c.d.
F lg .L y y .
flg . m.
hb.
WÈÊm bb.
Hos ipfos Mufculos ed am , cum Ibis A c e tabulis
, in extremitate alterius Promulcidis ,d e
qua extrinfecus invertientem cutem abftraxi,
depictos ejchibeo : ita ut infertio, aeque ac
c o n t ta a io eorum a , quam diftindtiffime ibi
confpid p oE t) tum öc quo ordine Acetabula
ipfa hifce cum Mufculis fuis conjungantur b.
,Quin fimul heic patec, Mufculos iftos circa
medium Promufcidum notabiliter eile grandio-
res, quam circa earum priucipium f , ac finem d j
quibus locis ipfa pariter Acetabula propordone
exijiora fuma. ;i s : -} 1
in defdifo fcgtnine unius ex majoribus ¡IBs
Cruribus, quae proxime fupra Oculos fita confpi-
ciuntur y y , iuternamCrurum ipforum ftruflu-
ram ob oculos ponere libuit. Scilicet compa-
ges eorum extrinfecus fibrata & mufeuloià ertj
intus paullo magis fungofa: in nieditullio autem
nigrum demonftro punctum S , quod pro diffefto
Vaiò fanguifero habui.
Quodfi dein volupe e i l , interanea Sepiae
perluftrare ; Excretorium commune, Mufcu-
losque, qui bina bujus Acetabula movent, e
corpore refeindere oportet. Tum vero illa
pars, quam TJioraceut adpello, manu fuipen-
ü aperiri, ccpisque membranacea drcumfpeite
inde feparari dehet. His peractis laxa & fua-
gafkpardcula, quae Muds ab Auctoribus vo-
catur, Hepaüque fimilis habetur, in confpe-
ftum vernt. Ego quidem Mutin hanc con-
ftanter & perquam regulariter in duas partes
dillindiffimas divifam effe obfervavi. Superior
ejus regio erafififima e i l , & caute tradata in
duos utrinque lobos le vi negodo diftingui valet
a a. Alias v ero, fi tunica earn inveftiens
faucietur, fadllime f i t ,ut fubllantia ejus effun-
daturs quippe quae mollifliniam fefe praehet,tu-
foque Hepad, cujus parenchyma emungere animus
eft.fimillimam. In medioladffima efthaeo
Mutis, & maxime fpongiofa : inferiore autem
fuo extrerao utrinque femper in obtufe conver-
gentem abitAppendicem bb, quae in Abdomen
usque fernet exporrigit. Principium ejus fuper-
ne Gniae acGlandulis Salivalibus bb pro parte
incumbit; Gula namque, hiibe Glandulis inni-
x a , femper fub Muti ad Yentricolum tranfit.
Sub Gula autem porro, fita cernitur Arteria Magna,
quae, inferne ex Abdomine ftrfum fe effe-
rens, (Cor enim Sepiae in Abdomine colloca-
tum e i l i iniignes dnos Muti imperdtur ra-
roulos c c , haud aliter inde pullulantes, quam fi
fupeme e Thorace defeenderent. Pars maxima
bujusce corporis, ad utrumque Gulae & Arteri
Defe Sperbern vettern ik met bm e hlUgkatn
.oek in bet uyteynde van een der Promufcides j„ ’
ik den uytwendig bekleedendenbuyt beb afgemm T
foo dat men haar infertie en ftruliuur aldaar
difiinäfien kan a , als meede op wat erdtr t & v
Holligheeden felve met deefe haare Spierkms vir.
ecnigt werden b. En men mtdekt ook, boe dt, j
Spierkens merkciyk grnter op het midden van l
Promufcides fy n , als aan baar begin c ,m am bau
eynde d , daar de Holligheeden ook felve naapn.
portie kleender fyn.
ln het doorgefneede deel van een der groote %
ten, die men effen boven de Oogen y y fiet,beb ik
willen uytbeeiden de inwendige firuttuur van de
Voet felve, die van buyten vefel en fpieragtigis
van binnen is hy wat fungeufer van fubfiantie en
heel in het midden vertoon ik een fwart ftiptelkenl
dat ik voor een doorgefneedcn Bloetvat beb aann-
fien.
Warner men nu de inwendige dteleti wil fien,
foo moet men de gemeene uytloopen, en de Spie,
ren, die-de twee Holligheeden van het fehe beweegen,
uyt bet lichaam fnyden, En voortsmet
men het deel, dat ik dp Borft noem, foetelyk ope.
nen, en het vliefige Vel daar voorfigtig af fg.
pareeren. Soo komt ons in bet gefigt dat laxe en
fungeufe deel, dat de Autbeuren Mutis noem,
en by de Leever vergelyken. Maar ik bevinde,
dat het altyt en feer regulier in. twee diftinUc
deelen verdeelt word. Boven aan is bet bet dikfie,
en het. laat f ig , wanneer men het voorfigtig bandelt,
feer ligt aan weerfyden in twee kwablen ver-
deelen a a , anderfins, alfoo het feer week is, en
als een geklopte Leever , die. men wil excameeren
van fitbfiantie , f i o deflucert het feer Hgt, als men
fyn Rok .kwetft, waar mee het bekleet word. In
het midden is bet het dikfie en fpongieufie, en nan
onderen is bet aan . weerfyden altyt heenjtm.
pe toelopende Aanhangfil verdeelt, b b , entmist
mee het tot in, den Buyk uytgefirekt word. Bo*
ven aan fyn begintzel leyt het voor een geHeel*
te op de Slokdarm en de Kwylklteten bb. $ 0
de Slokdarm die op. deefe Klieren ruft, die pajfeert
altyt onder dit lighaam door tot de Maag' En
onder de Skkdßrm fiet men weer de groote Slag-
ader gcplaatft, deweike- uyt den Buyk van
ren opwaarts klimmende (alfoo bet Hert in den
Buyk geplaatfi is) twee merkelyke'takken. aan c
Mutis geeft c c . En die twee Slagaders vertoo*
nen haar egter, als o f fy van boven en afi *
Borft afkwamen. Het grootfte gedeelte van
lighaam Mutis ruft aan weerfyden vandr
itriae Magnas latus, fitper Oflé Sepiae recubat, en groete Slagadcr op het been van de S tam U ,
nec, nifi librata quadam membrana interceden- Zeekat,alwaarniets a l s e e n v e f e k e t h y i i J ,J l l
te, ab hoc difcriminamr. beyien is. . Eeben
. Membranam portea, quae Mutin ipfam in - PVanneet men nu het Hlies opent dat de A
T il* veftit, aperiendo, ac reclinapdo d , Vafbrum/e/w bekleet, en dat men het agter’overleet á ¡L
fanguiferorum intus dirtribuforum curfus dete-jo»tórft men daar in de loop der Bloetvaten ■ lla r
gitur. At fubftanda ejus adeo mollis eft ; ut /y» fubfiantie is foo week, dat die ais het eefiat
nntiA fnmM ííiffiinrlianrlr» nm n pm erntenmoomi-undequaque fernet diffondendo omnem con • ... . . _ o J o*
fpeclum adimat: quapropter parenchyma iilud
de intertextis Vafis , adminiculo ípathulae ,
feparare, haecque dein larga aquae copia elue-
re oportet. Ita demum diftributio Vaforum
fanguiferorum quam diitinétiflime oculis fefe
'lV.i. ingerit e: quin fimul tunc innotefcit, quanam
ratioöe tota hujusce partis fubftantia ex infinito
minuciflimorum veluti granulorum, debilifli-
me faltem cum fanguiferis Vafis connexorum,
/. numero fit compofita/: quod tamen nonnifiope
eximii microfcopii detegere licet. Colore Mutis
gaudet inter flavum rubentemque medio ,
ad ruffum quodammòdo accedente. Cuinam
veroufui ea inlèrviat, nequáquam fcio: tota e-
nimpeculiarem intra membranam conclufa hae-
ret, & in duo diftinfta corpufcula dividitur ;
neque ullam fane Hepatis fimilitudinem prae
fefert. Attamen haud ideo negavero, quod
Hepatis ea muñere fungatur } quandoquidem
Natura in miraculis fuis infinita eft , DEUS-,
que, Naturae A u fto r , pro immenfa fuá fa-
pientia, easdem partes in aliis atque aliis Ani-
mantibus diverfimode conformavit : prout ex
ftupendaOrganorum Genitalium conftruftione,
quae, uti artificio ac decore incomparabili
confpicuafunt, ita omnem fane quam longiffime
exfuperant admirationem, ilico elucefeet.
Gula, quemadmodum indicavi, fubter Muto
tranfit, & proxime ibi loci principium duett
, ubi Fauces terminantur. P er Fauces autem
intelleftam velim corrugatam illam ac
mufeulofam cutis partem, quae a Roftro &
'• «• Ore a ad principium usque Gulae, five fiftulae
ah Ore ad Ventriculum tendentis, exporrrgi*
Gula ifthaec, fub Cerebro tranfiens, ae
einde in illam corporis regionem , quam Tho*
tacem voco, fefe demergens, fuper binis ibi
ändulis Salivalibus b b , ante memoratis,
emu ipfa connexis, molliter recumbic, atque
® fi porro refta verfus Abdomen lele proten-
(, ens in Ventriculum c aperitur. Ventriculus
J p ’ä facculum veluti refere globòfum, in me-
0 nonnihil intropreílum. Plurima per eum
^ Sanguifera diftribuuntur d; quae quidem
wegnemt: waarom men dat Parenchyma met een
jpatelken moet fepareren van fyn vaten, en die in
ruym w te r a j e l e n , f io fiet men de loop derB/oet-
traten feer d,JlmR e , als ^ ^
fubfiantie van dit hebaam uyf een onnoemetykgc.
tal feer kleene deelkens, ais greynkens b e f ta j f ,
aie een feer fwakke connexie met de Bloetvaten
bebbm En dot is oek niet te entdekken, ais door
eengoet Hergrootglas. D , couleur van
M Is g á l tn root, trekkende een wey
mg na den rojfchen. Maat wat fyn gebruyk i l
kan ,k onmégelyk feggen, alfoo het f eenemaal i l
een vites beflooten leyt, en in twee difiinSte Ocha,
men Verdeelt word, fonder dat het eenige vergeh.
ng met de Lemer heeft. En vogtans wil ik niel
loebenen, dat bel dit fou fy n , om dat de Natuur oneyndig
is infyne Wonderen, en G O D , die de Zu
tbeur van de Natuur is, die bevind « dat de M &
deelen verfcheydelyk in de Dieren f orneen, vol-
gens fyne oneyndige ¡Vysheii,als ons dateiyk Hyken
fa l uyt de admirable cmftrultie der Teelkeden, die
alie verwohdeting fm ver event effen , als boar
StruSuur kunftig ende beerlyk is.
De Slokdarm als gffegt, die pafften ander de
Mutis, baar begintfel is iffen, daar de h e i eyn-
digt, waar meede ik verfta, bet gecerrugeerde en
fpieragtige deel van het Vel, dat van de Bek en
Mont a tot het begin van de Slokdarm o f de Pyp
die van de Mont tot de Maag gaat, fig uytftrekt
Defe Slokdarm pafften endet de Herfftnen been
en in bet deel des lighaams neergedaalt Jynde, dat
ik de Borft tteem, foo ruft f y daar foetelyk op de
twee befebreeven Kwylklieren bb ,, die daar mee ge-
connecteert fy n , waar van fy vorder regt tot den
Buyk doorgaat, en haar in de Maag c opent. De
figuur der Maag is als een globeus faksken, dat in
fyn midden eenigfins inwaárts buygt. Hy is
met verfebeyde Bloetvaten voorfien d , die men te
kiaarder kan ontdßkken, als men daar een gecouleur-
hatò detmwwi ; 1 'juiucm : adee vvuoggrt udvooorr udee oSilaaggaaadeerrss minjfppuuyytt.. oSyy bbeejfttaaaatt uuyytt
e£sre clanus licet, fi liquor colorâtes ^ àrie vìièfen, -waar van bet mddelfte fpieragtig is ,
<¿q q q q q q q qq