S02 J O A N N L S s w a m m e r d a m m i i
dus fentiendi non poteil non quam vividiffimus
effe. Quandoquidem vero Pupilla heic nunquam, pel Jig
ulì in nobis, fefe contrahit, neque & forami-1 ajs
ne gaudet ; hinc omnino neceffum e il , ut
vifioin Infeólis admodum perfetta fiat, ob nume-
rum ingentem radiorum , qui ìndefìuenter in
Oculos incidunt. Hinc etiam e i l , quod Infe-
ttorum'multa de notte videant : Perla ideo
quoque quam expeditiffime efcam fuam inter
volandum captat. Vifus ig itu r , quo Infetta
gaudent , nulla penitus ratione cum noilris
Oculis, aut cum. Camera-obfcura , in qua rerum
fpecies, reflexionis op e , fuper charta aut
panno albicante pinguntur , in comparationem
venire poteil. Hac occaiìone recordor illius
hiiloriae, quam Illuitris & Excellentiifimus Boyle,
in fuo de Coloribus trattatu , de caeco Ver-
maas narrat, qui, tinttarum taeniarum afperita-
tes diilinguendo, diverfos harumce colores folo
digitorum tattu accurate internolcere fciebat.
Talis nimirum vifus, quum tattu perficiébatur,
videndi modo , qui in Oculis Infettorum pb-
tinet, aliqua ratione fimilis eli. Attamen quo-
modoiilhaec vifio vere in Infettis peragatur ; &
quonara motu ingens ille Fibrarum pyramida-
lium numerus ab incidente lumine cieatur;
turn qua ratione motus iile cum fubjacentibus
membranis reticulatis commuicentur, & ab his
deinde ad infra pofitas fibras transverfas,
ab his iterum ad Corticalem fubilantiam,
ab hoc rurfus ad Nervos,tandemque ad princi-
pium Medullae five Cerebrum transferatur ;
id equidemnemo, nifi Solus file , qui Totus
Oculeus e l i , explicaverit. Is Ipfe etiam Solus
edocere poteil, an fpecies vifibiles fuper Uvea
fillantur, nec ne. Mihi heic fufficit meam
prpfiteri impotentiam, & , Oculi hujus expo-
fìta conilruttione, Conditoris maximi, fummi
illius Artificis , laudes alta voce exclamare.
Fateor praeterea, me hafce obiervationes no-
viifimo menfe Septembri hujusce anni 1673
cum fuaviifima animi obiettatone inilituiffe ,
majoremqueinde cepiffe voluptatem, quam fi aliquot
centenis annuis auttus fuiffem. Spero enim,
fore u t , haec quoque res Omnipotentiam
& nullis circumfcriptam limitibus D E I Po-
teilatem propalet, frigentiaque illa peóèora,
quae Divinam cir-ca haecce Animalcula Provi-
dendam etiamnum negane, ardentiifimo èrga
fuum Conditorem amore incendac. E t fane id
unicum fi noilris laboribus obtineremus , maximo
nos gaudio afficere d eb e re t: hunc enim
folummoio ili finem , nequaquam vero tempus
ten teer gewehrt mbet fy n , en ' alfoo de Oogap.
hier noit toeßuyt, ndg een gdt heeft,
in oris gefchiet, foo moet het gefigt in de
Infetten dl vry velmaakt fyn , van wegens bet
groot getal der flraalen , die fe gedmrig kun.
nen ontfangen. Waarom 00k een groote ,m-
tagte, der Infetten by nagt ßet ; en de Ron.
bout varigtfyn voetfelfeer veerdig indevlugt. Waat
om daridit gefigt der Infetten felfsniet inhetminfie,
ofte eenigfins met onfe Oögen, ofte een zo genaamie
donkere kainer, alwaar de gedadntens der dingen of
een papier, o f wittendotkdoor weeromkaatfing ge-
fchildert worden, kan vergeleken fyn. Het well
my in gedagten brengt y’t geen de vermaarde ex
uitmuntende Boyle van den Blinden Vernimm
fyn boek varl de couleuren verhaalt ,dewelke doordi
rouwheeden in de geverwde tapyten teonderfcheiden,
haafe onderfcheide couleuren, alleen door het m-
raaken der vingeren, difiinttelyk wifi te. onderken-.
nen; het welk fien. dan door het gevoekn eenigfins
met het fien van de Oogen in de Infetten m
een komt. Maar hoe nu dit gefigt eygentljk iil
de Infetten te werk gaat, ende wat beweegitig
deefe groote menigte van pyramidale Vefels m 't
opvallende licht krygen; hoefe die aan de onderleg-
gende netwyfc vliefen meede deelen ,d ie weeraan
de onderleggende dwarfche Vefels, defelve aan it
bafiagtige fubfiantie, en die weer aan de Senn-
wen, het begin des Mergs, o f de Herfenen oiitrvoi•
ren,dat kan alleen de geheelGeoogden expliceeren}
en ook feggen, o f de zienlyke gedaantens in htt
Druyvenvlies fiaan blyven o f niet, Het is my gt"
noeg alhier myn onvermogen te bekennen; en naa
de firuttmr van dit Oog voorgefielt te hebben ;
den lof van den grooten Maaker, die Opperkunßt-
naar, luyt uyt te kryten. Nogbeken ik alhier, iß
ik met ae grootfie vreugt ter weer eit, nu läaß
in September, in dit Jdar 1673. deefe obfervotitö
ge dann hebbe, ende dat met me er genoegen,ßt
o f my eenige honderden jaarelyks toegelegteM-
ren: want ik hoop dat 00k deefe faak GOD&
magtigheid ende onbepaalde Mogentheid fei
doen klinken , ende die koude fielen, dewelkt
fyne voorfienigheid omtrent deefe Dierkens Iochentti
in een brandende lie f de tot Hem haaren l f ^ |
ontfonken: Ende als dat gefchiede, dat alk^
behoorde onfe vreugde aan te ontßeeken; ende idß
B I B L I A N A T U R A E .
pus fallendi, aut gloriam nomenve immortale
confequendi grada, opera D E I fedulo perveiti- ,
gare fas & aequum eil.
Eodem tempore quoque v id i, Antennisfive
Còrnibus fingulis, qua cum Capite articulan*
tur tres quàtuorve diilinétos admodum datos
effe MufculoSj quorum ope Cornicula variis
jnodis moveri, hincque & vifum adjuvare, &
oculos ab allifu atque injuria defendere pof-
funt. Mufculos reliquo/um, quibus Antennae
conftant, articulorum haud indagare tentavi :
tanta enim e li eorum parvitas y ut fimul &
Oeulus, & manus, & ingenium , & initru-
menta noilra iis evolvendis imparia fint. Idem
deFibris mufcularibus Mandibularum five Den-
tium diétum erto ; utpote quarum fummam in
fabrica concinnitudinem penitus excutere, aut
pro dignitate deferibere yel delineare aeque
parum valemus. De plumatilibus Capitis Pi-
lisfimul , ubi de illisThoracis ago , nonnulla di-
cam: quapr.opter ad Thoracis deferiptionem
nunc me. conferò.
Quantum ad externam Pe£lorìs figuram :
fuperne id fubrotundo-conVexum eil ; verfus
pòfleriòra autem nonnihil denuo iinuatùm pro-
minulò margine-circa extremìtatem Ìuatìi or-
natur. Anterius utrinque comparent Scapulae,
quìbuscum Alae ardculantur : paullo inferius ,
utrinque fub Alis atque Scapulis, Pun6ta Refpi-
ratoria cernuntur, quorum oiliola. heic ovata
funt, & corneo margine in ambitu munita.
Prona Peéloris facies in duas divifa e li partes,
quae quidem, nonnihil oblique & flexuofe de-
orfum porreftae, huic fuo inferiori extremo
commiffum monftrant ultimum Pedum par:,
quemadmodum cum Peóloris anterioribus par
Pedum primum articulatur j quod tamen ple-
rumque , ficubi Caput a corporis trunco abs-
trahitur, Capiti adhaerefeens fimul cum hoc
avelli obfervatur. Subftantià Peétus corneo-
offea gaudet, & aeque fupra, ac infra , & ad
latera, Pilis plumatilibus obfitum eli, qui fuperìo-
Te pohffinium in Peóloris regione aeqùalis inter
fe magnitudinis & ìongitudinis funt. Pili hi, qui
per univerfi corporis fuperficiem dilribuun-
tur, adeoque [in Capite etiam Apis vulgaris o-
perariae, nec non inter & fubter Antennas
Marium, heic occurrunt, omnes, ufi diólum,
atque in principio etiam repraeièntatum e i l ,
plumatàles funt, lanugini Cygnorum, diiper-
ìsve fimiles plumulis pilofis , fingularibus , ad
avonum caudam confpicuis, quarum medium
eauliculum exigui pili laterales difperfi, id e il ,
' le mutuo diflìti, itipant. Anom
alleenig, ende niet tot tytverdryf, o f glorie, o f
een onfterfelyke naam, mofi men GODS werken
neerfiig onderfoeken.
Op de gefeide tyt beb ik nog gefien , dat ieder
Hoorn, ter plaatfe daar f e met het Hooft articulée-
ren, drie a vier onderfcheide Spieren tot beweeging
was gegeeven, waar door dat Hoornken , dan
verfcheidelyk kan bewoogen worden, ende dienen
om het gefigt te helpen , ende voor aanfiooten
ende kwetfen te bewaaren. De Spieren van de
vordere articulatien van deefen Hoorn, heb ik niet
getragt te onderfoeken, want oog, hant, verfiant
en infirumenten, fyn daar al te faam om haar
groote -kleenheid te onvermogent toe : gelyk als
fe 00k fyn, om de uyterfie nettigheid van het
maakfel der fpieragtige Vefels van de Kakebeenen
o f Tandon te ontleeden ,o f te befebryven, o f a f te
maalen. Van de pluymagüge Haayrkensin ’t Hooft,
fa l ik te gelyk met die van de Borfl iets feggen ;
waarom ik my dan kortelyk tot de verhandeling van
defelve begeeve.
Wat de uyierlyke figuur der Borfi belangt, dé
felve is van booven rondagtig , verheven, en dan .
naa agteren weer wat inbuygende , foo is fy op
haar eynde met een uytfiekent rantken vcrciert.
Aan weerfydeh naa voren vertoonen haar de Schon-
derblaaden, daar de Vieugelen meede gearticulcert
worden: een weinig lager fyn aan weerfyden ander de
Vieugelen,als 06k onderde Schouderbladen , de adem*
haiende fiippen te fien, wiens openingen alhier ovael
gewys fy n , met een hoombeenagtig rantken in den
omtrek. Van onderen is de Borfi in tween verdeelt,
welke verdeelingen .wat fchuynagtig ende geboogen
nederwaarts gaan, alwaar dan onder aan het laat-
fie paar Beenen gearticuleert worden- Synde het
eerfie paar voor aan den Borfi gearticuleert x die .
meefi altyt, als men het Hooft van ’t lichaam trekt,
dat felve volgen, ende daar aan ’vafi blyven. De
fubfiantie o f het maakfel van de Borfi is hoornbeen-
agtig, en foo van bovenen ,van ter fyden , als van
onderen met pluÿmige Hayrkens befet, die voorna-
mentlyk boven op de Borfi van een gelyke grootte
ende langte fyn. Deefe Haarkens, die bet ganfeb
lichaam overfiaan, ende alfoo felfs meede öp het
Hooft van de gemeene Werkbyen, ende tuffeben en
onder de Hoornen hier in de Mannekens gevondeti
worden, fyn als gefegt ende 00k in ’t begin afgetee-
kent1, altemaal pluymagtig, op de manier als het
dons der Swanen , ofte de verfpreide enkeleHayr-
veederen aan de ftaarten der Paauwen, alwaar het
middelfte fchafken met verfpreide, dat is van een
fiaande fybayrkens befet is.
Mm mm mm Est
O