penicillò depingere adgrederer. Attstnen continere
me haud v a le o , quin heic commemo-
rem folertiam Gngularem, non quidem Infe-
Qi-, fed fanguinei cnjtìfdam Animalis, Catelli
nimirum domeftici, quem alo. Stillante ìs ulc
e r e , five fiftula, cònfli£tatur,qUae ad ocuiiim
Ìeriora, loco tam alto, Gta e l i; ut lingua eouf-
que pertingere eamque fingere haud poffit,
Propterea Catellus hic remedium fecpiens, pul-
chre excogitatum -, & velati ratiocinando inventimi,
iilhuic malo adhibet: pedem videfi-
pet fuuriì prius falivà humeétat, humidumque
dein mira quadam dexteritate Ulceri afin ca t,
hocce artificio fibimet medelam adferre contendere:
quin ed am, ficubi fiftulae oftium vi
aeris ambientis aliquando concreverit, tamdiu
illud pede fuo fricat refiìcatque, ut pes e ju s ,
fanguinis mftar. mberrimus evadat.
te mahn. Evenwl kan i i nht nalaten , neni
nyverheid hier in te voegen, hoewel niet van eenbloe-
-deloos, maar van een bloetryk Dier , een kleen
Hüys-hontken, dat ik hcbbc: het melk een lopende
ulceratie o f Pypfweer onder fyn oog heeft, maar
foo hoog, . dat de Tong daar niet hykan om te Itk-
ken; het welke dan tot deefe kwaal deefe wel uyt-
gevonden ende als geredeneerde hulpmiddel gebruykt:
te weeten, dat het eerfi fyn poot met fpeekfel nap
ende vogtig maakt, ende defelve dan aardig, ende
feer wonderlyk tegensfyn Zeer ßrykt, ende dat.fel-
ve dan door die uytvindinge foo tragt te genefen.
En fomtyts als de opening door de lucht toefchroeyt,
foo vryft hy die foo lang en dikmaqls, dat fyn poot
bloet root wort.
Verum redeo ad Àpes. Hae quideni fub
finem AUguili tanto incenduntur odio erga
Mare«; ut eos incleihenter admodum, & extra
omnem culpam, interficiant: cum tamen, ex-
eunte Majo , & quandoque edam maturius ,
domunculas ipfis conftruant, eos follicite nu-
triant, educent , & , quantuffi par e f t , oìnni
modo eorum ciiram gerant. Radonem hujuf-
ce in odiuth mutati amoris fuo deìnceps loco,
ud fp e ro , exponam; quandoquidem conftitui,
hiftoriam hanc in folius D E I gloriam , alio
quocunque fine ‘penitus exclufo, pertexere.
Priufquam tamen ulterius progrediar -, Ma-
rem , Foemellam , communefque Apes fimul
una defcribam, & quóad externa inter fé con-
feram, initium faaurus ab Apibus vulgaribus,
utpote quae & dignotu fàcillimae, & eommunif-
fimae,& a nemine non quandoque traftatae atque
vifae funt. In vulgaribus igitur, aeque ac aliis o-
ronibus, Apibus duodecimpotiflimumdivifiones
ftve Annulos notare oportet; quinos nimirum circa
Caput, Thoracem, teneramque illam & tenu-
em pardculam, quae Abdomen cum Thorace
conne&it -, feptem vero deinceps in Abdomxne.
Vulgarium Apum Caput oblongum e f t , fu-
perne fubrotundum, infra acuminatum. Ma-
fculis ab omni parte fubrotundum Caput eft :
at Foemellis pariter oblongum.
Dan ik keer weder tot de Byen , dewelke m
laut f t van Auguftus f o o haatende fijn pp de Manne-
kens, dat fe die ongenadig, ende ganfch ohverdient,
om ’t leeven brengen, daarfe egter haare Huyskens
in *t laaft van Mey- en ook wel eer komen op te
maak'en , die forgvuldig te voeden, ende te queeken,
ende alle formende moèìte, die mogelyk isdaarvoor
te neèmen ; waar van ik op fyn plaats de reden van
deefe veranderende lie f de in haat, foo ik hoop, fa i
geven; terwjl ik voor my necm deèfe befchryvirig ,
allem tot GODS lof, endè fonder eénigè andere de
minße infigt te vervolgen.
Oculi in capite Apum vulgarium ovatae ve-
lud aut lunatae funt figurae. In Maribus iti-
dem fic fe habent i a t , quod probe notari me-
retur , duabus pardbus terdis five duplo majo-
res fun t, quam in Apibus vulgaribus : cujuf-
modi quidpiam & in Ephemero obdnet. Foe-
mellarum Oculi paullo, quam Apum vulgarium
Eer ik hier nu vorder g a , foo fa i ik het Männe-
ken,het Wyfken, ende de gemeene Bym onder een
' befchryven, en die uyterlyk met malkander vergely-
keny beginnende van de gemeenè Byen, die het ken-
baarße,ende het gemeenflefyn, ende van yder gehandelt
ende gefien fyn. In de gemeene Bym dan,
als ook in alle de anderen, daar in fyn voornament-
lyk te merken twaalf afdeelingen. V y f omtrent het
Hooft, de Borfi, mde dat teer o f dünne deelken, het
welke dm onderbuik aan de Borß fämenvoegt. Seven
Afdeelingm o f Ringekens fynder ver der in den Onderbuik.
Het hooft der gemeene Byen is langwerpig, van
boven rontägtig, van onderm fpits. In de Manne-
kms is het Hooft gehcel rontägtig, in de Wyfkens is
het weer langwerpig.
De Oogen in het hoofì van de gemeene Byen fyn
ovaalagtig, ofte halve maans gewys. Soo van gelyken
fynfe in de Mannekens -, maar daar wel op te letten is,
weltwee der de deelm grooter, o f tweemaal fo grooi ,
als in de gemeene Byen, dat ook in ’t Haft plaats
heeft. In de Wyfkens fynfe een weinig grooter als
in de gemerne Byen. In alle drie de foorten van
rium grandiores funt. Cujuscunque tamen ex
tribus h ifce Apum fpeciebus Ocult fetaceis P i.
lis lìipati funt,. horumque interventu a fe mutuo
diftinguuntur. Pili hi duplo, qum triplo funt
loneiores; quam diametri fphaerularuin, mquas
Oculi dividuntur. Id ipfum in aliis etiam In-
fe&is animadvertitur. Superne in C ap ite, loco
adhuc altiore , quam quo mox memorati
Oculi fiti funt,multos praeterea in Apibus Com-
munibus exiguos Pilos, plumatiles, tresque in-
fuper Ocellos peculiares detegimus. Plumatiles
hi Pili in Mafculis haud occurrunt ; quandoquidem
ipfi horum Oculi fernet eousque cx-
tendunt, & fefe mutuo ibidem loci contin-
gunt; atque hinc etiam e f t , quod tres eorum
peculiares Ocelli loco longe humiliore , quam
in Apibus Vulgaribus , & proxime fupra Antennas,
conftitutiTint. Foemella in hifce cum
Operariis Apibus convenit : ut hinc & Oculi
. ejus a fe mutuo disjunfili, & tres itidem peculiares
Ocelli in ea limili m od o, ac in Api-
bus vulgaribus, collocati inveniantur.
Quibuscunque Apibus binae funt Antennae
five Cornua. Operariarum Cornua articulis
gaudent quindecim ; Marium vero undecim \
Foemellarum denique rurfus quindecim. Primus,
quo Antennae e Capite pullulant, arti-
culus in Apibus Vulgaribus oblongus eft ; in
Mafculis nonnihil brevior ; iterumque paullo
longior in Foemellis. In Apibus Vulgaribus
brevis datur, isque rarilfimus, fubter Cornua
Pilus; denfus a u tem ,& nonnihil longior Pilus,
plumadlis, fub Antennis Mafculorum ; in Foemellis
tandem fimilis iterum, qualis in Vulgaribus
Apibus, cernitur.
In Apibus Vulgaribus, fupra Dentes , notabile
Byen, fyn de Oogen met borßehg haar befet,
dat het eene oogsken van het andere onderfcheyt ;
het f ehe hayr is wel twee ende driemaal langer ali
de KÌootsgewyze verdeelingen der Oogen groot fyn.
Dit fiet meri ook in antere Infefiten. Boven aan ’t
Hooft, ende hoger nog.als de gefeide Oogm, fyn
in de gemeene Bym veel pluymige haarkens, ende
dan nog drie byfonder e oogkms. In de Mannekms
fyn deefe pluymbayrkens niet, alfoo haare Oogen
feJfs foo verre uytfirekken, ende malkander daar
ter plaatfe raaken: waar doOr dan haare drie by-
fondere oogkens. , veel lager als in de gemeene
Bym, ende cffen bovm de Hoornkens geplaatfi
worden. Het Wyfke komt hier in over em met
de Werk-Bym, foo dat de Oogm in het felve
meede van een fiaan, gelyk ook de drie byfondere
Oogkens op defelve wys in dit Wyfken, als in de
gemeene Byen, geplaatfi fyn.
quoddam Labium confpicitur corneo-
ofleum ; quod in Mafculis haud adeo infigne
ell} at in Foemellis' rurfus perinde ,a c in Operariis,
fefe habet.
Twee Iloomm hebbm alle de Bym. De
Werk-Bym hebbm vyftien geledingm in de
felve. De Mannekms elf. De Wyfkms wederom
hebben daar vyftien. Het eerfle lit van de
Hoomm, daar fe uyt het Hooft fpruytm , is lang-
agtig in de gemeene Byen. Wat korter is het
f e lv e in de Mannekens. Ende weèr wat langer
in de Wyfkms. Iiort ende haafi geen Hayr is
onder de Hoornkens in de gemerne Byen; digt ende
een weinig langagtig pluymhaar is onder de Hoor-
nen in de Mannekens geplaatfi , in de Wyfkens
is ’t als in de gemeene Byen.
Apibus Vulgaribus duo funt Dentes lon-
gi: Mafculis perbreves atque minuti : Foemellis
vero paullo quidem majores, quam Mafculis
, at minores tamen, quam Apibus Vulgaribus
i ut adeo medium quafi locum teneant.
Probofcis five Lingua in Apibus Vulgaribus
longa eft : in Mafculis vel dimidia etiam
parte brevior : in Foemellis eam examinare '
neglige nter praetermifi.
Thorax in Apibus quibusvis fubrotundus e f t ,
& fuperne, a poftica parte, prominulo margine
inftru&us. In Vulgaribus autem Apibus
Thorax plumofis praeterea Pilis, haud confertis
In de .gemerne Byen bovm de Tandm, is te
firn em merkelyke Lip, hoombeenagtig van weefm.
De felve is foo merkelyk niet in de Mannekms. In
de Wyfkms is fe evm als in de Werk-Bym.
Twee lange Tanden heeft de gemeene Bye. Seer
körte ende kicene Tanden heeft het Manneke. De
Wyfkms hebbm Tandm , die wat grooter fyn als
die van de Mannekens, maar weer wat kleender
als die van de Werk-By, dewelke tujfchen bey dm fyn.
De Snuit is lang in de gemeene Byen. In de
Mannekens is hy wel de helft korter. In de Wyfkens
is fe van. my door onoplettentheid niet opge-
merkt.
De Borfi is rOotagtig in al de Byen, ende ag-
ter aan, van bovenen met em uytpuylmt rantken
voorfim. De Borfi is in de gemerne Bym heel
i pluym hayrig ,maar niet digt daar meé bezet. In
I Ff ff f de