Tab.
XLUI.
Fig. VI. k
E ft & vrfy pulcherrimum, quaijàift ratione
PulmonaJes Fiftulae', candore argenteo confpi-
cu&e b', per Sacculos iftos pinguifeios diicur-
rant; i t a , ticpòtiifimUm juxta horum lobulos-,
in quibus Pinguedìnis globuli collocati funt', fefe
diftribuant, acque in interftitiis hàrumce di-
Vifionum commòniter digeftae inveniantur.
A latere Gulae Tubulus fubtilis fitus erat ,
qui verfus F au c e s ,& corneo-ofleas Palati Oris-
qùe partes* ferebattir : at quo is lóco definat
examinare mihi haud licuit. Tubulus ifte in
Peftore binos alios in Canaliculos, tènues, dif-
pefcebatur, quorum quilibetin duas fefe dila-
Fig.V. ti, tabatVeficas fiveAmpullas oblongo-globofasii:
hae vero deinde iti duós itefum coarétabantur
Tubulos anguftiores 9 qui tandem in binas rur-
fus fefe difpandebant Veficulas, plurimis Fiftu-
lis Pulmonalibus per fuperficiem fuam elegan-
« u. tiffime difperfis exornatas u u. Alterum glan-
dulofarum harumce Burfularum latus particulae
Pinguedinis> regulariter admodum & artificio-
icÄ. fe difpofitae -, ftipabant atque inferius tan-
quam in oblongas Appendices yy exporrigeban-
turt cujusmodi conftruilio nuspiam in corpor
e , nifi hoc folo in lo c o , circaPinguedinem
ofetinet.
Cyinam ufui ipodo defcriptae partes infer-
Viant, itjdem ignorò : quamvis haud absque
ratione fufpicari liceat, Salivaliumeas Duftuum
& Glandularum fungi officio. Quum enim
Acarus mmquam ftamina ducat ; Aropul-
laeque iftae in ejus corpore caecae lintj fane
humori, quem haé continent, vix alius ufus
adtribui poffe videtur.
Fiftulae Pulmonales, quae per omnes hafce
partes diftribuuntur , fimili gaudent fabrica ,
qualis in omnibus propemodum aliis InfeCtis
obtinet , a fummo Anatomico, Marcelli) Malpi-
ghiOf in Bombycibus repraeientaia, & a me
pluries etiam exhibita. A t Annuii tamen, qui-
bus hae Fiftulae componuntur, haud adéo in
hoc Verme numerofi funt: unde & conftru&io
earum magis membranofa & flexilior eft.
Quodfi Vermis, fubtili acu per Caput trans-
adafta defixus, microfcopio examinatur; mo-
tum Fiftularum Pulmonalium dillinéle per gutem
internofcere licet. Quoniam enim is
tunc in varios fefe fìexus contorquet ; hinc fit,
ut fimulconfpici queat, quod Fiftulae Pulmó-
nalesjam refta extendantur, jam Serpentum
more incurventur, mox iteruni circuii in for-
mam convolvantur, ncque interim unquam
concidant, utcunque diverfis módis agitentur.
Quo»
S e k fraay flaat U t , hoe de filver eoukuriy,
Lang-Aderen b deefe Vetbeursliens door ¡oopen
en dat meefi längs haare verdeelingen, mar in k.
Vetklodtkens geplaatß fy n : alwaar fy iujßhen bej.
den gemeenlyk haar fituatie hebben.
Neffeüs de Slokdärm was een fubtlel pypken
geplaatß, dat naa de Keel en de hoornbeenige dee
len van bet geherrielte en de Mont ging; maar
waar bet eyndigde, heb ik niet binnen onderfiekn,
Dit pypken verdeelde fig in de Borfi in toxi
fyne andere pypkens, dewelke ieder in teiee lang*
werpige en klootagtige blaaskens of vleskrn tt
'haar verwyderden ; daar naa wierden die m
verengt in twee naauwer pypkens, die dan eynit-
lyk in ppgj blaaskens haar weer uytßtten uu,
waar op men ß e r veele Longpypen h'eelfraay ver-
fpreyt Jag, Aan de ander fyde deeßr twee klier-
agtige beurskens , Jag men de Vetdeelkensßtr regulier
en kunfiig geplaatß x x , dewelke van anderen
haar in manier van langwerpige aanbimp
ß ls aldaar vertoonden y y , dat men nergens m-
trent het vet in yt lichaam ß e t , als allem daar
ter plaatze.
Wat gebruyk deqfe deelkens hebben, is myniti-
de onbekerd, hoewel ik niet onbillik ßu kuimn
meenen, dat het de bwyl canaalkens, en haar ldkt-
agtige beurskens fyn. Want alfoo detß JVum
niet Jpint, en dat die vlefgewyfe beurs'tim
in het lichaam blind fyn, foo kan haar vogtigi ix-
houd kwalyk een ander gebruyk toe gepafi
De Longaderen, die alle deefe deelen door loop,
die fyn van maakfel, als meefi in alle andere In-
jetten plaats heeft, en van den grodten Ontkeier
Marcellus Malphighius in de Sy wurmen is uytgf-
beelt, en van my in Veele plaatfen | maar km ■
ringen fyn hier foo meenigvuldjg niet, draar 0
haar firuttuur vliefiger en buygfamer is-.
Wanneer men eeh Wiirm met eett pPji
naajt hep Hooft doorboort, en dàt men htm la
onder een vergroutglas befiet en vafihout, | p p
men de beweeging der Longpypen kennelyk ha
het vel onderfcheyden : want. alfoo de fflurmfl
dan in verfcheyde bogt-en draayt. , foo fiet men w*
gelyken, dat de Longpypen dan regt uyt gerekco1'
den , dan fiangwys geboogen, en dan weer ois a
hoepel te famen gewonden , fonder dat fe
meer toevallen, bot verfcheydentlyk dat Je 00kb
Quocirca Summiis Artifex miräbUe nobis heic I «isogen worén. . Sm dat de grotte Km/Ìenaar t é
«hihuit tfiae-'exhibuit Canalicuii flexilis fpecimen, qui tfige- alhier r.m H H e _____ . . , ,
Hes tenuior p ilo , ramofaeque inftar arbufcu-
lae conllruilui i femper patuliis li ia t , qùas-
cunque in figuras torqueatur.
Pone corneó-ofleas Orisj & Palaci partes,
in Collo, fitum eft Cerebrum. Unde f k , u t,
Verme Crura fua aut Os introrfum trahente,
Cerebrum quoqtte profundius in Collum deprt
matur, & contra rurfus antrorfum moveatur j
quando is Roftrum fuuni protetidit : id , qiiod
in Cochleis maxime locum habet. Ecquis Atheo-
tum, Vir Illuftriflime ! inexhauftum iftud, quod
in Auimantium vifceribus cCcurric, artiflcium
contemplattis, haud confundatur atque obito-
pefcat ; modo miracula ibi obvia adteucus pon-
dearerit? Provocd hinc omnes, quotquot funt j
Homines ; velint vel minimam viiiflimi etiam,
quod tellus alic, Animalcuii particulam p e r itile
delcribere. Obcaecabitur profeilo j id qui fu-
fcipere aufus fuerit: veritacum namque, quas
Conditorfuis creaturis indiditjDivinum Solem
in calamitofa ifthac Jacrymarum & ignorancia-
rum valle piene pureque nemo intueri poteft-
quinaudaciae ftiae poenis , caecitate nimirum
^intelleélusj mailetun Scilicet hoe pretiumefts
quod omnes iliiferunt, qui Geatoris Divinità^
tem.in rerum natura elucentem j humanis rat
tiociniis& fenfibilibus experimentis deftruereaut
fubvertére mqliuntur : quidquid enim fenflbile
eft, id ultra fenfuum faculcatem non pertingit:
atqui hi bruti funt j nec uiiàm nos veritatem ex
fe docere Valent j nifi hanc ipfam Is, qui nos for-
mavit, nobis imprefferit: quemadmodum Pat
ter Mdibrdmk m iùo Tra ila tu de la Recherete
de la Verité argumentis folidiffimis evicit.
Cerebrum duabus cònftac partibus sloboCs
quae velutt dextrum finiftrumque illTus iatm
conihtuimt aa- Pone id Spinalis Medullae cert
« p rmctpmm.qu od femper perforatum eft;
quia Gulam transmitters dehe t E x anteriore
cerebn reg.one idfignespulluiaut N e r v i, qui
« S a 1U“ f“ e , °n^ < lh n * nonnihil intu-
^ o b f ÌB° dtan,enÌnomnÌbus Vermi.
■ H H NÉrvi hi in d«os
diftinile confpicuos c , e
quoa quidem ?° p508nafculltur NerVuli d i ;
qVasnlm Pr0feqQÌ eousq“ e non potui, ut
m m k m M . detegere S U
0r»i Palati . m Cr^dlderIm>eos ad mufculofas
Sime fub Celebro PafteS ab,eSarii Pro‘
S acihum NerVorum paria e e , quae
Viiee*'
- , - - — 0 — un»
alhier een buygfaam. gootken gemaakt heeft , tüjf
dartig mäal dunder als een hayr fynde , en als
een boom met takken van maakfel, egter altyt
bltft opcnftäan, watfiguuren dat hy ook aanneemt.
Agter de hoornbeenige dielen van de Mmt eh
bet gehemelie, daar fyn de lieferen in de Haïs
geplaatß : ebaar door het gebeurt, als de Wurm
fyn Beenen Sek inwaarts trekt, dat dan de
Herfenen ook dieper in den Hals b'eéoogen worden
en als hy A e r fyn Bek uyt fteekt., foo worden
fy rner vonwaarts bemogen , dat byfmderlyk in
de Slakken plaats heeft. Wat Athàft, die deefe
onuytputfelyke kunft der Ingcwanden in de Diereh
befchouwde ; f tu hSr niet befchaamt en ver-
ftompt ftaan myn Heer, ihdten hy deefe wunderen,
met aandagt cogfidereerde ! Soo dat ik alle Men-
fchen uytäaag, om my maar het minfte dcelkeh
van het aldergeringfte Dierken der aarden ten
vollen te bfchryven. Seelér die dat frn willen
beftaan, diefoit verblint worden , im .dat de Gei-
delyke Son der waarbeeden in fyne Scbejfclen, in
dit ellendig d il der tränen en onweterftheden, niet
ten vollen kan bifcbouwt Worden, fonder dat meh
de ftr a f fyner vermete/beyd t i gelyk kamt te draa.
gin; dat dè verbüntheid van bet verftant i s , daar
alle die geen invalten , iewelle de Goddelykheii
des Schepp’crs in de Natuiir, met menfehelyke t*e-
denen, en fenfible experimenien fragten te vernietir
gen en te onderbaalen : man) alles dat fenßbel is ,
raakt niet als de gevoeligbeid dir finhen, die äier-
lyk fyn , en ms eygentlyk geen waarbeeden leereh
hinnen, ten fy dat hy, die ons giformeert. heeft i
dejelve m ons Voeribrengt, gelyk de Hader Male-
branche ß e r kragtig b'eweefin heeft, i„ on:
derfoek der waarh 'eyd:
De Herfenin beftaan uyt twie globeufi deelin ;
dH als de regier en JUnKer fyde van de felve maa.
ken a a : daar agterßet men Bet begin des Rugi
gemergs, dat altyt doorboort is , alßb dt Slokdärm
daar door pajjitrt. Hoir aah Uyt de Herfenen
\fpruyten tweeßerke Senuwen , die in haar midien
watverdlkt worden, datik maar ln eenige Wut-
mengeßen beb b b : deefe Worden tin Imtften in
twee kennelykè knoopkens verwyde, niaar uyt twee
Jubttele Simmen fpruyten A d , die ik niet heb
kutmen onderfiekm , toi wat deelen fy. Hgefondeh
wierden , boéwél ik ge/ooft datfi tot de fpieragti-
ge deelen van de ’Mont, het verhemélte , en dië
der Beentn gaan. Jcffen beneden de Herfenen
ß e t men uyt het begin dis Mergs twee paar fuh-
t,ek Senuwen gaan e e , die tot eenige ingewan-
den en de Spieren, die de Ringen des. lichaams
0-9 99 99 99 * aldac?