andere tyden fynfe weer
wat ronder uytwykende. Van buyten fynfe ongelyk,
rompelig, met kuylkens ende uytpuylende rantkens
van maakfel I trekkende na de figttur van V Honing-
raat. Van binnen fynfe als de Huyskens der andere
en gerneene Bijen ganfeb glat ende effen van vlak-
te, maar tot onderfebeyt rontagtigbol, als een uyU
gefchrapte o f geholden peer, ende alfoo heel en merkelyk
wyt van fpatic, overtrefende daar in feer verte
de Huyskens dergemeene Bijen, als 00k die der
Mannekens. Soo dat de Wyfkens dan een veel aan-
merkelyker ruymte hebben, om zig in haare Huyskens
tekeeren ende'te wenden, als de andere Bijen,
daar ik de reedenen van op fyn plaats fal geeven.
Deefe Huyskens der Wyfkens fyngemeenelyk, ende
baaßaltyt,op de kanten,ende de uytßaande randen o f
boeken van bet Honingraat geplaatß , ende alfoo fcl-
ßen binnen ende in bet midden van de andere Huyskens
gcbouwt, bet welk alles fy n reedm- betfi, en