Tab.
I XXXIX.
FigJIhtò.
/•
'4m
nes aeriferas : tertius vero annulorum anterio-
rum eas faltem intus in cute latentes monilrat
perexiguas; quandoquidem Alae ibi lo c i, fub-
tus, in cute fuccrefcunt. Perquam autem memorabile
heic e f t , quod, cum in Erucis duo
femper annuii Pun&is refpiratoriis care an t,
hoc in Verme unicus tantum iis deftituatur.
Cujus difcrepantiae haec effe ratio videtur,
quod Erucarum plurimae in Papiliones qua-
tuor Alis ¡nftru&os mutentur; nofter vero Vermis
in Mufcam binis folum Alis gaudentem.
Supra Apertiones iftas Pulmonales multa
praeterea conlpiciuntur punita nigra., relpi-
ratoriis tamen ex iliora, quae ornamenti loco
effe videntur, cutemque etiam mutant} ut bine
& poltmodum, quando Vermis in Nympham
abiit, adhuc obferventur.
Cutis trifariam piita eft; nigrisvidelicetilriis
oblongis, turn maculis paullo dilutioribus, tan-
demque etiam annulis orbicularibus, e quorum
medio pilus plerumque exfurgit. Pilos hos
ad latera corporis tantum, non vero medio fu-
per Verme , confpicuos heic fifto bb-, quiaalio-
quin I'conis moles nimis increviffet. Porro
nonnulli quoque Pili majores minoribus fparfim
interim cc cernuntur. Omnis autem lfta pi-
éturae ièu colorum varietas inde ortum ducit,
quod granula ante delcripta alibi faturatius fufca
fin t, alibi pallidiora; quamvis magnitudine vix
multum interfe differant: inde enim fit,u t,u b i
major minorvè granulorum nuraerus nigriore
aut dilutiore colore infeitus eft , ibi nigrae
etiam ftriae & annuii vel fatutatiores evadant
vel pallidiores.
Caput hujusce Vermis d veluti tripartitum
e f t , & cute tegitur, in qua granula hand ad-
modum conlpicua dantur. Anterius , prope
Roftrum , collocati iunt Oculi e e , nonnihil protubferantes
Ouin duo etiam Cornicula , mi- am/f jyu H u
nuta i i, ex parte Capitis antica prominent. B H H
ftrumipfum , nonnihil inenrvatum, inapicem /pits toe f. Maar dat feer roar is ,
eonvergit acutiifimum/ . A t vero id demum u 7",i*
fingularifiimum , & mirabiliter fané a Summo
atque Omnipotente Architetto , ut ita dicam
excogitatum heic eft,quod prope Roftrum,in
ter illos Capitis linus, in quibus Oculi defixi
funt, collocati Pedes obferventur g g ; ut ideo
primi fronte exiftimaverim , Vermem hunc
TV _ /3 1 f<,i frtfo n k lllk i
felve deefe lugtopcningengeplaatfi fyn. £fj t
der de ring van veoren fyn fy niet te ßen als
binnen in het vel, jj en feer kleen: om dat aldaa,
Vleugelen onder in bet vel aangroeyen. En
is alhier feer aanmerkelyk , dat äaar in de Rutfm
altyt twee ringen fonder lugtapeningen fyn } fa
hier in deefe Würm daar maar een is: doorrei.
den , dat de meefte Rupfen in Kapellekens met vitr
Vleugelen vergroeyen, en deefe Wurm in een Flies,
alleenmet twee Vleugelen.
Vordere ßet men boven deefe Longopeningm vir.
fcheydefwarte,maar kleenderftippeIen,dietotcu•
raat dienen, en ook vervellen, foo dat men fc filfs
naderhant in het dier ß e t , als bet m tot een Pf
ken vergroeytis.
Het vel is driefins getekent, als met fmrtt
langagtige ßreepen , met vlakken, die foo don-
ker niet en fy n , en dan met roode ringekm,
ayt welkers midden gemeenelyk een bayhn
fpruyt ; die bekwamer aan weerfyden m
bet lichaam fyn uyt te beeiden b b , als n
de Wurm, om de figuur niet dl te groot te»...
ken. Voorts ß et 'men hier en daar nog eenigt grtth
ter hayrkens c c : alle deefe tekeningen of couleu.
ren neemen haar oorfpronk uyt, dat de verhaaUt
greynkens, daar bruynder ofbleeker van vemfft,
hoewel fy defelve grootte baaßbebben: wdardoor,
als daar een groot o f een minder getal greynkens
fwarter ofbleker getekent wort, de fmarteßrepn
en ringekens bleeker o f bruynder fyn.
Het Hooftdvan deefe Wurmisals in drien verdetti
, fonder dat de greynkens daar beel kennelyk
op fyn. Voor aan by de Bek fyn de Oogen geflortß
é e , die een weyhig uytpuylen. En .voor aanhd
Hooft fyn twee kleene Hoornkens te fieni l D( *(
felve loopt,een weynig krom geboogen fynie, bei
fpits toe f. Maar dat feer raar is,
baarlyk van den Grooten en Almagtigen Arw
| uytgevonden, otri foo te fpreeken; dot is, dat va
naaft de Bek, tuffeben de bngten van bet W >
daar deögen op ftaan,de Voefen geplaatfiP-W
Soo dat ik in bet begin oordeelde, dat ^
Wurm, als de Papegayen, ß g met de Bt
al a anßaß hegt, en d a a r ^ v o n ^
p r im a i r u iu c w u u m a .v ■■ . . ' , , . , t Mntir de QWwmm
more Pftttacorum, ope Roltri fui fefe ubthbet plants op H I « ■ H —
adfigere, atque de loco in locum conferre. beeft my geleert , dat de ^
Ü B E I experientia, veros Pedes 1 W B i H
¡Uic fitos effe_: quod profeño aeque nuoß
eft , ac'fi in, Homine parexiguarum manuum |ieé«(ícrcn ;
&X.
W k
Rg.V. a.
j^axillis utrinque, intus in Ore-, prope Gingi-
vas, adcreviffer.
Pedes ifti tribus fingufi conftant articulis
quorum anterior, five extremus, rigidxs durisque
pilis, quali fetaceis, inftru&us eft. E x altero
arriculo nigreicens prominet oificulum cor-
neum hh, quod jpolficis veluti v ice Fungitur :
jpfe autem articnlus ex nigra quoque materie,
quali corneo-offea, conftrufilus eft. Huic
jungitur terciùs j qui pariter nigrò ex.ofle corneo
fabrefà&um fe monftrat. Attainen i.li-
haec extrinfecus adeo dare videri nequeunt.
Qùamobrem illas partes , quaé fuperiora Oris
latera claudunt, tenui atque fubtili cuitello di-
Icindere , Oculosque inde iemovere prius o-
portet: tum vero demum ópè microfcopii
quam diflinclifiìme confpicere & addifeere li-
cét, quod Pes cum Oris illó latere, quod Maxilla
inferior in nobis confticuit, nonriullorurii
opèligameritorunifirigulàrium uriiatur, five ar-
ticuletur. Quin Mufculi etiam tunc détegun-
tur, ei movendo infervientes, qui Pedem to-
tum in iftud cavum , quod inter Roftrum atque
Oris partes , circa quas anterius collocata
funt Cornicula i i 3 efforrqatur, introrfum tra-
hunt;
Qiiinqné ejusmodi Pedum Mufcuìòs > qui
perquam diftinfti erant, depinxi.. Eojum tres a
fuis tendinibus in nigrum abibant corneum
oificulum, atqué deinde, rurfus. molliores redditi
, articulo Peduiri maximo, intimo, corneo-
olfeo inferebanitir. Duo reliqui Mufculi c
inalterum latus ejusdem articuli infixi erant.
Intus autem in majofe ifta articulatione cor-
neo-oflea conclùfi haererit ilii Mufculi, qui ar-
ticulationem àlteram d mbvent j inque hac
jteram latentes cónfpiciuntur, qui articulum
fedis extremiim e , fecaceosque ejus piios &
P * o n , quem heic in medio fimul depiclum
eihibeo / , nioveilti Praeterea Icon ifthaec
,«iam commonftrat, qbomodo Pes in àmbitu
®> ptlis hirfutas fit. Vermis auténi Pedum ho-
mnce adminiculo non foltim in fundo aquae
aura & in ficco, corpiis fuum protfahit mo-
! f ? Ì!,bdem tìpe ijuo^ e idum,
■ ■ B I B adri eo,ltig“ art> Veluti
Pendei' <dT ° . corIiore medias in aquas pro-
“ emoracis^ al2 “ otu nullo>
Pbfervatur f f l .COrPUs riiam aSitare
vleefch aan. fyn Kaáhbeenen fauden vafi gegneyt
f } n■ „ ,■ . ''
Deeft Fleten hebben ieder drie articulaticn ',
maar van de worjle o f uyterße ankulatic met
fiyve en barde hayrkens’,.als met Varkens borßelen
■vorßen-fyn, Uyt de taneede articulatie fpruyt een
fmrtagtig hopmbeenken h h ,d a t als degroote teen
is, en de articulatie felve is als eenfwart boom-
beenken van maakfel. ’f Géen dan met de derde
articulatie gehegt Viert, die méede uyt fwart boorn-
been bpßaat. Dan dit isuytwendig niet heel figt-
baar. Waar. m meri de bovenße zy .ieelcn der
mimt met een-fyn en ‘fubtiel mesken meet doerfny
den, eh de Oogen.daar vanafneemen. Op welken
tyt het vergroptglas ms heel dßinlt vertoont en
leert, dat de Foet aan de fy van de Bek, daar in
ans het onderße -Käkcbeen is, met einige dfiinclc
figamenten vereenigt wort o f gearticuleert. . En
men mtiekt ook de Spieren, die ieftive beweegen ,
dewellce de ganfebe F o e t, in de holte tufßben de
Bek en de_ deelen des Monts, waar voor aan d$
Hoornen geplaatftfyn i i , binnenwaarstrekken.
bbfetvatur T T ™ ,COrpUS
Pedib»s ¿is ■ r™ Vermis ei> tertpore — B ^ anter > « nudo oculo
P'ntum vel • VVera 6 tant“ nmodo Ser-
P ntom veluu lingulae effe vldeantur. Hinc
igi-
Fan dtefc Spieren der Foeten heb ik 'er vyfaf-
gebeelt, die feer kennelyk waaren. Drie van dei
felve n liepen met haare peefen in een fwart hoorn-
beenken j en dah weer weker geworden fyndc, foo
wierden fy de grootße en Unnenfte boorhbeemi-
ge articulatie h ingeerit. De twee andere fpier-
kens c Wierden hem aan de ander fyde ingeplant.
Binnen in deefe groote hoornbeenige articulatie, fyn
fpieriens beßooten, die de tweede articulatie beweegen
d , en in die felve fyn die Spierkens weer
ießen , die de uyterße articulatie des Foets e , met
fyne borftelig’e hayrkens, en ie groote teen beweegen,
die ik daar in het midien in afgebeelt heb f.
En voorts ß e t men in den omtrek , wat hayrkens
de Foet aldaar mg heeft. Met deefe Foeten treii
en beWeegt hyfyn lichaam niet älleen voort, op
de gront in het water , maar ook 0$ het lant; en
dahfoo fwemt Hy ook met defelbe , als hy midden
in ’t waater tegens ie vlakse der lucht hangt; eh
dat fonier dat hy fyn lichaam eenigßns ändert
beweegt. Hy fpeelt met ifefe voetkens als dah
■foo aardig, dal men die fohder het vergrnt-
glas niet als voor de tWee tongekens der Slangert
fou aanfieh. IFadr uyt blykt, dat hy ln dit ge-
deelte van fyn lichaam de grootße kragt eh
D d d d d d d d ftefts