hitur, quae binas ipfum in partes difpefcit.
Cum Semen denique plenam ad maturitatem
pervenit j Folliculus tandem, qui haétenus lim-
pidam prae fe ferebat albitudinem ¿ex fufco nigricans
evadir.
Quando igitur Grana perfefle maturuerunt;
Funiculusque,extènfae inftar chordae, arefcen-
i-ab. LUI. do contra&iis eft * tunc vi quadam elaltica hic
fcig.ii.fi fi. Fefe tandem in ìineàth reftam exporrigic S5,
ficque FoHicuìum in duo hemifphaeria pulcher-
i i i *■ rime diducic t i i i : quo fit* ut Semina intus
contenta cum impetii quodani inde per aera dis- j
jiciantur. Videre tum fiihul licet, Follicoli ca-
vum nonnullis veluti diffepimentis in lOculos,
quibus Semina inhaeferé, interftin&um effe.
; Quae haélenus dixi * Vir Excellentiffime !
ciare ac diilinóte eonfpicere licet; fi Seihina
iilhaeé, fub finém aeftatis, microfcopii ope ex-
animanturi Quum enim id aèturo opus ile caput
ad ea propiùs admovere} multoties mihi
videre contigit -, ingentem tum harumee Silicu-
larum nuitìerum j v i Funiculi fernet extenden-
tis , diffiliiffe: quandoquidem oris halitu .cor-
porisque càlore Fun'iculus crispabatur, qui mqx
dein Semen ex apertis Siliquis hue illue per aera
difplodebat;
Quantum ad magnitudinem iftius Follictili,
quo Semina Filicis contiaéritur ; difficiliime
hanc éxprimere nativam licet :minutiffimo enim ;
Veluti punfto, quod nudo oculo v ix ac ne vix
quidem percipi Valet, firriilis eft. Imo vel
fubtiliilimo edam penicillo tantae exilitatis puh-1
€lum papyro aegre imprefferis. Semina au-
tem, quae eo reconduntur, tàm ilupendae
parvitatis ac fubtilitatis funt j praeferdm exfic-
cata; ut vifus aciem prorfus fubfugiant. Plus
quadragìnta & unum ejusmodi Semina unico
contenta Fòlliculo numeraci, praèter alia plu-
r a , quae disjiciebantur.
Quis jam , V ir Excellentiflìme ! Germerl,
C o rd c ém , Fòlla futurae Filicis,hoc in Semine
demonftret i prout in aliis quidem Seminibus
fieri potell ? Sane nemo. Quapropter verum
heic fpecimen infinitae artis fuae, omnibus
numeris abfolutiffimum , nobis proponit
Summus Condito?, cujus refpe&u quaecunque
Apellis lineae, omniaque ingeniorum humano-
rum acumina,pro fatuis merito putari debent :
quemadmodum judicia humana vel tum quoque
fuam manifeftant vanitatem, quando Filicem
Granis feminalibus carere infipienrer perhi-
bent.
Veram iftius Seminis figuram nunc itidem
de-
Spleet, die haar in twee deelen verdeelt. iHameir
nu het Saad fyn volle rypheyd heeft, foo vertoont
haar het Blaasken ten laatße bruyn.fwart: hoemd
fy andetfints van een doorlugiige witte coüleur is
Op die tyt dah, wanneer de Saden ryp fyn, n
het Blaasken door jide droogte , als een uytgerekt
Snäar gecontraheert is geworden, foo rekt Jy haar
'eyndelyk, door fekere veerige kragt in de regtte t e
h h , en het blaasken vbord feer fräay in twec du-
len verdeelt i i i i , waar door dan het Saadmet et,
ig ge-weld door de lugt verfpreyd word. En men
ß e t ook, dat het blaasken van binnen in fyn holte
als eenige verdeelihgin heeft, daar het Saad heeft
geleegen.
Dit kan m'en kläar M dißiriSt ander een vergrooU
glas fien myn Heer ^ wanmer men dit Saad in de
naa Somer examiniert f want.alfoo men met het
booft daar dan digte by komt, foo heb ik meenig-
maal ondervondeh, dat een groot getal van defi
Saadkokers, door midd'el van haare uytrekkende tm
kenst kwamin open te fplyten; door diendeaäffem
tn de 'Wärmte van het lighaam het touken bam
te doen opkrimpen, en het Saad uyt de geopendä
Saadkokers hier en daar in de lugt te werpen.
Wat de grootle belangt van dit blaasken, die
het Saad der Haren bvgtypt, defelve kan feer frnar•
lyk na het leeven afgeheilt worden, dlfoo fy maar
als een kleen punt is, dat het gifigt mdar effen fien
kan: ja het alderfynße fenceel, dat kan feer km*
lyk foo een fyn punt op het papier maaken. • Maat
de Süden die fy bevat, defelve fyn t'eenemaal ortj
ßgtbäär, foo admirabel klein in fubtiel fyn defehef
voornämilyk nu fy gedroogt fyn. Over de een eit
veertig Saden heb ik in een B laasken getelt, hehab
ven nog veele andere die wegfprongin.
PHii fa t nu het Spruytß! , de Baß, M | | $a'
den van de toekomende Haren in dii Saad vertoonen
myn Hier ? gelyk men wel in andere Saden doen
kan: voorviaar niemant. En daärotn iS dit een
•waaragtig pronkßuk der Werken van onzen G0D>
waar Voor alle linien van Jpelles, in alle de/pits*
vindigheden der menfehelyke Herßanden, voor een
Sotheyd moeten geagt worden, gelyk ook de men
fchelyke Oordeelen haare vaniteyt vertoonen, ®an
neer fy foo onwetent Jeggen, dat de Haren ¿ten
Saden heeft.
Wat de waare figuur van dit Saad belangh ^