Tab.
XVII.
Fig. v.
vunt. His omnibus hunc in modum adapta-'
tis , annuliun deinde Mergi collo induunt,
Mergumque ad pifcinam delatum tandem in
aquam devolare finunt : funiculus tum citato
itridore de giorno devolvitur, Mérgusque, in-
figni cum oble&aménfò adfpe&àntiùm, non-
nullos Pifces expedite devotst, qui tarnen ante
annuliim collo iridutüm fiiluntur : ünde ii
poilmödum Mergus funiculi ope retrahitur, is
facile eo induci p o te il, ut devoratos Pifces
denuoevomat; modo ingiù vies ejus ab inferiori-
bus furfum verfus comprimatur. Narravit mihi
hifloriam hàncce Vir fide dignus atque .exr-
mius, qpi hujus pifcationis exercitiuni aliquo-
ties iuismet ipfe oculis vidit* Mirabundus au-
tem , praefente D. ’Joanne Oort , hodie • To -
parcba in Nienrode , vecere meo amico , in pa-
latio Honslaarsdiciano v id i, quod nonnullae ibi
Aves aquaticae, cum ipfis Pifces oggereren-
tur, hos femper promte ita inverterint, ut caput
eorum primo devorare poflent : fcilicet
prudenter admodum & circumfpefile fic fibi
cavebant, ne a pinnis Pifcium , in defeenfu
per gulam fauciarentur. Hinc quantacunque
etiam opera conati fimus e ffice re , ut Aves
hae Pifcem a cauda primum deglucirent ; fruftra
tarnen fuimus: femper enim fui ope roilri Pifcem
dextere invertebant. At vero ut redeamus ad
Probofcidem Apis : animadverti velim , quod
membranacea Probofcidis pars omni plane pilo
care àt, horumque loco tuberculis obfita fit
pellucentibus, prominulis j quae regulari ordine
, aequalibusque a fe mutuo intervallis ,
ibi collocata funt, verruculasque, in cute Avium
deplumatarum obiervandas, quodammodo re-
ferunt: videntur autem haé particulae revera
glandulae e f le , quae Mel ingeftum notabiliter
alterare, ejusque co&ionem aliquatenus adju-
vare pofluat. .Pòrro circa cartilagineae five
corneo-offeae| qua Probofcis gaudet, partis
ilru&uram id adhuc notandum e i l , quod ea
in medio naturam oflìs cornei aliquanto propius
videatur esprimere, quam quidem ad latera,
quae ifidetn paullo faturatius fufco-rubri funt
coloris. Deinde & corneo-oflea iilhaec pars
kk. kk haud ubivis a Probofcide extnorfum abfce*
dit: nonnihil enim infra aperturam five oitium
nn. Probofcidis introrfum ea tendit«», atque,cum
reliqua parte Probofcidis villofa in anguftiorem
veluti & graciliorem canalem coiens, deinceps
09, penitus fic extrorfum, antrorfum 00, defertur*.
Ibidem vero loci Probofcis turn tota, in ambiti)
fuo,exiguis ilipata e il pilis, unguiculorum
en hem gebrogt hcbbendc by een Vyiier met 'Vifch,
foo laaten fy hem in ’t water vliegen, waar op
dan de koort met een vaardig gefnor van dt
klos kamt ä f te drayen, en men fiet met ver-
maak,. hoe deefe Scholfer verfcheyde Vtjfchen komt
in te flikken, dewelke tegens de ring om fyn hals
gefchooven fynde, dan blyven fitten, waar op als
men dan den Scholfer by den draat weer tot
fig haalt, foo doet men hem de Vtfch weer overgee-
Ven, dat ligt te doen i s , Indien men den Krop van
onderen komt opwaarts toe te drukken. Gelyk my
dit van een geloofwaärdig en aanfienelyk Heer,
die het verfcheyde maal gefien heeft, verhaalt isi
En met verwondering heb ik in prefentie vati
den Heer Jan Oort , tegenswoordig Heer
van Nienrode, myn ouden vrient, op het huys te
Honslaarsdyk .gefien, dat als men eenige water Vogels
de Viffchen toe wierp , dat fy die dan altyi
veerdig omkeerden, op dat fy het hooft hei eerfl foo*
den doorßikken , waar door fy feer voorßgtig en
met beleyt verhinderden, dat de vinnen der Vifch,
in het neerglyden door de Keel, defelve niet kwamen
te kwetfcn. En hoe veele konfi ny aanwenden
om haar den Vifch by de ßaart te doen inßikken §
fo draayden fy met haar bek defelve altyt kunßig
om. Maar om weer tot den Snuit der ßye te kee-
ren, foo fa l ik feggen , dat het vliefige gedeelte der
felver ganfch fonder hayr is fynde het in de
plaats met uitte 9 ende als met doorlugtige uytpuy-
lende peukelkens befet; dewelke als in een gere-
gideerde order, even uyt van een aldaar geplaatß
Jyn; ende met het vel van de ontpluymde Voge*
len, daar meede dan diergelyke wratkens opge-
mer t worden , eenigßns over een komen. Deefi
Deelkens vertrau ik eygentlyk Klierkens te fy n ,
dewelke den ingeßokten Honing merkelyk kunnen
altereeren, en 00k eenigßns tot haar verko Ing doen.
Vorder foe is nog omtrent de firuttuur van het
uraak o f hoornbeenige gedeelte van den Snuit aaii
te merken i dat het in ’t midden wat hoornbecn.
agtiger fchynt als aan de fyden 9 alwaar het
00k wat bruynrood r van couleur is. Vorder foo en
wykt dit hoornbenig gedeelte k k , niet over al van
den Snuit uytwaarts; want een weinig beneeden de
opening o f mond van den Snuit , daar gaat het
inwaarts n n , ende vereenigt ß g met het vordere
hayrige gedeelte van den Snuit, als tot een nauwer
ende enger canaal, ende loopt dan foo geheel uyt*
waarts naa vooren 00, alwaar dan de Snuit ront*
fom in fyn omtrek met h^yrkens 9 die een weinig
hont
fafc
XVII.
Fig. v.
jnilar parumper incurvatisi qui equidem arine
patuli fint canales, an autem exiguorum vice
uftguium aut uncinulorum inferviant ad Probofcidem,
inter fugendum, in fitu & locò filo
continendam, haud determinavero : haftenus
enim, quomodo haec res fefe habeat -, non
dùm adeó liquide mihi innotefcit ; quarrivis
eam temporè atque induilria tandem pofle de-
tegi haud dubitem. Portio probofcidis corneo*
offea in exeremo apice illiùs fuàe partis , qua
extrorfum Vergit, not abile m iatis globulum
five Capitellum gerit, in cujus medio apertura
cernitur, quae mihi videtur ih cavitatem usque
portiònis itìembranaceae Probofcidis pe-
nètrare. Haud interini, quemadmodum ante
fcripfi, adeo tenuis e ll apertió iith à e c , uci
ofcula vaforum La6leorum ; quamvis fub mi-
crofcopio ita compareat : caeteroquin tamen
ejus priricipium hoc lo c ò , habita partis hujus
ratione, tam minutum e li & anguitum; ut vix
multa de eà proferri polline, omnem quae du-
bitationem exdudunr. In Papilionibus equidem
exploratum habeo, quod Probofcis pluri-
bus pateat ofeulis, quae, alimentum imbiben-
tia, itidem,ut totidem exigui pili, in extremi-
tate Probofcidis còmparetìt : verum diverfa
etiam heic ftruftura occurrit; Particula illa fi-
Ve Capitellum 00 Probofcidis, una cum mem-
branula fua, iriquadefixi funt pili, fernet in-
fuper contràhere poteil , & Mufculorum ope
coarélarfe, nec non introrfum movere: quem-
adniodum patet, fi variis haec particula temporibus
tra&atùr, irique juvenculis aliisque Api-
bus perliiftratur. Attàmeii haud alio habitu heic
a me depi&a fiilitur, nifi quo earn qiiavis hòra ad
oculos demonilrare valeo. Ulterius corneo-olTea
iilhaec portio, à parte inferiore in duo veluti
. Crura p divaricami*, qiiàe cum reliqua Probò-
cidis portione infima conrieéluntur. Qua autém
ifta contìexio perficitur j ibi tres àdhuc Confpi-
. ciuritur particulae corneo-ofleàe q q q , picis in-
llar, nigerrimae, fplendentes, variisque articulà-
tionibus intei fe mutuo conjunftae. Has intermedium
quae locum teriét, Probofcidis veluti vagina
eli, intra quam Probofcis eò tempore, quó a fuétu
vacat, nonnullorum ope Mufculorum pro magna
parte redticitùr atque abfcondituri quod dum
t, reliquae etiam Probofcidis particulae fimul
fefe refleélunt atque introrfum recipiunt. Prae*
tereaJ ero hac Probofcidis Vagina illi quoque
Mufculi funt indufi, qui ad alterum par
1 articulatarum Probofcidis particularurii e e perkrom
àls nagelkensfyn ,bez'et is 9 die ìk niet en zou
kunnen Zeggen, a f open zyn , dan o f fe als klee-
klaaukens ofhaàkskens fouden dienen, omden Snuit,
terwyl hy fuygtjfoo lang in fyn-ßee o f plaats te hou-
den. fVdt ’er vanfy, dic faak ismy nog fooklaar
niet-, hoewel dit door tyt en moeyte uytgevortden foU
kunnen worden. Hei alderuyterfie gedeelte van het
hoombenige deel der Snuit^ ’t geen uytwaarts loopt, I
datbeeft op fyn eynd een redelyk merkelyk knoopken
o f hooftken -i waar in men in het midden een opening
fiet die ik vertrou door te gaan tot de holte van
het vliefige gedeelte der Snuit 9 ende deefe opening
isfoo naauwniet, als ik in ’t voorgaande gefebree-
ven hebbe 9 als de mondekens der Scheyl aderen. Dan
dit vertoont fig foo onder het Vèrgrootglas. Ander-
fihsis het naa proponie Van dit deel, in fyn he*
gintfely én op die plaats foo kleeh en ndauiv, dot’et
fonder éenig twyffel omtrent te hebben niet Veel vali
kan gefegt worden. In de Kapellekcns is bei fe-
ker by my 9 dat de Snuit daar verfcheyde openin-
gen heeft, waar door het voetfel ingaat, dewelke
haar op fyn eynde meede als hayrkens vertoo-
hoewel de firuftuur verfcheyden is. Dit
deelken o f Hooft 00 der Snuit, te gelyk met
fyn vliesken-, daar de baayrkens aan verknogt fy n ,
kan fig nog toe trékken, ende door fpierkèns te fa-
men buygen, als ook inwaarts bewcegen ; gelyk
nien fièt, als meh dit deel op verfchnde tyderi handelt,
ende injonge en andere Byen befiet. Dan , fob
ik dit afgebeelt hebbe, dat kän ik t aller uuren ver-
toonen. Vorder van onderen deelt fig dit hoornbe-
nige deelken, als in twee Beenen p , dewelke niet
het vordere ‘ende onderfiè gedeelte 'òan den Snuii
famengebègt worden. Daar m deefe connettie ge-
fchietyfyn mg te fien drie hoornagtige deelkens
q q q pik fwàrt, ende glimment van couleur, ende
door verfch'eide articulatien onder een geconneäeerP.
Het middèlfie gedeelte van deefe driè , is als de
fckeede Van den Snuit, wäar binnen in by door
eenige Spieren, die aldaar te fien fy n , op die tyt',
als by daar meede niet èn fuygt, voor een groot
gedeelte opgetrokken ende opgeflooten wort, buy-
g'ende Vordèrs de andere deelkens der Snuit haar
op die tyt om ènd'e inwaarts. Vordèrs fyn in dit
kokerken van de Snuit, mg de Spieren van het
tweedepaar gearticuleerde deelkens e e der Snuit
1 1 1
■HB
il |!j; | , | p
Mieut. Mufculi deinde primi parís partícula- j opgejlooten. Synde dan vorder de Spierén van fíet
rom Xx x x x z kerftt