b.b. Duo Proboicidis Crura.
c.c. Parciculae furciformes.
d.d. Oculi.
c.e. Supernae & inffernae A la e , quas interTho-
raci adnata fex Crura confpiciuntur.
/ ./ . Corpori§ Annuii.
g. Cauda.
Fig. I I I .
Naturalis difpofitio aliquot modo icone ex-
prefforum membrorum, fub cute laten-
tium, ope microfcopii repraefentata.
a.a. L o cu s , quo Cornicula five Antennae cum
capite articulantur , porroque regulariter in*
curvantur, & more ferpentino finuantur.
b.b. Duo Probofcidis C rura, paululum dunta-
x at e naturali Tuo fitu dimota.
c.c. Furciformes Particulae in fitu.
d.d. Oculi itidem naturaliter collocati.
e. Cutis portio, quae medio fub Cranio heic
remoto fita fuit.
f . f . Bafis Proboicidis.
g. Verae Furcilla e, quas inter fuam tandem
Probofcidem natus Papilio concrifpat.
Fig. iv.
Eruca cutim mutare incipiens.
a. O & o intermedia C rura, quae vcrfus Cau-
dam devolvuntur, exuviaique ponunt.
b. Sex Crura anteriora, quae furfum atque a (e
mutuo dimoventur.
c. Cranium in tres partes fifium, quarum media
heic monftratur.
d. Altera pars Cranii tripartiti.
e. Pars tertia ejufdem.
f .f . Particulae furciformes,quae primae omnium,
fub hac cutis mutatione, com parent.
Fig. v.
b .b . Syn twee B cenen der Snuyt.
c. c . De vork-gelyke Deelen.
d .d . De Oogen. •
e.e. De bovenße en de onder fie Vleugelen,
tußchen men aan de Borß de fes Voeten fiet.
f. f. De Ringen des Lighaams.
g . De Staart.
Eruca, alterius exuviis fuis nudata.
a.a. C è to Crura intermedia, quae jam magis
furfum vcriiis Caudam protrufa funt.
b. Quatuor de anterioribus Crurum paribus,
quae propemodum ad medium ufque corpus
protra&a funt.
c.d. Particulae furciformes, penitus cute exu-
ta e , fifliimque Cranium, & duo prima arr-
teriorum fex Crurum altius fuper corpus pro-
voluta.
Fig. V I .
Eruca penitus cute fpoltata, jamque
Cloryfallidis nomine gaudens.
a. A la e , Cornua, Probofcis, J § Cru ra, lìngula
jam extenla, aliamque formam prae fe fc-
rentia.
b. Annuii Abdominis, cute.fua exu ti, prefllus
ad fe mutuo convoluti : accedit modus, quo
Chryfallis, ope Unguiculorum Caudae fuae,
m T c x to d e fix a manet.
Fig. m .
De natuurlyke fchikking van 'eenige der
afgebeelde leeden, onder het vel,
in ’t groot vertoont.
a. a. De plaats, daar de Hoornkens met het Hooft
articuleeren : en voorts regulier krem ende ßang-
wys geboogen worden..
b. b. De twee Beenen der Snuyt, als een kleen wey-
nig buyten haar ßluatie.
c. c. De vorkgelyke Deelkens in haar fituatie.
d . d. Als ook de Oogen.
e. Het gedeelte der huyt9 midden onder het afgè-
ligte ßekkeneel geleegen hebbende.
f. f. De grond der Snuyt.
' g. De waar agt ige Vtrkskens, daar eyndelyk de Ka*
pel fyn Snuyt tußchen in opkrult.
Ftg. IV *
De Rups, die begint ce vervellen.
'a. De agt middelße Voeten, die naa de Staart gefchooven
ende vervelt worden.
b. De fes worfle Beenen, die naa booven opwaarts
en van malkanderen fchuyven.
c. Het Bekkeneeldat in drie deelen fplyt, en waar
van bet middelße gedeelte aangeweefen wort.
d. Het andere deel van het opengeborße Bekkeneel.
e. Het derde gedeelte van het opfplytende Bekkeneel.
£ f . De vork-gelykende deelkens, die het aldereerße
fig in dit vervellen vertoonen.
Fig. v.
De Rnps, verder vervelt.
a. a. De agt middelße Voeten , hooger opwaarts
naa de Staart gefchooven.
b. Vier van de voorße paar Beenen, haoß midden
op het Lighaam voort getrokken.
c . d . De vork-gelyke deelkens, feenemaal van het vel
ontbloot, en het gefpleete Bekkeneel, metdeeer-
fle twee van de voorße fes Voeten, verder op het
lighaam bewoogen.
Fig. vi.
De Raps hee! vervelt, en nn een guide
Pop genoemt.
a. D e Vleugelen, de Hoornen, de Snuyt, en de
. Beenen, die nu alle uytgeßrekt fyn, en een andtre
figuur bebben aangenoomen.
b. De vervelde Ringen van den B u y k9 die farte/
op een gefchooven fyn, en de manier, hoe de gul-
de Pop, met de nagelkens op fynfiaart, in bet
fpwtfel nog hangen blyft. Ji
Fig. vii.
Omnia modo dtfla magnitudine aiuti a re-
praefentantur.
a. a. Particulae furciformes j quae poftmodum
. ihPapilione abolpntur,acque icòne tertia, lit.
c. c. in fitu exhibenitun
b. Capitis portio media, quae fub Cranio ante
fita fuit, & modp allegata icone tertia, li t .e.
exprimitur;
c.c. Bafis Prpbofci.dis, ibidem lit. f . f . feprae-
fehtatà.
id . Probofcis ipia, Wt.b.b. indicata.
e. Probofcidis extremitas^ fuper Annulòs uique
Abdominis exporre&a, & duas inter Antennas
collocata.
f.f. Primum Cruriim pai*.
g.g. Alterum par Crurum.
b. h. Anterinae five Cornicula j icòne tertia
lit. a. a. in ortu fuo exh.ibita.
1.1. Eorum extremi Apices , crafliflimi.
k.k. O cu li, fubter quos Cornua felè incurvanti
icotì tdrtil fub lit. d. d. eos repraefentat.
1.1.1.1. A la c j utroque corporis latere fitac.
m.m. Nervofae alarum divifitìnés^ quae revera
Fiftulae funt pulmonales.
n.n. Abdominis Annuii proximo fupra fe mu
tup convoluti.
D.p. Nonnulji pili aculeàti, itidem cute CXuti,
papUlis fimiles, dprfo infidentes, quorum a*
pices nonnihil prominuli cernuntur; Qua-
tuor I etiam Punfta refpiratoria ante illos
pofita vffui patent;
p. Cauda exuviis orba j una cum Podice;
Unguiculi C audae, modufque ,.q u o fiifce
utitur animal ad fernet in T e x co defigendum.
F i g . V i l i ;
wry fallii t ventri incumbent, exhibetitr.
% , I X .
hiperiorum & maximarum f l i t i i r i T a p i-
lionis A la r um co lores,p e r cu tim A u -
te lia e ap£rtiffime tra n fp a r ente s.
%
E x u v ia e C h r y fa ll id is , in q üatüor f e -
gmenta d eh ifc en te s.
a. Pats cutis fiflae prima j in qua Cornua j quatuor
anteriora Crura, & Probofcis Papilio-
nis dglituefunt.
b.b. Cutis Dorfi & Abdominis ih dufts partes
fifia, quae Tfeoracem , Dorfum, & quatuor
Alas, ante inveftierat.
c- Cutis circa Abdominis principium difrupta,
in qua Abdominis Annuli ante fiti erant.
& Nonnulla internorum -invdiucforuiri méiii-
branaceorum, quae Cornua, Crura, & Pro-
Ui&i
Fig. vil.
Dit alles wort in het groöt algebeelt.
a.a. De vork-gelyke Deelkens, die in de Kapel na-
derhant verloren worden J en die in de derde fig.
by lett. c. c . afgebeelt fyjt9 in haar fituatie.
b. Het middelße gedeelte van het Hooft, dat onder
het Bekkeneel geleegen beeft, ,en in de gefey.de fig.
by e. aangeweefen is.
p . c . De gront der Snuyt, by f . f . afgebeelt.
d.d. De Snuyt Jelve¿ by b .b . aangeweefen.
e. Het uyterße van de Snuyt, tot op de Ringen des
Buyks _ uytgeftrekt, m tuffchen de twee Hoornf.
kens in geplantf l. f . Het eerfie paar Beinen.
g g. Het tWeede paar Beenen.
h. h. De Hoornkens, die in de derde figuur by
a a. in haar oorfprtnk vertoont fyn.
i. i. Haare uyterße Tippen, die het dikße fyn.
k.k. De Oogen, waar onder de Hoornen haarombvygen:
defe fyn by d. d. in de derde Fig. afgebeelt:
i l.l.l* E e Vleugelen} aan weerfyden van het lig-
haam geplaatfi.
m.m. fiaäre Senuwagiige verdeelingen9 dat ey-
gentlyk Longaderen Jyn,
n. n. De Ringen van den Buyk op een gefchooven.
,o. ö, Eenige von de vervelde Doomhayrkens 9a¡s ife-
peJS j die op de Rugßaan, en wefkers tippen men
een weynfg ß e t9 als ook vier ademhalende Stippen
daar boven.
p. De vervelde Staart, met den Aars.
q. De Nagelkens op de Staart, en de manier9 hot
fy in het fpinfel haar vafi haaken. .
Fig. V I I I .
De gulde Pop, op fyn Biiyk leggetide
F ig . i x .
De eoiiieuten der bovçnfte endegröotfta
Vleugelen van de töekomendeRapel,
door iiet vel van de guide Pop
naaktelyk heenfehynende.
F ig - X.
De äfgeleyde Jiuyt van de guide Pop j
die in vier deelen ,open fpleyt.
a. Het eerßt deél der opengefpjeete huyt, waar tri
de Hoornen, de vier voorße Beenen, ende Snuyt,
van de Kapel gefeten hebben.
b.b’. De huyt op de Buyk en Rugj in twèe deelen
opengeborßen, waar meedè de Borß y de Rug9
en de vier Vleugelen, fyn bekleet geweefi¿
C. D e huyt by het begin der Buyk van een gewee-
ken, waar in dé Ringen van den Buyk gefeteri
d. Eenige vari de inwendige vlteftge bekleetfeien,
der Hoornen y der Beenen, en Snuyt, die alt yd
X i . door*