Tab.
XLfV-
Fig. VI»
a n a
Fig VII
760
e x albido rubefcentia. Extremum Abdominis, in
Mafculis, nigra quadam confpicuum e li Caudula,
ili duas Setas dìvifa : ut hinc Mufca haec inter Bi-
fetas referenda fit. Foemellae contra Aeuleus
videtur impenitus effe. Uni verfus Thoracis
& Abdominis color in hifce Ànimalculis, aeque
ac in Cantharidibus, faturate viridis ell at- 1
que corufcus : unde oculis micofcopio armatis
fpeélaculum praebet elegantiflìmum. Praeter-
mifi Anatomen iftorum Infe&orum inftituere.
Quodfi volupe mihi eft, Mufcas hafce, cum fuis
Nymphis, adfervare ; aroyli interventu eas
chartae albae adglurino, tumque earum* artus
difpando : nimis enim tenellis conilant mem-
b r is , quam ut veruculo transfigi queant.
D E V É RM IC U L IS , Q U I IN N O N N UL L
A Q U E R C U U M EX C R E SC EN -
T I IS L A N U G IN O SA D E PR E -
H EN D U N TU R .
Quercus multifariorum Infe&orum , quibus
& nutrimenrum praebent &,habkaeulum, haud
minus foecundae fu n t, quam Salices: id quod
duobus folummodo fpeciminibus mine demon-
ftratum ibo. Primum fuppedhabunt ea , quae in
rämuiörum Quercus fummitaribus, tanquam intra
tomentofam quandam Exerefeentiam, enu-
triuntur. Alteram ab illis petam Ànimalculis, quae :
in fotiorum Quercinorum Tuberculis, modo,
quam maxime mirabili atque notata dignifli- i
m o , condufa reperiuntur. Lanuginofa iila , !
de qua fermo mihi e ft , Excrefcentia, toroen-
tofàe pilìsque fubtilibus conftantis lanae aut
Goffypii in fla r , eircum Extremitates tenello-
rum quoruhdam ramulorum , in Qjiercubus
pulhilafcentibus, globi in fpeciem coalita cer-
, nitur a a a. Lafiugo autem iflhaec quamfub-
tiliffima e ft , atqueefpilis tenuiffimis, juxta ac
prorihs inter fe mucuo rmplexis, confiata. Quin
& haud admodum fortes funt hi pili ; quando-
qmdcm incus excavati, & ex globulis vehrt
compòfiti effe videntur. Radicamur ii partim
in petiolo five ramuliQuercini extretno A, par-
' tim in folio Quercus ipfo ; quod quidem fae-
piuscule quali e meditullio talis globi procrefce-
re r , atque lanugine illa nndequaque in ambi-
* tu eircomcfatum effe cerrritur. Praecipuam tarnen,
qua ifti pili nnuntur , bafin nonnuHi con-
ftituunt fàccuB vel tobufi ( fi hac denonainatio-
, ne ori ficee) » obkmgi, cavi d , qui principio
teneri funt & molle», infiar facculoram, deinde
vero rigefeentes atque indorati hgoeos quafi
tubulos aemulantur. Intra
ß e t men in de Mannekens een Jman Staartken
dat in tmee borßels verdeelt is , foo dat dit eeh
tmee-borßelige Flieg is. Het JVyfken in tegen.
deel fchynt een Angel te bebben: de ganfobe cou-
leur van Borfi en Buyk in deefe Dierkens is wn
een donker groene en blinkende verrum, evenols
die der Spaanfobe Fliegen, dat onder een vergroot.
glas een feer fraay geßgt geeft. Ik beb verfoyn
de Anatomie deefer Dierkens te doen. Om dieft
Fliegkens en haare Poppen te bemaaren, foo pink
ik die met fiy ffo l op mit papier, en dan fprey
ik haare leeden u y t, mant om daar een fpelt dm
te fieeken, foo fyn f e al te teer van leedematen.
V A N D E W U R M K E N S , DEWELREIN
SO M M 1G E W O L L IG E UYTWAS-
SEN A A N D E E Y K E BOOMEN
G E V O N D E N WORDEN.
. De Eykeboomen fyn niet minder vrugtbm, on
veelderbande Dierkens te voeden en mooning tew-
fchaffen, als W illige boomen, maar van ik m
tegensmoardig all een tmee voor beeiden bybwiffh
fa l. Het eerße van die op de tippen der Ep
takskens , als in een mollig uytmasken gevoet ’morden.
En dan van die Dierkens , de welke men m
de mratkens' haar er bladeren feer monderbaarlyk en
boven aanmerkelyk opgeßooten vinä. Dit wollig
gemasken, daar ik van fpreek, dat ßet men, als
een donfelige en fy n hayrige mol o f cattoen, m
de uyteyndan van fommige teere takskens der
uytfpruytende Eyke boomen , in de form van een
kloot tefamen gegroeyt. te fyn aaa. Deeß wolag-
tigheid is feer fy n ,en dun hayrig, fynde gebellte
malkanderen vermert, de hayrkens 00k fyn niet btd
fierk , dlfoo fy van binnen hol febynenen
klootkens fchynen gecomponeert te fyn. Sy bebben
haar fundament ten deefe op het ßeelken, <f hf
uyterße taksken van de Eyke boom b , en ttn deele
op het Eyke blad felv e , dat men veel tyts nur
den. uyt de kloot ßet. voort ¡prüfen c , atotit
mgn deefe donfeligheid in den omtrek gtf
ß e t. Maar byfonderlyk foo bebben deefe ^
haar fundament, op eenige langmerpige en
beurskens ofjpypkens, foo ik het noemen
die in het e^rfie teer en meek als een
en daar naa als een boutagtig pypkenßyfin
hart morden.
ßularum collocatus invenitur Vermiculus, qui
ibidemi eousque enutritur atque abfeondkur,
donec aeftivo tempore in Nympham mute-
tur proprie ad modum priorem Tertii Or-
dinis referendam.. Verum , uti jam aliquo-
ties monui, Quarto, tarnen Ordini adíéribo
haec Animalcula ; quoniam modus , quo mutanti
» , penitus obfeurus eft & tenebria ob--
volutus, nec nifi curiofiflima diligentia, multo-
que demum labore, detegendus. Haec etiam ratio
fiiit, ob quam illa In fe ra haélenüs nequáquam
juxta duftum eorum, quae fummus Con-
ditor nobis in Natura rerum patefacic, fed tan-
tummodo pro negligentia-, praejudicatis opi-
nionibus &ignorantia,quibus laboramus, pertra-
ftata lint. Unicum tarnen his exemtum velim
induftrium Virum, Francifcum Redi ; quippe
qui, alioprorfus animo ifthaec Naturae artificia
perfcratatus, exftupidae brutaeque infci-
tiae abyffo ea procraxit. Ec fane adeo Ipiffae
heic regnarunt ignöradonum tenebrae ; ut ca
fui omnia fortuito atque putredini fuerinc ad-
tributa: quae quidem allucinatio Viris intelli-
gentibus vix cert'e condonari poteft. Scilicet
eousque a veritate aberramus 5 fi aifiduo tantum
inMufaeo defixi memoriam noftram in Bi-
bliothecam convertimus, negleftoque rationis
omnis vero fondamento, D E O nimirum in -ope-
ribus fuis manifeftato, cun61:arum rerum ratio-
nes proprio in cerebro cadere conamur.
Memorati facculi quandoqne ad nonaginta,
imo centran & plures, inter fe concreti, atque
intra tomentofam illam lanuginem ocelufi ob-
lervantur. At quando Vermiculi intus abfeon-
äü in Nymphas abiere, debitumque deinde
robur indepti font ; tunc tenuem finguli pelli-
culamexuimt, minutasque tandem in Mufcas
mutati, Dentibus fois& loculum, in quohaéle-
nns latitarunt, & lanugmofum fimul GofTypium
iftud, perforant : quo peraélo denique plura per
, foramina e t inde in lucem proreptare cer-
nuntur, Ipeftaculum fic exhibentes vifo quam
elegantiflìmum. Quin vel imperiti etiam, dum
talia vident, obftupefcunt, atque varias, eo-
mm ideas animo libi effingunt; quas quidem fic-
in medium proferunt, plerumque admodum
ridiculas effe obfèrvamus.
Mufca haec in Caput, Thoracem , & A-
omen fefta eft/, in Capite Oculi, binaeque
^ngae Antennae, conlpiciuntur. Superioiri
oracis regioni quatuor infixae funt Alae
men een wurmken.geplaatß, dat al daar 0. r- .„
ende op geßooten morti bot den tyt to e, dat het in
de Soomermaanden in een Pop verändert, die ey-
geritlyk behoort tòt de Derde Order opde eerße
myfe. Maar , gelyk nu eenige maalen gefegt is%
foo plaats ik deefe Dierkens , evenmel in de.
Fier de Order, om dat de manier haar er. verande•
ring f eenevml donker ende obfeuur is , foo dat
fe niet als door een forgvuldige vlyt . en een
groote moeyte kan ontdekt morden. Dat 00k de
eeden is gemeefi , maarom men deefe Dierkens
tot nog toe niet naa de openbaring des Scheppers
in de Natuur heeft verhandelt, maar alieen naa
onfe ßqffigheid, vooroordeel, ende onmetentheid,
maar van ik alieen den neerßigen Heer. Frans
Redi uytfondere : demelke door■ een- heel onde-
ren geefi deefe kunfl - merken der natuur onder*
fogt h eeft, en haar uyt de diepten der domme en
beeßelyke onmetentheeden getrokken: en melken
duyßernijfen foo g ro f Jyn gemeefi , dat fe alles
aan het geval en de verrotting bebben toe gefebm-
ven ; dat foker onverfchonelyk voor Mannen van
verßant is. Maar foo dmaalt men, als men allem
in fyn kamer bbyft., en van fyn memorie een boeke-
kas maakt, millehde van alles reeden geeven ,
daar fe de kragt der reeden vermaarelofen, het
melk de geopenbaarde- G O D T in fyne merken
Deefe: beurskens ß e t men ßm tyts tot 90 ja d
00, en meer in g eta l, by malkanderen gegr.oeyt*
en in dat donfelige hayr opgeßooten. Maar als
nu. de Wurmkens daar binnen in tot Poppen
ver groeyt fyn , en haare ß e rh e verkreegen bebben y
foo ßfoopen fy yder een dun huytken a f , en de
gedaante van kleene Fliegkens aangenomen heb-
• bende ; foo doorbypenfy haare mooningen met haare
Tanden, en fy maken te gelyk een openinge door
dit rnoHig cattoen .* a l maarmen. haar door verfcheyde
gaatkens dan ß e t huyten kruypen ee> dat.
jeer fraay fia a t, als men het ß e t , en het verbaafi
fe lfs de onmetende- , melkers verbe eiding fig daar
verfibeyffe gedagten van fom e e rt, demelke als fy
openbaaren , meeßen tyt geheel belachelyk fyn„
D it Fliegkett is irt H ooft, B o tfi , ende Buyk,
; gefneeden f. In hei Hooft ß e t men fyne Oogen ■
| met tmee lange Hoornen. Aan de Borß heeft
, ” o*'~“ 'iweuuur lir a x a e mne mae , het van boven vier vliefige Fleugelen, demelke als
ranaceae, conchae inftar margaritiferaej een glinßerent paarlemoer haar vertQonensen maar
co J G g g g g g g g g 2 van.