o
fponfum habeat, quod Apes fimili modo grano-
fum Mel tramare poffcnt. Quaprpptcr difficul-
tas mea haófcenus indiiloluta manet « nifi cui fingere
placucrit, quod Apes Panis hujufce granula
fuis mandibulis commolant, & cum fali-
Va, aut eruótato, five recenti Melle commifta
deindc per probofcidis fuae anguftias fugendo
adtrahant ; quandoquidem, praeter pro*
bofcidem, alius quidam introitus,os,aut fauces
bunc in fincm ipfis concefla non funt. Hinc
fane yel nunc etiam hac in re maxime haereo;
quum oftiorum probofcidis tam incomprehenfi-
biles fint anguftiae,ut v ix ampliora mihi videan-
tur ofculis venarum Meieraicarum, aut La&ea-
rum, ininteftinahiantibus, quae nonnifi fubti-
liffimos & ad ultimum tenuitatis gradum eve--
¿fcos liquorcs admittunt*
Poilèmus heic nunc ulterius inquirere, quo-
nam modo Panis Apum fubrotundam fuam fi-
guram nancifcatur? turn annc Ros fit ; an flo-
rum fruótuumque effluvia, prius in vaporcs re*
foluta, dein rurfus condenfata, eum coniti"
tuantj an vero alia quaedam concreta materies,
quae ob fluorcm fuum, v i atmofphaerae premen-
t is , in formam globofam coa£ta e f t , ipfi origi-
nem det ? Verum experimentis ha&enus de*
ftituimur ad haec determinando neceifariis : nam*
que ,juxta'ac reftiffime ait Baco ,non fingendum
a u t excogitandum, fed inveniendum, quid Na*
tura faciat aut fcrat. Attamen haud raro limile
quidpiam in rerum natura fernet vifui offerti
quemadmodum praccipue in Gummibus ob-
fcrvare licet : quin inter Lupuli florura petala
ingens ejufmodi granulorum numerus conipi-
citu r , quae amari funt faporis.
'oorwerpen, dat fe den gegreinden Honing ook alß»
Joudtn kunnen doen. Wuarom myne ßvaarigbeit on*
oplojjelykblyft, ten Jy men zig wilde inbeeiden, dat ß
de greinkens van het Bijenbroot met haare kaukebee*
nen quamen tevermualen, ende die dan met opg 'erifpte
Honing ¡of Speekfel, of verfche Honing vermengt heb*
bende, quamen door de engte van haar fruit op te
frygen i want fy anders geen opening, mont o f keel*
gat daar toe bsbben. Wuarom my dat egter nog al
een grooteJwaarigheid maakt, ende dat om de onbe-
grypelyke nauwte van den ingang van deSnuit¡die
tk haaft Joo nauw en eng aanmerke, als de man de*
kens van de fcheyl o f melk Aders van de Daymens
alwaur niet, als dat ten alderuyterften dun ende frb*
tiel i s , kan ingaan.
Vencrandus Pater meus fuo in horto nonnul*
los Vitis ramos, ut citius maturas obtineret
u v a s , per effra&um vitrum intra domunculam
ibi cxftru6tam deduxerat ; circum quos ramos
infinitum faepius numerum globulorum, inftar
cryftalli pellucidorum, alborum , fubhumidu-
lorum & nonnihil lentcfcentium obicrvavi i ne*
que potui unquam globulos hofee penitu* li-
quare, aut in vapores refolvcrc; quia iemper
aliqua remanebat materies, quae cxficcando in-
durabatur. Id autem eum praefertim in finem
quoque heic commemoro, ut naturam Situs, cui
Apum etiam Panis obnoxius c f t , tanto explicate
poflìm accuratius: quamvis cnim particu-
Men ßuhiernu kunnen onderßeken, op wat ivyß
het Bijenbroot fyn rondagtige figuur verkrygt, en
ofhet dan uytgewaafemde, ende dan iveer verdikte uit-
|loeißels der bloemen ende vrugten waartn, ofte ook
eenige andere famengclopene ftoffe van de omrin*
gende lugt om haare vögtigheid tot rondhetd ge-
dwongen. Dan men moet daar meer proefvun beb*
ben: want men moet niet verfieren o f uitdenken f
maar uitvindenwat de Natuur du e t, fegt Bacon feer
ivel. Egter ßet men dikwils Joo iets in de natuur,
als ontrent de Gommen voornamentlyk te bemerken
is. En tuffeben de bladeren van de Hop-bloemen ßet
men diergelyke greynkens, die bitter van Jmaak Jytt x
in overvloet,
lae piloiàe, plumatiles quafi, & lanuginofae,
five ,u t C l. Hooke in Micrographia fua,nunquam
fatis laudanda,depinxit, flofculi vcluti conniven-
tcs atque aperti Situm videantur canftituere ; at-
ln myh Maar de Vadets Hof, daar bad hy eemgt
takken van een Wyngaart, binnen in het tuynhuys*
ken, om te eer der rype vrugten te hebben, door een
uytgebrooken glas ingelegt; om weike ranken ik dik*
maals een ontallyk getal ronde klootkens gemerkt
hebbe, door lug tig en mit als Cr iß al ¡ende een weinig
vogtig ende kleeverig: defelve beb ik nooit beel en
al kunnen doen fmelten o f uitwaajemen, want daar
bleef altyt over eenige flo ß die droogde ende verhört
wierdt Het welke ik voornamentlyk ook hier om by*
breng, om de natuur van bet fchimmel beter te doen
verfiaan^ dat het Bijenbroot ook onderworpen is t
want hoewel het fihimmelhayrige ende pluym-
agtige donjelige deelkens fchynen, ofte als ge-
floote ende ontßoote bloemkens , als de Heer
Hooke dat in fyn nooit volpreeje Micrographia
foo uytbeelt, dat feg ik bet egter anders niet
en is als een opeenßaptling van diergelyke ronde
kloottametì
in fola is accumulatione ejufmodi globulorum,
qui aliialiis majores funt, revcra confr-
ftic : quod quidcm .induftrio Ltetmenbockio molt
fìrantc, opemieroicopii,ad modum ab ampliifr
mo Gonfule Amftelaedamcnfi, Hudden, excogi-
tatum, conftruéti, Delphis primura confpcxi.
Propterca de hac re ita exiftimo, quod corpora,
quandoSitum contrahunt, nonnifi effluvia & va-
.pores emittant, qui fermentefccntis & in calo-
retp commotae materiei vi foras prop.ulfi, ab a-
tmofphaera frigidiore denuo condenfati, globo*
lam induunt figuram ; quia aere aequabilitcr
premente undique ambiuntur •: dum vero hu*
jufmodi globulorum alii alios inicquuntur ,& ie-
fe mutuo altius jugitcr, furfum in aera, propcl-
lu n t; hinc inacqualcs iliac, pilofae, oblon-
gae particulae turn nafcuntur.
Porro & Gerae natura accuratius inveftiganda
klootkens, waar van de eene grooter nog is als de
andere :gelyk my dat de naaukeurige Leeuwenhoek
tot Delf t bet eerfie on der een vergrootglas, naa de
niivinding van den Heer Burgermeefier Hudde tot
Amflcrdam getoont beejt. Waarom ik dan oordeel,
■dat-de deelen,die fihimmelen, niet als uitvloejingen
ende Dampen opgeeven , die, door een giftende,
ende tot bette beweegdeßof uytwaars gedreeven fyn*
de, door de koude lagt dan verdiktworden, ende at-
fio fe rontjom van de felve lugt omvät worden, dan
een klootagtigcfiguure komen aan te neemtn; volgende
foo\het eene kloot ken bet andere ¡tot fe booger en op*
waarts in de lugtgevoert ende gedreeven Jynde, als
oncjfen bayrige ende langwerpige deelkens zig dan
'ertoonen.
foretj ut innotèfeat, an forte ex corpore Api-
culae pingue aliquod,flammam concipereaptum.
ei admifceatur : quod quidem e corporis par-
tiumque adjacentium ftruftura cenftare poffet.
Mirabilia enim funt, quae in corporihus fccer-
nuntur; heic pingue, illic o leum, iftic fel-, .ibi
humorcs dulces j alibi aquofà, alibi lentcicens&
glutihofa materies; virofä alibi,alibi fuaveolentia
aromatica & oleoia falia Volatiliaj cüjiiimodi eft
Zibethum, quo oblita charta etiam fcriptionem
fere: atque hocce indicio quam certiffime digno-
icimus, an Zibethum genuinum fitv Verum
jmmenfi temporis maximique laboris ifthaec fo-
rent fcrutinia : namque & liber undcquaque
aditus ad omnia Naturae arcana haud datur ; &
incomprehenfibilis noftrarum virium tcnuitas in
paffu quolibet ftatis fuis limitibus cxtremifque
finibus coercetun
Tranfeo ad Favum, five domuncillas, aedi-
culas, cellulas atque tubulos Apum , quos, de
Cera effiftos & fabricatos, Melle replcnt, Cera-
que iterum obfignant: unde Favus proprie Ceram
Melle farótam lignificati Primo de Apum
Vulgarium, dein de Marium, tandemque de
Foemellarum cellulis agam. Omncs Vulgarium
Apum cellulac five domunculae, & fupra, &
-infra, hexagonae funt : anguli tarnen partis fu-
perioris inter fc funt aequales, id e f t , aeque ampli
.& alti ; verum. in parte ipia apguli funt
maequales : tres enim hujus partis anguli
profundius dcmerguntur , quam tres rcli-
qm ; quod inde oritur, quia domuneula quae-
Vis , ficubi reguläre eft aedificium ; tribus
femper aliis domunculis fundata exftruitur:
quan*
Men ßou vorder knnnen de natuur van bet Wafcb
nader onderfoeken ¡om te Een ¡o f ’er ook iets uyt het
Ltchaam van de Bye fou by gemengt worden, dat
vetagtigwas, enbequaam om te branden, dat men
dan uyt de ßrußuur van bet liebdam, ende vanfynè
byleggendedeelen vinden moet: want wonderbaarc-
lyke zaaken worden in de lichaamen afgefebeiden, als
hier vet, daar olic; hier gal , daar foete vogtigbee-
denj hier een wateragtige frbflantie, daar een kleerende
ende lymagtige i hier weer qualyk riekende
zaaken ¡duarwelriekende endeolieagtige vlugtigefou-
ten, gelyk het Civet foodanig is $ en daar men ook
op fchryven kan , als bet over een papier is geßree*
ken, dat fyii proef is , die feker gaat. Dan dat f iu
veel tyt ende een groote moeyte met ß g geeven, te
meer nademaal de natuure, jn alles niet is na té
fpoorem alfoo onfe onbegrypelyke onmagt op allé
treeden baare gebeeie bepalingen ende uyterße eyn-
den beeft.
Maar ik fa l voortgaan tot het Honingraat ¡dat dé
Huyskens¡de Karnerkens¡ofte de Ctllekens en pyp-
kehs der Bijcn Jyn, met Honing opgevult, ende ver*
fegelt met Waßb, daar fe ook uyt gemaakt ende ge*
t immert worden, foo dat het woort Honingraat, ty-
gentlykWafcb met Honinggevult bettkent. Eerflelyk
fa l ik van de Cellekcns der gerneene Bijen, dan van
die der Mannekens, ende ten laatflen van die der
Wyfkens Jpreeken. Alle degemeene Bijen haare Cel•
lekens ¡of Kamerkens, fyn feshoekig, ß o van boven
als van onderen, fynde de hocken van boven gelyk,
dat iseven wyt en boog, maar van onderen fyn fy on*
gelyk ¡want van aldaar daalen drie boeken loger neer
als de andere drie ; het welke kamt, alfoo ieder Huyß
ke, altyt ¡wanneer bet werk geregelt is , op drie an*
de re Huyskens ßaande gebouwt ward, ende alß dé
fondamenten der Huyskens febuyns ende driehoekig
C c c c c z wer*