jam memoravi, furfureo ilio tomento veHiti
o b fita, ant potius confperfa cernimr : quod
quidem, dubioprocul, ab exuviis, quas Ani-
malcula incus contenta pontìnt, proficifcitur ;
utpote quo tempore haec lanuginem quoque
Fuam Una cum cute exuunt-, atque hue illue
difeurfando quaquaverfum diffundunt. Lanugo
ifta, quinti elegandffime in ramulos divifa ,
Slam refert Nitri fpeciem > quae ex muris re-
cens exftruÉlis, noftro in Belgio, progerminat :
Ut hinc mictofeopio intercedente confpeila
minori ramofoque Mufco arboreo Gmilis vi-
deatur.
Quantum ad pabulum ìilorum Vermiculorum
adtinet : id equidem demonftratu difficillimum
e ft: qiiamvis interim certillìmum f it , ea intus
in Verrucularum fuarum cavitate enutriri.
Forte tarnen operi huic inferrò alba illa , te-
n a x , & glutinofa humiditas, quam intra V e r rucas
obfervari fupra indicavi. Hinc admira-
bili fane ordinatione a Sapientifiimo Creatore
ita comparatus eft ilte humor ; ut nunquam dif-
fluat.necbeftiolas illas madefàciat, aut fuffoca-
re poffit. Quia enim lentus & tenax eli; ideo lanugo
ei moxandequaque adhaerefcit,& mem-
branae velut aut facculi vice fungitùr,inquois,
tanquam in Cantharo fu&orio, conclufus ma-
net,nec inde profluerepotell. Canthari fuilorii
Tab. fimilitudine heic utimur} quandoquidem faccu-
XLV. Iorum iftorum nonnulli inveniuntur, qui pro-
x l'm . / pemodum tali figura praedid fu n t / , &tub u-
iad pedoli interventu ad Verruculae fuperfi-
ciem adfiguntur; ubi loci humor modo deferi-
ptus forte ex Verrucula ftillat. Unde is verus
videtur & unìcus e ffe , quem memorata la-
nugó Verrucis atque Animalculis illis praellat,
ufuss ut d iilam humiditatem cohibeat. Quando
autem humiditas haec confumta e li; involucra
lanuginofa, quae eam extrinfecus circumdede-
rant, comprefforuminllar Goffypii flocculorum
g. infe ipfa concrifpantur g : ut ideo plura ejusmo-
di fulcimenta lanuginofa, in fe c o a& a , intra
Verruculas reperiantur.
M o d o memorati fac cu li, humorem conti-
nentes,.tali omnes inftruai funt petiolo , per
quem ititernae Tubefalli fuperficiei adhaere-
feunt. Utrum autem humor ifte verum f i t ,
quo Vermiculi intus nutriuntur, alimentimi ;
prout nóftra fert opinio; an vero alia qua-
* dam materiel ibi pafeantur ; experiundo nobis
mirarne conftidt. Id faltem certum e f t ,
quod hi Vermiculi nec Probofcide, nec ullis
edam Dentibus, gaudeant. Acutum dontaxat,
Jtet men als g ije g t, met dfejc JèmeHgi
h e ii als b e fit, o f /¡ever overfirooit te fyn. ¿
fyn oorfpronk dan fonder alle twyfel; neemt, m
bet nemelhn deefer Dierkens , op «/fe J, Í-
defehe te gelyk met boar vel aßeggen, en ¿
door haar been en m er loopen overal vcrfpmfa
Deefe wolligheid is feer fraay in takskms wr'dal,
even als datfoort van Salpeter, ■t gern fig n f I
muuren, die mm gemeißelt fy n , in ons üeerkti
opm rp tt.feo dot bet Jig ander een vergratgles
vertoont, als o f bet een kleene en lakagtigc £m .
mofeh was. . *
W at nu het voetfel derfehe Wurmkens belangt,
dat is feer fwaar aante wyfen ; hoewel bet eg-
ter feker is , • dat f e binnen in de holte van it
wratkens gevoet worden. E h dat gefchiet mgelyk
door die witte ende Paye lymerige vogtigheid, dit
ik in bet begin gefegt heb, dat men in de walken:'
gewaar word. Omirent deefe vogtigheid is deeß
admirable order van den Alwyfen G O D T in it
Natuur gebruykt, dat f c nooit en vervloeyt, of
ook de Beeskens nat maakt ende verdrinken kan',
want alfoo fy taay is , fio gaat terftont dé ¡B
ligheid daar in de ronte omfitten, en fy verßreht
defelve als tot een vliesken o f beursken: waar buy-
ten dat fe dan niet lopen kan ; maar als in ten
pypkan befiooten blyft. Wy figgen pypkan, afo9
men eenige deefer beurskens vind, dewelke ten
’naafien by die figuur hebben f , en met hetondcrfie
pypken aan de oppervlakte van het watken vafi
fyn ; en alwaar ter plaatfe mogelyk de befchreeve
vogtigheid uyt bet wratken fypert. Soo dat bet
fch y n t, dat de wolligheid fyn waargebruyk alleen,
om die vogtigheid in fig te befiuyten, in deefi
vrugtkens en Dierkens heeft. JVanneer nu deefe
vogtigheid verteert is , fio krimpen de wolagtight-
den, die daar van buyten geplaatfi waaren, te Jamen
, als een famen gedrukt fiuksken Katoen in
malkanderen g , gelyk men verfcheyde van dierge-
lyke in een gedronge fieunfels der wolligheid in 1
wratkens bevind.
De gefeyde beurskens met vogtigheid, . die bd1
ben alle diergelyk een fieelken, waar meede fi
de binnenfte fuperficie van het
fyn. O f nu dit het waare voetfel van de
kens i s , als wy vertrouwen , dan of f i ? ^
door iets anders gevoet worden, dat
niet ondervonden. Synde, het fik e r, “ ^
ìVurmkens geen Snuyt nog ook geen J ^
ben , maar hoar is eenfpitze en fiti* ^ ^ ^ ;
de Natuur gegeeven, die in maakfe va, ^
& convefgefìsj fubtile Ro ftrum ,a Roilro Ci-
cadae, quae rorem fugit, minime diicrepans,
Natura ipfis impertivit ; quo quidem facile
facis pef tomentofam illorum facculorum cu-
nicam penetrare j deferiptamque humiditatem
exfu^ere valent. An autem revera hunc in
jrodum fefe nutrianc Animalcula iilhaec, ego
ha&enus ignoro : quanquam omnino verifimile
||| ’
Aquae guttulam intra Verrucarum harumee
cavutn ftillabamus : & ecce! protinus ea a farinaceo
ilio tomento in ambitu obvolvebatur,omni-
quefluore fuo eousque fpoliabatur; ut, ficcum deinde
in papyrum excufla, hoc nequáquam hu-
mefaceret, fed lubrica, nec adhaerefcefìs, fu-
per co volveretur : quod quidem viiu perjucun-
dum erat.
Circa Vermiculorum máximos tanta haud
aniraadvertitur iftius lanuginis copia, ac circa
minores. Atque his quidem quatuof Gemmae,
five Folliculi artuum , utrinque ad Omöplatas
L paullatim aderefeunt, qui ibidem , in utroque
r Thoracis latere, fupra Crura poileriora con-
v,ü. ipiciuntur hb. Folliculi i il i, five Gemmae ar-
tuum, revera Thecae funt, intra quas Alae
complicata©, reconduntur. Quapropter haec
Animalcula tum proprie Nymphae dici debent
ad Secundum naturalium Mutationum Ordi-
nem pertinentes: utpote in quo Infeéta, dum
inNymphas Chryfallidesve mutantur, motum
fiiuin nequáquam pro tempore amittunt ; fed
contra ambulant, ilant, comedunc, ieie movent
atque circumagunt tamdiu 5 doñee cutem mu¿
tent, exuviisqúe tandem pofitis, aliam veluti
induentia ftrufturam, Alas tantummodo nanci-
(cantur: quod quidem probe animadvertendum
eft. Quin iterum quoque monitum heic velim,
meNymphas ìftas ideo duntaxat Ordini Quarto
adnumerare ; quia mutationem fuam modo cam
obfcuro intus ia Verrucula perficiunt.
Nymphae hae j mutationem fubiturae , te-
nuiitimatn deponunt cuticulam five fubuculam,
quaft m cavo Verrucarum reliña con-fpicitur.
aevero polita, tènerarum atque exiiiumMu-
k ,carnm, membranofis quatuor Alis inftrufta-
Ì . Htnijformamconfequuntur a. Colore haeMufeae
gaudentnigrefcènte, praeter Alas membrana-
W P e quae, fufcis praeditae nervulis.
nniu ad fpadiceum accedunt. Artus caete-
m p a r te é6 a]jae^ c apUt nimirum, Thorax,
omen, Antennae, Oculi, Crura, & Tie por-
Poftanan°*jUnC (^ ^ n^:ius ^oc Animálculo,
1 td eousque adolevit, quam cum Ver-
77t
der Krekel, die den dauw fu y g t, niet en vetfchilt:
en welke Bek fy ligtelyk door het wollige vlies van
deefe beurskens heefi fieeken kunnen,om de befchree*
ve vogtigheid daar door op te fuygen' Maar o f
deefe Dierkens dat doen , het felv e weet ik tot
nog toe niet, hoewel het in alle deelen Waarfchyne-
'lyk is.
Wy liefen een droppeltoater binnen in de hollig-
heid van deefe wtatten vallen , die terfiont vatb
■deefe femelige wolagtigheidinde ronte bekleet wierd,
dat hem alle vloeybaarheid benam , foodanig, dat
als wy hem op een droog papier fihudden , hy eg±
ter het felv e niet kwam nat te maaken, maar
daar glüd en finder hegten over heen te rollen *
dat fraay om te fiien was.
Onder de grootfte Wurmkens, daar befpeurt
men deefe wolagtigheiä in foo een quantiteit niet, als
wel omtrent die kleender fyn. Deefe fietmen allengs-
kens twee paar beurskens, o f knopkens der ledema-
ten , aan Weerfyden van de Schouwer - bladen ver-
krygeii, die aldaar aan Weer fyden van de B orfi,
boven de ägterfie Beenen te fien fyn hh. D eefi
\uytbottingen o f knoppingen van leedematen, dat
fyn eygentlyk de kokers, daar de Vleugelen, in malkanderen
gevouwen fyn de, in opgefiooten worden*
waarom dan dit Popperl fyh onder de Tweede Order
van de natuurelyke veranderingen eygentlyk be-
hoorende , alwaar de Dierkens in geene Poppen o f
gulde Poppen veränderen , en haar beweeging voot
een tytkomente verliefen: maar fy gaan, fia a n ,
eten, beweegen, en röeren haar foo lang, tot dat
fe verteilen, en haar vel eyndelyk affiroopende ,
als een andere firubiuur komen aan te neemen,
en alleen maar Vkugelen te verkrygen, daar wel
op te'ßjetten is , als Ook,dat ik haar in de Vierde
Oiffiifialken plaats, om haar duyfiere manier der
verähdering binnen in het wratken.
Op de tyt als fy vervellen , foo ßroopen fy een
feer dun huytken o f hemdeken a f , dat men in de
holligheid der wratten fie t blyven leggen, en als
dan foo vertoonen haar deefe Dierkens in de form
van teere ende kleene Vliegkcns, die inet vier vlie*
fige Vleugelen begaaft fyn *. Haar couleur is dan
fwattagtig , uytgefondert devliefige Vleugelen, die
bruyne Senuwkens hebben, en die een weynig nau
bet couleur der caftanien trekken. Vordcrs foo fyn
de deelen in dit Dierken, alfoo het nu grooter ge*
worden is , veel kennelyker , als wanneer het nog
eenfes Voetig Wurmken was, gelyk als daar fy n ,
L I ■ 11 1 • het