mellae corpus admirante r : quapropter firmus snordin: toaarrnt ik Am fskerlyk geloof I dat §
n ii I a 1 ... - __ 7Í 7 !. L » u J . .. D— n n il n nan //n/li* J70 vrPV-K.R 11/G't. Cl/7fl lt.4
crediderim, quod Apum Foemella valido tantum
feminis, a Mare excreti, odore foecundetur. Ne-
que id fane, quantumvis peregrino modo aures
adficiatjtanquam abfurdum reprobati a quopiam
velim. Primo enim, quamvis Apum Mafcuio Penis,
autfaltemPeni fimilisparticula,videatur effe
impertita; haec tamen impraegnationi patran-
drae nequaquam fufficit : quia non folum impervia
eft 5 verum etiam, propter iitum & fi-
guram fuam, intra Foemellae corpus admitti
nequit. Imo quanquam vel eo etiam admitte-
retur Penis j haud tamen aptus is efiet deferendo
in uterum femini ; utpote quod penitus
Wyfken der Byen alleen doordefterke lugt van kt
uitgewotpe faat van het Manneken vrugtbaar wort,
bet welk niemant behoeft vreemt te denken, höe won.
derlykdathetookinonfe orenklinkt. Wmt voor eerß
hoewel het Manneken der Byen een Roede fchynt tt
hebben, o f ten minften een deelken dat daar naä
lykt, foo is het onnut tot de voorteeling, om dat
het niet alleen niet doorboort is, maar ook, om dat
het in het lichaatn van het Wyfken, van weegtn
fyn figuur en ßtuatie, niet en kan toegeläten 1Borden.
aliam per viam excemitur. In Crabronibus
mirabilis e f t& diftin&ius confpicuus Penis : ab
utroque enim hujus latere duo cernuntur cornei
uncinuli, quad unguiculi, quorum ope Crabro
fefe extremo vulvae Foemellae annulo infigit,
tumque Penem fuum porro in uterum promo-
ve t. In Bombycibus & Pene Naficornis id
ipfum v e l manifeftius etiam datur confpicere.
A t vero experiundo didici, quod iperma Apum
mafculinun adeo validum odorem atque virus
exhalet; u t , modo feptem vel o&o Mares fi-
mul in capfula fuerint inclufi, haec feminis il-
lorum odore vehementius, quam quis credide-
f i t , qui fubtiles hofce vapores feminales nun-
quam olfecit, inficiatur. E t quamvis etiam partes,
fperma continentes, in Mare nulla penitus gaude-
rent apertione ; nec n ifi, per violentam corpo-
j is poftici expreflionem, a me produftus fuiifet
ante memoratus exitus ; haud tamen ideo minus
credibile mihi videtur > quod fubtiles femi-
.nis particulae per tenellas atque inflatas Geni-
talium organorum membranas , facili negotio ,
penetrare, folaque fua aura Foemellam im-
praegnare queant. Nonne enim docet expe-
rientia, quod vel ipfum albumen, aeque ac
vitellus, paullatim per membranas duramque
o v i teftam exfpirent? Secundo : licet vel apto
etiam ad verum coitum Pene inftruóti forent
Mares ; haud tamen opportuna iis unquam
conceditur occafio cum Foemella rem habendi
: quandoquidem haec indefinenter Apum o-
perariarumagmine circumdata eft, nec unquàm
a b his fola aücubi relinquitur : ut adeo ne ima-
ginari quidem fibi quis ulla ratione poffit, Apes
operarias Foemellae locum acceffiimque ad
En hoewel het daar in al ontfangen wert,
foo washetnog onbekwaam,omhetfaad in de Lf.
moeder te brengen, ’t geen dat door een heel andere
<fosg uitgeworpen wort. In de Horfels is de Reede
wonderlyk en kennelyker, als bcbbende aan weerjf
den der felve twee hoornbeenige haakskens, die men
klaaukens kan noemen , waar meede hy in de Uf
terße ring der Schameiheid van het Wyfken naß'
haakt, en dan voorts fyii Rhede in den Lyfmoeder
brengt : gelykmen dat felve , dan wat klaarder ,00!
I fiet in de Sywurmen, en in de Roede des Neushoom.
Voorts foo leert my de ervarentheid , dat het faat
der Mannckens in de Byen van fulk een fterken kgt
en rcuk is, dat als er maar feven o f agt vandefel
\ve in een doosfyn geßootcn gewecfi , fy die. Ja»
kragtig met de lucht Van haar faat infeämn,
dat het kwalyk te gelooven is , voor die deefe fub-
tile faat-dampen noit gerooken heeft. En hot-
mel de faatdeelen ganfch geen opening fouden 0
gen hebben, maar dat defelve alleen, door het agtet
uyt drukken van het lichaam, van my foude ver-
oorfaakt hinnen fyn , foo vind ik nogtans getii
\fwarigheid om te gelooven, dat de fubtiele deelm
des faats, door de tere en vliefige opgeblafe dein
der Teelleeden, ligtelyk fouden kunnen heen dringet, ;
om ha Wyfken, alleen door de lucht vantö]
I faat te beftaangertn. JVant de ervarentheid
dat felfs het wit en het door van een Ey rixliit
’er tyt door fyne Vliefen, en fyn harde Scheeleitgewaajfcmt
wort. Ten a n d e r e n foo-is het ook eie
mogelyk, dat deefe Mameiens het Wyfken io1,1
ifryfonder fouden kunnen amtreffin-, om daar
te vermengen, al was haar Roede daar htk
toc t door reeden dat het Wyfken geduurig ^ ■
Werihyen umringt JJoemeuae loemn ^ rrernoyen omringr i s , dewelke het n ie t a, lm
exercendam Venererà daturas eile. ^Quodfi j Soo dat het ganfehelyk onmogelyk is
vero quis regerat, Mares tum temporis forte L y . - ^ verbecldcn, dat fe het Wyfken >
cum FoemeUà coire, quando cucum domun-, i w g a n g g e n » -
£ulam illam , e qua Foemella p rov enit, ad- r . s J 1
haehaerefcunt;
tamen ne fic quidem fieri id potei!:
quUm eorum organa Genitalia haud fane
ita Comparata obferventur, ut operi huicce ex-
fequendo ulla ratione accommodata fintv Interim
fi ante memorata aperdo, per quam fe-
men efHùit, naturaliter datur in Genitalibus ;
facilis equidem accedo opinioni cujusdam
tneorum Amicorum, qui eXiftimat, M ares, cum
per circumftrepens aliarum Apum agmen fefe
penetrant, tantillum feminis Foemellàe corpo-
ri affricare, ficque. earn foecundam reddere pof-
fe; attamen corruit rurfus ifthaec òpinio, fi
diftum illud oftium, quo fernen exit <, haud naturale
eil. Quapropter potius mihi videtur &
verifimilius polle concludi, quod Foemella per
fortem folummodo & fubtiliifimam mafculini
feminis auram foecundetur. Quodfi enim 06I0
faltem tales Mafculi vehementem adeo odorèm
fpirare valent ; quid, quaelò, eorum quadrin-
S gentifimulefficient? Atqui probabile e l i , tan-
! turo, quin forte etìam majorem, Mafculorum
\ nuraerum unico in Alveari dari : quod equidem
haud difficile foret certo Cognofcerej modo
quis vel Mafculos ipfos, vel cellulas, inquibus
Mafculi exdufi funt, numeraret. A d d e , quod
[ alia etiam Animantia fimplice duntaxat feminis
attaftu,five afperfione,fuas Foemellas foecun-
dent : quemadmodum in Pifcibus & Avibus ob-
tìnet. Ih Pifcium genere fane obfervamas,
quod Ovula, a Foemella in aquam ejaculata,
I fimpKciter tantum La6tibus Mafculi conipergan-
[ tur, atque hac ratione foecunda fiant. Idipfura
quoque circa Ephemerum obtinet : hujus eiym
1 Foemella, in aere volitans, Ovilla funt in a-
[ quam excutit, quae Mafculus dein inveftigat ,
I fuoque femine vel Lailibus conlpergit atque foe-
[ cundat. Cum igitur Pilcibus aqùa inierviat lo-
I co medii, per quod feminis virtus foecundans
Ovis communicatur j an tandem adeo parado-
xon videbitur, quad Apibus aer pro medio fit,
cujus interventu fubtiles feminis particulae^ per
A vèare diiperiàe, ad Ovarium Foemellae foe-
fundandum transferantur ? Univerfa lane ór-
ganorum Genitalium Mafculi Conftitutio id con-
! hrmat: mnuunt idem fortiffimi illi Vapores fe-
inina es,quinaribuspercipiunturj ficubi vel pau-
I ci qui am duntaxat Mares, examinandi tem*-
I .pore,per aliquot faltem horarum fpatium fimul
; Wü-a capfulam^ conclufi haeferunt. Quin H
! filn^US g B i rationibus adjungi etiam pof-
! £ .n aUreae Harf e i obfervationes} quibus pro-
I vì*1 m ^Upm C.v^ enc^ me demonfiratur , quod
2P0* etiam Hominibus atque; Brutis fegenomcn
men liiogt hier op ántwoorden , dat de
Mannekens met het Wyfken de vermenging fou*
den aangaan , wanneer fy om het huysken, daar
het Wyfken uyt voortkomt, hangen, foo is dat ook
onmogelyk van Wegende onbekwameconfirudlie haa-
rcr Teelleeden, om dat werk te verrigten , a foo
fy daar ganfehelyk niet toegeflelt fym Maar foo
nu de opening, daar het faat door paffeert, natuu*
relyk in de Teelleeden i s , foo kan ik geern het ge-
voelen van eener myner vrienden toefiaan , dat de
Mannekens , als fe door de andere Byen heen loo-
pen , wel eenig faat uan het lichaam van het
Wyfken kunnen vryven, om dat vrugtbaar te maa-
ken ; maar dat gevoelen heeft weer geen plaats ,
foo die opening, daar het fa a t door uytgaat, niet naturel
is. Waaromik dan veel liever en ookwaar-
fchynelyker wil beßuyten, dat het Wyfken alleen
vrugtbaar wort, door de fierke en fubtiele lucht
van het mannelyke faat. Want kunnen agt Mannekens
alleen foo een kragtige lucht van haar gee*
ven, wat fa i dan niet het get al van vier honderi
kunnen , die *er waarfchynelyk in een Korf fyn *
en mogelyk nog meerder; dat men feker fou kunnen
weeten, indien men de Mannekens, o f haaré
huyskens , daar fy in uytgebroeit fyn\, telden.
Doet hier nog by, dat ook andere Dieren , alleen
door een fempele aanraaking , o f befproeying van
fa a t, háars gelyke vrugtbaar maaken , als in de.
Viffchen en Vogtlen plaats grypt. A l waar men
in de Viffchen fie t, dat op de líuyt o f Eyeren , die
van het Wyfken in ’ t water gefckooten fy n ,fim -
pelyk de hom van het Manneken gefproeyt wort :
waar door dan defelve vrugtbaar worden. In het
Haft gaat dit meede foo toe, al waar het Wyfken
in de lucht vliegende haare Eyeren in *t water
fehlet, dewelke van het Manneken opgefogt fyn*
de , door fyn faat o f Hom hefproeyt, en vrugtbaar
gemaakt worden¿ En gelyk in de Vißchen het waiter
het middel is , waar door de kragt van het faat
tot de vrugtbaarheid der Eyeren defelve meede
gedeelt wort ¡ waar am fou men het dan foo wonder
lyk vinden, dat hier in de Byen de lucht het
middel was, waar door de fubtiele deelen van het
faat, in de lucht van de Bye korf verfpreit wee-
fende, tot de vrugtbaarheid van den Eierflok in
het Wyfken overgevoertwiert? Te meer ,nadcmaal
de ganfehe conßitutie van de Teeldeelen in het'
Manneken dit bewaarheid , als ook de kragtige
faat dampen, die men van eenige weynige Mannekens
in de neus ontfangt, wanneer fy in de fwerm
tyt maar eenige uuren in een doosken fyn opgeßoo-
ten gewecfi? By de voorgeftelde reedenen kan men
nog voegen die guide obfervatien van Harveus: de
P p p p p p wel