Tab.
X X I.
Fig-r,
ce
J o AN N I S S W A M M E R D A M M I I
hujusce f i n e m faciefbrevis defcriptio Medullae
Spinalis, quam quidem, licet in fingulis tribus
Apum fpeciebus eodem modo comparata fit,
malui tarnen in Mafculo potius, quam in Ape
vu lg a ti, accuratiflime defcribere ; quoniam corpore
Mas majore pollet.
Organa Genitalia Maris fupra modum gran-
diafunt & facillime fpeftabilia : tötum enim
.Abdomen occupant: imo videtur Abdomen
ideo folum Mafculis datum eile capacius, quam
reliquis Apibus, ut Genitalibus continendis par
foret. Teilern hujusce rei adhibere poflemSe-
reniflimum Hetruriae Principem Cofmum III.
qui Anno , illuftri D. Thevenoto comit'atus,
hasce in Ape partes, non fine Supremi Conditoris
admiratione , penes me contemplari, measque
immerita hacce falutarione occupationes d e menter
approbare non eil dedignatus. Illhaec
Apis Maris Genitalia, fi Animalculi totius par-
vitatem fpedles, aliorurii quorumcunque Infe-
iElorum, quin & majorum neq nori perfeftio-
rum Animantium Genitalibus, (confiderata ni-
m irum, ut dixi , magnitudinis proportione )
quantum ad Seminis copiam ,longe antecellunt.
Continetur autem iitud Semen in Veficulis po-
tiflimum femihalibus : qüemadmodum & in aliis
Infe£lis, atque in majoribus etiam Animalibüs,
T a lp is ,■ Erinaceis, Muribus majoribus, locum
habet ; quae uri Semine itidem perquam abun-
danti turg ent, ita multo largiorem hujusce
copiam in Veficulis, quam quidem in Tefticu-
lis fu is , colleilam gerunt. Quin propemodum
dixerim, id ipfum fimili etiam modo in Homi-
nè fefe habere; ficubi anguilias filamenti feu
Vafculi Teíliculorum cum Veficularum Semi-
nalium capacitate comparo, fimulque confide-
-ró materiei feminaüs quantitatem, quae in V e -
..ficulisipfis generator, ñeque, uti vulgaris fert
opinio , ex Teíliculis eo transfertur. Vérum
'pergo : notandum itaque e íl accurate, quod
partes, quae ad generandum, nec non ad ex-
cludendum , vel expellendum fernen faciunt,
fint fequentes. Duo Teíticuli aa : duo Vafa
• ebk ~D ef^e rent•i a b» bi , qü. ae utr•m que m• maj• orem o»t
1 ' fpedlabiliorem molem, quam Teíticuli Ip il,
¿d dílatantur c c: duae Veficulae Seminales dd
ftupenda magnitudine praeditae: Radix Penis
te. ee: notabilis admodum partícula cornea, quae
rin crafliffima Radicis Penis parte nonnihil ver
fus‘anteriora collocatur/: Penis ipfe , aut pars
g.-hujus aemula g : alia quaedam partícula quin-
l>. que divifionibus, ípadicei colorís; interftinéla b-
•fubter quam , altero tarnen iti ;latere, fita
congemerg,
dat in alle de àrie fotrten van Byenvan
een confideratie is , ende ’t 'melk ik liever in het
Manneken, als in de gemeene Byen, om dat dat
grooter van lichaam is, op het naaukeurigße heb
willen befebryven.
De Teeldeelen in bet Manneken fyn boven maten
groot, ende kennelyk in defelve j foódanig dat Je
den geheelen Buik vervullen , ende dewelke, om de
Teeldeelen tebevatten, daar om alleen grooter,als
in die van de andere Byen,fchynt gemaakt te fyn..
Gelyk dat felve fou binnen bewaarheeden fyn Door-
lugtigheid den Vorfi van Tofcanen Cofimus de der-
de, dewelke i n ’t Jaar i6 6 8 , fynde verjelt door
den Edelen ZforThe venot, deife deelen in de Bye,
tot verwondering des Opperßen Maker ,by my heft
gelieven te befigtigen, ende myne befigheeden, door
dit onvérdient bejoek, goetgunßig komen toe te firn-
’De gefeide Teeldeelen , bevind ik hier in ät
Manneken, ten aanfien van de kleente o f propottie
van fyn liebaam , alle die van andere Infetten,
ende ook van grooter ende volwaffendet Dieren, ft
veelheid ende kwantiteit vanfaat ( ten aañfiehun
de voorgefielde vergelyking ) vene te overtreffeh ;
ende het welk faat fy voornamentlyk in de Zaad.
blaaskcns opgejlooten hebben. Gelyk ook in andere
Infedten , als meede in grooter Dieren, als in Mol<
len, Egels , groote Muifen , äeefe' gróote over-
vloet van faat meede plaats heeft, en in alle welk
Dieren de Zaadßof in de Blaaskens opgeßooten we•
fende, feer vene die geene 9 dewelke in de Zad '
ballen gevonden wort , overtreft. En ik fou
kans feggen, dat ook in den Mens deefefaak fig t-
ven op defelve wyfe toedräagt , wanneer ik verge-
lyk het nauwe draätken o f vaatken der Zaadballen,
by de ruimte van de Zaadblaaskens, ende de kwan-
titeit van de Zaadßof, die aldaar in gegenercert \
wort, fonder dat het uitde Zaadballen daarin affchietf
volgens het gemeene gevoelen. Maar om voort te
gäan, foo is het nankeurig te weeten, dat de |¡§
len tot de generatie van het faat , ende de, uitßw-
ting van het felve , dé volgende fyn. Als twt
Zaadballen aa. twee heenbrengende Taten
felve worden aan weerfyden grooter ende merkely-
ker als de Zaadballen felve verwyd c c. Twee won-
derlyk groote Zaadblaaskens d d. D e wortel its
Roedée è. een feer opmerkelyk hoornagtig deelken w
de wortel aer Roede, wat na vooren daar de wortel M
dikße is f. De Roede o f een deelken dat daar na È f||
lyken g. Een ander deelken inet vyf caßanie pf|§
verdeelingen h : waarondér aan men nogmaar o®
I confpicitur alia adhuc partícula ipadicea > led
I major atque pyramidalis i : tandem ultimo duae
L dfunt Pudendi appendices k k falligiatae , ki-
I teae, rubentibus tarnen donatae apicibus , I atque ténuiífima . veflitae curiculä, quae di- I filum cöfarem Tubicundum continet -, & fau-
I ciata efficit, ut -is facile inde defluat. Icun-
I ^la. Jit. o notata^ omnes hailenas recen-
I fitas partes nativa magnitudine repraefentat.
I Teiliculi a a in altiore Abdominis regione-, &
I quali in dorfo aut lumbis^ collocati fine : quem- I adraodumin Avibus quoque , Ranis, aliisque
K Artimantibus obtinet-. Tubulis autem confiare I milùvidencur; utiinHydrocantharo,cujus G e - I nitalium iconem infra dabo. Infinitae etiam in I Teiliculos inferunt-ur Ffilulae aeriferae, quae I quidem magno funt impedimento », quo minus I illorum fabrica ex votis queat inveitigari. Colore I gaudent pallide citrino, nonnihil ad .purpureum
■ de vergente: quod ipfum pariter in Bombycibus
|i. obtinet-. Vafa Semen deferentia bb tenuiifima
■ lan:, graciliífima, & te ñérrima, ob transpa-
I rens Semen aibicañtia, & tota-, infiar capreo-
■ lorumvitis, contorta; neque priùs confpe&Ui
I patene, nifi pofiquam Fifiulae Pulmonales
I quae nexus & convoluciones eorum colligant,
I ithmenfo taediofiffimoqùe labore lènte & paul-
I latito fuerint refeftae : hae enim Fifiulae adeo
■ firmìter, &Deferentìum Vaforum flexibus, &
■ illi horum parti, quae latior evadit, turn ipfis
■ etiam Teíliculis, fefe inneélunt ; ut fimul cum
■ his omiiibus unicum veluti corpus conftitue-
■ lè videantur. Vafa Deferentia heici, aeque ac
■ in Homine & brutis Animàntibus, altero fuò
■ extremo Teíliculis cominuantür : pauilo poli
■ autem perquam notabiliter àpparet , quoitìodo
■ ifthaec Deferentia dilatentur , & tam colorís,
qùam infercarum Fiftularum Pulmonalium ratone,
novos veluti' au't alteros Teítículos re-
ferant. Attamen accurati us examinará ihfi-
gnem intus monftíant cavitatem , qua Tefir-
culi deílituuntur. Glandülofa étiam conftant
feb nca ,&materie turgent feminali,quae exiis
fauciatis ilico effluir. Priúsqúam haec Vafa
cum radice Penis conneftantur, atqúe in hüjüs
cavitatem fefe aperiant; notabili rurfus modo
contrahuntur, & Amplici duntaxat tubulo, va-
culoque fernen tantùin deferenti, it er um fimilia
fiunt. Inferuntür tandem altero fuo extremo in
partem Veficularum Ipermaticàrum inferiorem.
" 6 ° autem exifiimo, quod in modo memorata
orumce Vaforum dilatatione c c feminalis quo-
matenes fecernatur: quemadmodum edam
sub
de ander fyde men een caßanie brutn deelken ge-
waar wort, dan-dät grooter en pyramidsgewys is
i ende ten laatße twee fpits toelopende aanhangfels
der Schameibeit k k die geel van couleur ende root-
verwig op haare tippen, fy n , bebbende een feer dun
velleken, dat deefe couleur in .fig heeft, ende door
het welk te kwetfen , de genoemde rootverwige
couleur daar dan ligt kamt a f te febeyden. Hel
figuurken by de l etter o vertoont alle de. g e f eide deelen
levens .grodtte. Deplaäts der Zaadballen a a is
heel boog in den Buik , ende even gelyk in den mg
ofte de lendeneni als in de Vogelen, in de Kikvor-
fchen en andere Dieren plaats heeft. Haar maak-
f e l .fchyrit my pypagtig te .fyn , even als in den
JVatevfchalbyter, als onder afgetekentfal worden.
Qneyndige Luchtpypen planten haar in de SaadbaU
len , dewelke een groot belet.fyn , van baarßrü-
ciuur na wenfeh te kunnen onderfoeken; haar coü-
leur is bleek Citroen geel, een weinig ofte eenigßns
naa *tpurper hellende: dat ook.foo in de Zywurmen
is. De Zaadafbrengende Taten b b , fyn feer
dun, xenger'ende teer, wit van Couleur vanwee-
gen het doorfchynende.faat, voorts.fyn fy heel ge-
krinkelt als de uytfpruitfelen der Wyngaart ranken %
ende niet ßgtbaar, als na dat de Longpypkcns , die
haar connexien, ende te famen windingen aan een
hegten, met een oneyndigen en verdrietigen arbeit
atterikskens ende langfaam door gefneeden fyn :
want de Longpypen verbinden haar te gelyk met
haar bogten foo vafi aan malkanderen, als ook
met de Saadballen, ende dat desl der wegbren*
gende Taten dat fig diläteert, dat fe als een lichdam
fchyrien. -Aan het eene eynde der Saadballen,even
als in ’den Mens , tnde in de rcdenlofe Dieren ook
gefchiet, foo worden de wtgbrengende Vaten met de
Saadballen gecoritinueert; feer merkelyk fiet men
een weinig hier naa, hoe de gefeide ivegbrengende
Taten gedilatetri worden: ende ten naaßen by
foo door couleur, als door inplanting der Longpypen ,
nieuwe o f dübbelde Saadballen fchynen. Dan ah
men fe naüw examneert, foo bebbenfe een merke-
lyke holligheid in haar , dat de Saadballen niet en
hebbeti. Sy fyn oök klieragtig van maakfel, en
vd Van een faadagtige f i o f , welke, -ah men fe
kwetfi, daar datelyk uytloopt : eer fe famenhegten
met den Wortel der Roede en haar in.fyn holligheid
openen, worden fe weer merkelyk fmengetrokken ,
etide Vertooneh haar alfoo wederom als een enkcli
pypken, endeten Väatfi te fy n , dat bet faad af-
brengt. Haare inplaritinge is aan de ander fyde
onder aan de Zaadblaaskeris. In deefe verwydmg c c
van de genoemde Voten, oordeel ik meede een fand*
agt'igc f io f afgefebeiden te worden •, als ik -ook
N n nn n n gan*