Tab.
XIX. i&H
Guniculorum, & fimilium, plenam fuam per-1 krygt fyn volle perfeffie in den Eyerftòk , i n t
fe&itudinem in Ovario ad fe q u itu ra tq u e inde | pajjeert daar dan uyt door een weg, daar toe a -
poftmodum. per viam , eum folummodo in fi- \prgs gemaaìè , en dat fimpclyk tot de Lyfmocder,
nem conftruiiam, Tubam puco Fallopianam, j j on¿er €en{ge verandering onderweege te krygen :
fimpliciter in Ucerura defer cur, nee quidquam i ^ ^ Trompet naar Falloppius gemutationis
tocó hoc in itinere fubiens» A t m . m , v . , •
* i -r in O v i noemt. In Avibus Ovum non nifi lemiperheicur in u v a - de Vo6g elen onvtf an0g t net Eyj tn den>
r io: qaum O v i ialtem Vitellus ibi formeturj Al- Eierfiok maar fyn halve perfeäie , mordende aU
bugo autem atque Tefta in Ovidutto demum, daar maar het geele van het Ey geformeert -, fió.
quera Ucerum vocant,fuperaddatur. In Quadru- ! ¿aj¡ ¿an het <¡»itte tan het E y , als ook. de Schaal in
pedum nonnullis, v. g. Ranis, Animalculum in* I Dderleidingydie menLyfmoeder noemt,'gemaakt
tegrum, in Ovuli rotundi forma conlütutum , ^ vierV0etige Dieren , als in de Kikplenam
fuam in ipfo jam Ovario adipifcitur • 8HHW r ,
f o . i , ■ r\ - j a , vorfeben,daar verkrygthet ganfcheDierangejtalte
perfeéhonem: poftmodum vero m O viducto, ,y | /*» ' , a , r „
live T u b a , macerie ih tó h gludnofa circamfun- « » »m * » E,erf l ok > »
ditur I quacum in Membranam; quandam , ca- perfeftie | ende in de Eierliiding o f Trompet word
yam, interfepiam, five Uterum ,defcendit: eft het omvangen met een lymige fubfiantie, daar het
autem ifthaec maceries primum, quo deinceps meede in een verdeelt hol Vlie s ,o f in de Lyfmoeder
utitur Animalculum, aliittentuim. V e rüm h e ic , qffokt, ende het welke naderhant dan het eerfie
in A p ibu s , Ovum in O v a r io , quod fitful & metfd mn hel Dier is. Wer;B * ¿ jg
Oviduftüs, & T u b a e ,& Uteri vicespraeftat
primordia aeque ac perfe&ionem fuam forti-
tur: in Ovario inquam, quod adipicienti non^
nifi tenuis veluti canalicülus membránaceus ad-
paret: quamvis reverá plusquam membrana-
ceum adparatum heic adeffe omnino neceffum
fit. Sed haud ulterius videt tenuitas noftra •
nifi quousque acies noftrorum Oculorum per-
tingit.
E c c e igitur! quonam pa£to Omnipotens Ar-
chite&us p'ures heic partes quafi praeciderit
atque in unicam contraxerit.
In Papilione Bombycis Ovarium quoque bi-
partitum e ft, ejusque quaelibet iterum pars in
quatuor, a me fie vocatos, Oviduftus diipefci-
t u r , quorum apices five extremitates fimili
fabrica gaudent, a c in Apibus. In Naficorne
Ovarium pariter bifidum e ft, & utrinque de-
nuo in fex Oviduttos divifum. In Bombylio
Ovarium ab utroque latere in quatuor partes
feótum inveni. In V e lp a , quae plura, quam
aa. Bombylius, O va parit, Ovarium a a utrinque in
feptem Ovidudtos divifum conipexi. At vero
heic in Ape Foemina tot mihi occurrerunt Ovi-
duttos, ut haud fuerim fupputando: neque enim
ingens folummodo divifionum obftat numerus,
fed & maxima fimul texturae teneritudo, qua
fit , ut facillime dilacerentur: accedunt deinde
nexus etiam firmiffimi, quibus Fiilulae aerife-
rae hos fibi OviduStos devinciunt. Similiter
haud numerare potui , quotnam in quolibet
horumce Oviduttoum continebantur O v u la :
id quod in Bombylio tamen fafitu quam facillimum
daar verkrygt het Ey in den Eierfiok, dat te gelyk
een Eierleider, Trompet en Lyfmoeder is , fyn | f
gintfel ende bolmaaking; en dat als gefegt in dit
vliefige dünne canaalken, foo het fig aan % Oog
vertoont, want in der waarheid, het moet nootfä-
kelyk iets meer als een vlies weefen, maar onfi
onmagt Jiet niet verder als de oogen reiken.
Siet dan op wat wyfe dat de Almagtige GODT,
hier vele deelen als geabbrevieert heeft, en tot een
eenig gebragt.
In het Popken van de Zywurm fiet men den
Eierfiok meede in twee verdeelt , het welke dan
aan weerfyden in vier Eierleiders, foo ik fe noem,
verdeelt word , en daar in fiet men op haare dp
pen of eynden meede defelye firuStuur ’, als in dit
der Byen. In de Neushoorn is de Eierfiok meeit
dubbelt, welke dan in fcs Eierleiders aan weerfydln
verdeeld word. In de Hoorntoren heb ik de Eier-
fiok aan weerfyden in vieren verdeelt gebenden.
In de JVefpe, die meer Eyeren als dt
Hoomtoren legt, daar bebik de Eierfiok a a aan
weerfyden in feve Eierleiders verdeelt gefien. Maat
alhier in het Wyfken van de Bye , is het my M
het groot getal van de Eierleiders (mmogelyk gt-
weefi om te teilen; ende dat ook niet alleen otn dt
menigvuldigheid der verdeelingen , maar ook 0
de fubtielheid'van hei felve, brekende feer | | p
hier komt ook nog by de fierke connexien, die dt
Luchtpypen daar maaken. Soo van gelyken &
heb ik ook niet kunnen teilen, hoe veel Eyeren
ieder Eicrleyder opgefiooten waaren, gelyk dat fit
ivÜ
Tab.
XIX.
Rg. iv.
Mb.
Kg.ll
M i
rfium eff, in cujus Ovidu&u decem majora ,
una cum nonnullis minoribus, computavi. In
Papilione Bombycis quandoque fexaginta, imo
feptuaginta Ovula fingulis Oviduftibus ineife
obfervavi. Heic vero in Ape numerum O-
vulorum determinare nequaquam potui. At-
tamen in alio quodam Ovario fedecim vel fe-
ptendecim uno du&u contenta numeravi Ovula,
majora nimirumaeque ac minora: ut adeo
Apis longe parciorem Ovorum quantitatem iuo
in Oviduótu g e ra t, quam Bombycis Papilio.
Poftmodum in alia quadam Foemella Ovidu-
ftus iterum numerare adgrefius fum : fed &
hac rurfus v ic e , tum propter validiores partium
inter fe connexiones, tum quia tempori
parcendum erat, irritus recedi. Interim tarnen
numerofiifimos Oviduétus , quos maximo cum
labore jam fupputaveram , comparando cum
reliqua illa Ovarii parte, quae dinumeranda
fupererat, fuftinere profe&o aufim, in Ovario
Apis ultra trecentos Ovidu&us dari. Quodfi
igitur Oviduftuum hie numerus 300 per numerum
17 (tot enim diftintte confpicua Övula
quolibet in Oviduilu dantur, ficubi omnibus
numeris abfoluta eft Foemella) multipliceturj
tunc elucefcet inde, quod centum fupra quin-
quics millena Ovula,vifibilia, in unica quadam
Ape Foemella recondita haereant, ita tamen
inter fe mutuo difcrepantia, ut alterum altero
notabiliter majus exiftat : Ovula namque,
primum edenda, penitus jam perfetta funt -,
quae autem ultimo demum deponentur, non
nifi rudimenta funt adeo minuta, ut nudos non
folum oculos, fed vel optima etiam, quae pofi
fideo, microfcopia effugiant, Illique. fo l i, qui
formavit ea , numerata atque confpicua fint.
Extremi apices feu fines Ovarii , in quibus O -
vulajlla minutiffima continentur, fuprema atque
altifma in regione Abdominis collocati funt,
ibique veluti complicati & reflexi. In Bomby-
10 & Veipa , turn & in Bombycis Papilione
j ip.fun? °^^net:* In Vefpa tamen Ovarium
f ,mit niinficae longitudinis produftiones
, quaeFiftulis aèriferis tantopere intertextae
hmtjut nonnifi reticulum e Fiftulis aèriis con-
ru uni effe dixeris. Nunc vero probe fimul
animadverti velim, quodj dum geminum heic
repraefento Ovarium, alterum ejus latus a ex
pe F°emina v e ra , prolifica, fit deprom-
F^um, alterum c ex Foemella haud adeo perfe-
a . unde equidem ingens , rationeconforma-
° nis. Var^> nafcitur differentia. Ovulaf f , i i i,
quae m extremitate Oviduótus Apis non piene
promakkelyk
in de Hoorntoren te doen iS, daar ik ’er
tien groote getelt h'ebbe, ende nog eeriige kl eene
In de Eierleiders van het Uilken der Sydewurmen
heb ik in ieder fomtyts wel fefiig ende feventig getelt.
Dan hier in de Bye was het my onmogelyk. Egter
in een andere Eierfiok , foo heb ik over de fefiien
enfeventien Eyeren getelt, te weeten kleene ende
groote: foo dat dan op ver na foo veel Eyeren in
den Eierleider van een Bye niet en fy n , als wel in
den Eierleider van een Syde Wurm XJylken. Naderhant
in een ander Wyfken, heb ik de Eierleiders
op nieuw beginnen te teilen, maar dat, foo
om de fierke connexie der deelen, als ook om myn
tyt te menageeren , niet kunnen volvoeren. Egter
uyt de vergelykinge van een groot g etal, die ik al-
reede met feer groote moeite getelt hadde, neffens
het deel des Eyerfioks dat nog overbleef, foo firu
ik durven ftaande houden , dat ’er meer als over de
drie hondert Eierleiders in den Eierfiok van een Bye
fyn;welkedrie hondert leiders,als men met feeventienen
(wantfoo veel onderkennelyke Eyeren fyn daar in yder
Eierlyder, als het Wyfken geregtig i s , ) komt te
multiplicceren , foo fa l men vyfduyfent ende een
hondert Eyeren in het eenige Wyfken van de Bye
opgefiooten ende figtbaar bevinden ; dan met dit
onderfcheit:, dat het eene Ey merkelyk grooter als
het andere is. Synde de Eyeren, die voor afgefet
füllen worden, heel volmaakt, ende die agter aan
volgen , fyn maar enkele begintfelen, ende foo
kleen, dat f e niet alleen het 00g, maar ook myn
befte ver grootglaafen ontloopen, ende niet als voor
haar Formeerder alleen getelt ende figtbaar fyn. De
uyterfie tippen , ende eynden van den Eierfiok,
daar deefe Eyeren foo kleen fy n , die worden heel
hoog en boven in den Buyk geplaatfi bevonden ,
daar f e als te famen gevouwen ende omgeboogen
fyn. Gelyk ook foo in den Hoorntoren ende Wespe
gefchiet,als ook in de Uyl der Syde wurmen. In
deWefpe eyndigt de Eierfiok in verwonderlyk lange
produüien bbb, die foofeer met Luchtpypen doorwee-
ven fyn ,dat het fig niet als een netteken uyt Luchtpypen
befiaande vertoont. Alhier is nu wel aan
te merken , dat als ik een dubbelde Eierfiok ver-
beelde, de eene fy daar van a is afgebeelt, naa
dat van een geregtig Wyfken , . en het andere
deel c van een Wyfken, dat foo geregtig niet
was. Waar uyt een groot verfcbil, in de confor-
matievanden Eierfiok ontfiaat. De Eyeren
D d d d dd die