la b .
x u x .
Fig.-IV.
64 bh
834
ficifcunttfr g g , duosque emittunt ramulos,
éonfideratu dignifiimos, b b , qui# in lliis , pul-
ehre admodum , fub cute y fupra Mufculos ;
Abdominales fernet furfum refleftunt , atque
inde denuo verfus Thoracem adfcendentes * ac
notabiliter ibi rurfus dilatati, cunt reliquia *
quae circa haec loca confpiciuntur, Venulis
anafiomofi mutua communicant. Truncus V e nae
C a v a e , infra Cor fitus, fimplex eft | ibique
in tres difpefcitur raroos,. per Hepar fernet
difpergentes kk. Paulloinferiusex HepateVena
, Mefenterieaoritur/: fub quaCavaetruneus pki-
rimis fefe propaginibus quam eleganuffime fuper
Renes diffundit m j tandemque y in duo divifus
, Brachia , Ramos conllituit lliacos n n r e qui-
bus V en a Epigaftrica quam venuftiffime pro-
gaafci animadvertitur oo-. Vena haec fecun-
dum Mufculos Re6los Abdominis ad Hepar
usque retrograditur -, ubi loci abfciflW a me re-
praefentatur. Quodfi hoc Vafeulun*, prope
Hepar, una cum omnibus Ventris iategumen-
tis refecetur * & fupra. pofteriora dein Crura
redinettfr * cotmnodUTime per id Venae corporis
omties inflari poflunt : quo tunc efiickur,
ut in Hepate, Renibus , & cunais undequa-
que Vifceribus , Venae detegantur. Atque
hinc quidem primam captavi occafionem &
copiam fingularilfima, quae fequunttir, experi-
menta leviore labore expedieüdi.- Ifthaec de
Sanguinis in Rana ckeuitu y Vafis fanguiferis*
d ia a haaenus fufficiant.
Obfervationibus modo recenfitis, quarti po-
teram, citiflime abfolutis, aliquot dein Mufculos
» nec non Cutem , Oculos & Sanguinem
Ranae adukae infuper examinabam. Fibras
matrices Muiculorunr tarn tenuiter dividere
licebat; ut filum telae Aranei- fubtilitate refer-
rent. Quam autem Gc divifas mierofcopio ob-
jicerem- ; videbam e x alias eas fibrillis adhuc
minoribus conftare, hasque demum e x globulis
minutiflimis. In Cute Epidermidem primo de-
tegebamj cui vera demum fuceumbebat Cutis
, elegantibus . coloribus, & nigris maculis
exornata y atque ex globulis veluti compofita
adparens. Separabam porro Cutem in fubftan
tiam quandam glandulofam y quae ex globoft
gjandulis, numerofiffimis, erat conftru6la. Glandulae
iftae glutinofam illanf fecemebant mate-
riem , quae per cutis Ranae fuperficiem diffu-
fa animadvertitur,hancque laeviffimam & ma-
xime lubricam reddit. Salivae ifthaec fpecies
deguftata amarum exhibet faporem , fuaque
acrimonia oculos laedit j qpin & fenfibilem
creat,
de Oxeladers uyt defelve fpruyten g g , en däaruyi
twee confiderable takken haar oorfpronk neemen hh
defelve buygen haar feer cierelyk in de Liefen, onder
het V e l, boven de Spieren des Buiks, naa beven om*
waarts, en daar van daan loopen fy weer om boo#
na de Bor f i , daar fy weer metkelyk dilateeren
en met de andere Aderen, die aldaar te fien fyn
intnonden. De tronk der bolle Ader onder bet■ Hart
is enkelt i , alwaar men fie t dat fy haar in drie
takken verdeelt, die in de Lever haar verfprey.
den k k . Een weynig lager fie t men, dat uyt de
Lever de Scheylader fpruit 1. Waar onder de Holle
in verfcheide takken fig feer cierelyk op de Me-
ren verdeelt m , tot hy eyndelyh in twee takken
verdeelt fynde, de Liestakken komt te maaken nn
waar uyt men de Onderbuiks Ader feer cierelyk
fyn oorfpronk fie t neemen 00 ,* defelve loopt längs
de regte Spieren des Buiks tot naa de Leem
daar ik haar afgefneeden hebbe. D it Vat isfeer
bekwaam , wanneer men het by de Lever, te gelyk
met alle dekfeis der Buik , afgefneeden heeft, en
het over de agterße Voeten beenget rokken, om
edle de Aderen van het Uchaam op te blaafen: die
men als dan in de Leever, de Nieren, en allelnge-
wanden ontdekt; dat my deeerße occafee engedagten
heeft gegeeven, om de navolgende feer rare experimenten
te faciliteren. D at fy dan voor deefe
maal genoeg van de circularte, en de Bloetmtea
in de Kikvorfch.
Deefe obfervatien, foo veerdig my mogelyk -ms,
afgedaan Jynde , foo examineerde ik nog eemge
Spieren van een volkome Kikvorfch’, als ook fyn
V e l, Oogen,ende Bloet. En ik bevonddat de bewegende
Vefels der Spieren haar foo fyn lietenver-
deelen, als de draat van een fpinrag. fVanneer ik
deßlve met een vergrootglas befag, foo beßondm
fy nog uyt andere Vefelkens, en die uyt klootkens,
die feer kleen waaren. Het Vel daar entdekte tkde
Opperhuyt op , daar naa volgde het waaragtigeVe >
dat met cierelyke couleur en , en fwarte vlaxktnt
ver eiert was, en bet febeen meede uyt klootkens ja-
mengefielt te fyn. Het felv e verdeelde ik in etn
klieragtige fubßantie, die uyt iilootagtige klierkens
geemponeert w iert, die daar in een feer groojê1
tal waaren, en waar uyt dießymerige
fecemeert wort, die men op het vel van de
vorfch gewaar w ort, en waar door ^ dteT
ende flibbérig is. A ls men dit foort van
p roeft, foo is bet [bitter, en het is
Oogen, en foo men eenklene opening Jn
' b te ft, foo veroorfaakt bet daar eenfenj (^
treat dolorem > fi cuti Hominis -, exiguo
älicubi vulnufeulo apertae, adfficatur; ut ideo
a liquore hoc cavendum fit. Aqueurn dein O-
tuli Huinorem, vitreo exceptum tubulo, quoque
examinabam : at nihil in e o , nifi limpitiidò li*
quorisjtaihi adparebat. U n d e , utroque tubuli
jlHusextreinoad lampada prius élaulb, eundem,
nnacum Oculo Ranae integro in aqua deco-
quebam: verum ne fic quidem ulli in iplò globuli
fefemanifeftàbant. A tv e ro Humor Chryftalli-
iius,tam parte fuialbida,calcem quali referente,
in ambitu conftitutà, quam parte altera fibrata,
diaphana, quae, uti in Oculis Afelli mino-
ris, plures ih lamellas dividua e l i , totus ex
globulis confiabat. In Sanguine Serum conlpi-
ciebam, in quo immenfus fluéhiabat orbicula-
rium particularum, ex plano veluti ovata, pe-
nitus taihen regulari, figura gaudentium , nu-
Inerus. VidebantUr autem hae ipiàe particulae
alium infuper humorem intra fe continere-
Quodfialatere eas contuebarj cryftallinos quali
baciUos, pluresqiie alias figuras fimilabant :
prout nimirum diverfimodè in Sero Sanguinis
drciimvolvebantur. Animadvertebam praeter-
ea, quod color objeótorum tanto femper re-
iniffior àdpareat, quo ea , microfcopii intera
Vento, graùdiora repraefentantur*
E X P E R I M É N T A
CIRCA P A R T IC U L A R EM M U SCU LO -
RUM IN R A N A M O T U M , Q U A E
IN GENERE A D OMNES M USCULORUM
IN H OM IN IBUS A E Q U E ,
AC BRUTIS, M O T U S ADP L ICAN-
TÜR,
Quam momentofum iìmul atque afdtium
ut, veras mufcularium motuum rationes ex-
flicare, numerofilììma fatis docent experimen-
ta} quae, ut ab acerrimis identidem Ingehiis
nane circa rem inftituta , veras tatoen ejus
caufas nequaquam ha&enus nobis detexe-
nint. Hinc etiam ingens illa utilitas & feien.
hae ftndameiitum, quae ex ifta cognitione in
nos redundatura effent, lpiffilfimis itidem igno-
täntiae tenebris adhuc involuta latent. Haec
ratio eft, qua induélus experimenta aliquot,
jam pridem a me circa hane rem capta, in :
publicum nunc emittere àdgredior : quae qiio-
ntara maximum pondus habere, & lequelas
naud contemnendas includere mihi videnturj
t eo rogatos velim Le ftores , ea ut ferio me-
ltari) & àd Lydium veritatis lapidem exämi*
^ non dedignentur.
u Mufculoturii conftriifiìione & motu fum-
mo-
I enciarom mtn fig dadr voor tnoet m gféh. t e m -
\terige vogt der Oogen , die ontfong ikin een glaa-
\ fi Pypten* maar ik orìtdekte daar niets in als de
I belderheid van de vogt: waarom ik dit pypken aan
Weerfyden toe foldeerde by de lamp , en ik kookte
\hem met een volkomeñ Oog in het water, maar ik
\ bevond daar eVenwel geen klootkens in. Maar de •
Crißallyne vogt befiont t’eenemaal uyt klootkens,
\fio w ei het witte kalkagtige gedeelte , dat daar in
I den omtrek was, als het heldere vefelagtige ge-
I deelte, dat, als in de Oogen der Schelviffin, fig in
verfcheyde lagen laat ver deelen. In het bloet fa g
ik een Wy, daar een oneyndig gétal rondagtige deel-
kens in fw'ommen , die van figuur als een plat 0-
Vaal waaren, maar heel regulier : fy fcheenen ook
nog een vogtigheid' in haär te befiuyten. A ls men
dèefe deelkens op fy befäg, foo vertoonden fy haar
als criftalle fiokskens, en op andere figuuren meer
nà dat de Wy van het bloed haar drayde. En ik
oñtdekte met een , • hoe dat als de dingen grootef
van het vergrootglas vertoont wierden, boe.fy minder
couleur haddem
p r o e f n è m i M g ë M
V A N D E P A R T IC U L IE R E B EW E E ä
G IN G D E R S P IE R E N IN D E KIK«
V O R S C H , D IE IN H E T G EM E EM
O P A L L E D E B EW E G IN G E N D E R
S P IE R E N IN D E MENSCHEN ENE,
B E E S T E N T O E G E P A S T W O R D E N ,
Hoe gewigtig eh ' ook mbejetyk het is , om dä
waafe beweegingen der Spieren te verklaann * dat
blykt ons uyt de menigvuldigheid der experimenten 9
dewelke de gaaufie verfianden daar van tyt tot
tyt omirent gedaan hebben ; fonder dat men tot
nog toe de waare oorfaak daar van heeft kunnen
otitdekken ; waar door ook de feer groote mtiigheiä
ende gewigtigheid der kennis, die uyt deefe weten-
fchap fou volgen, tot nog toe in de donkere winde-
len der onwetentbeid geinvolveert iS. En dit is
de reedeh, dewelke my beweegt, om eenige experimenten,
die ik al over lang omirent% deefe faak
gedaan heb, in het lig t te geeven, en alfoo ik die
van een feer groote confequentie en gewigt oordeel,
foo f iu ook myn verfoek fy n , om die ernfiig ta
willen naadenken , en op den toetfieen der waar*
heid te ftellen. , ;
Omirent de ßruHuur en de beweeging der Spiea
C e e c c c c c c e ren