Tab.
XLIV.
1-13. XVI.
i.
£}g.xviz
nis uberrimus eft ejusmodi Tubereulorum prc-
ventus; aliis iterum longe parcior. Aliquando,
praefencibus Illuftri Tbevenoto& Stenonis, prope
•vicum maritimum -, Egmont diftum, in Dunis
obfervavi, fingulos propemodum ramulos ta-
lem Rofam faftigio fuo impoiitam geftaffe.
Quodfi excima iftius Tuberculi foJia defrin-
gantur j pyramidalis in medio fupereft mul-
torum foliolorum congeries b , quae fimili ratio-
-ne,ac intimaCinarae folia, fuper fe mutuo col-
-locata cernuntur: ut hinc eorum quodlibet fe-
orfim deglubere neceffum fit c ; fi Vermi-
!. cuìum d , qui intus, tenera fubtilique membra-
?* nula v e lte x to e obvoiutus, delitefcit, con-
ipicere velimus. Vermiculus ifte eum in mo-
dum conftitutus e ft, ut Caput ejus deorfum,
(Cauda furfum, fpe&et. Quin adeo is angufte
pellicula five tela fu a , foliolisque, quae ipfum,
ambiunt, continetur ; ut vero quam fimilli-
mum videatur,eum fe peutiquam , aut faltem
¡difficillimè , ibi movere poffe. Ifthic igitur
Vermiculus, ratione domicilii, ab omnibus a-
liis haftenus dèfcriptis, notabiliter difcrepat.
1. Quodfi vero è natali fuo locp is protrahatur/;
p atet, corpus ejus v ariisex annulis conftare,
atque parte anteriore nonnihil craffius, pofte-
riore paullo gracilius effe. Colore gaudet ruflo,
floridiore, quivifuhaud injucundus eft.
Alimentum hujusce Vermiculi eft liiccus Salicis
ad fummitates usque adfcendens , quem
fuo is ore imbibit, aptiflìmo quippe ad hoc
peragendum loco conftitutus. Nulla, imo ne
pauciflima quidem , circa hunc Vermiculum
reperiuntur excrementa; neque & horum quid-
pìam apud Vermieulos ante defcpptos a me
Inventimi effe memini : ut hinc credibile f i t ,
Infe6him iftud , more Embryonum , qui materno
in Utero vivunt, & alimento per os ingoilo
ibi nutriuntur, excrementa tamdiu in
cavo Inteftinorum fuorum retinere, donec
Mufcae formam fuerit indeptum. Praetermi-
l ì hujus Vermiculi inftituere Anatomen; quae
' quidem docere potuiffet, utrum conje&urae
meae aliquid veri fubfit. Atqui nec difficile
etiam mihi fuiffet, id negotii perficere ; quum
ingens Vermium iftorum numerus comparari
queat. Verum tanta eft negligentia noftra j
ut,quae ad manum fun t, plerumque vilipen-
damus: dum interim eo intemperantiae noftra
pfocedit curiofitas ; ut tantummodo longe remòta,
nec nifi aegre acquirenda, fémper ad-
pètat. E t fane nemo noftrum jure negare po-
% t e il ,
fommige jaaren fie t men deefe vrugthns f ett .
j vervloedig voort komm. In anderß jaaren ^
in een mprkelyk minder getal. | lk beb eens in
duynen by Egmont op Zee tuet den Heer The'
venot en Stenonis . gefien, dat haafiyder toks-
ken op fyn eynde ' daar meede befet was. ,
JVanneer ahmende buytenfte bladerenvandity;
wasken afbrcekt, fo o b ly ft daar in bet midden een
\ pyramidale vergadering van veele blaatkens over
b , die men, op de manier van de binnenße blade.
vren in een Artifok, op malkanderen geplaatftßet,
Soo dat men die een voor een , daar van moetaj
'fchiilen c , indien men bet Wurmken fien
j dat daar binnen in een teer en tenger vlieskenof
■fpinfelken e beßooten ß t. D it Wurmken isaldaar
igeplaatft met bet- Hooft naa beneeden, en de'
Staart naa bovenen. En bet wort foo naarn m
\ fyn vliesken o f fpinfelken, en de blaatkensJie hm
j bekleeden, beßooten ,• dat bet naa alle apparmie
\fchynt, dat byfig daar niet in roeren of bewegen I
kan, o f ten minften feer ongemakkelyk. Soo dat dit
Wurmken merkelyk verfchilt in fyn woonirig, van
alle die tot nog toe befcbreeven fyn. ■ Alsmen 0«
dit Wmnken uyt. fyn geboorte plaats neemti, ja I
ßevmen,äat fyn licbaam uyt verfcheyde ringekens
beßaat, fynde van vooren wat dikker, en van agieren
wat fmalder. De couleur die bet beeft,is
als een bloofende ly f verruw, dat niet onaange-
naam aan bet gefigt is.
Het voetfel van dit Wurmken is bet op klimmende
fap van de Willege boom, dat het dm fyn
mont in neemt, en waar toe bet feer bebiaam
geplaatfi i s : geenetja de alder minfie vuyligheden
vind men niet by dit Wurmken , die my 00k niet
beugt, by de voorgaande Wurmkens geftcn te beb-
ben : foo dat het te gelooven is , dat bet op de
manier van de Rinderen, die in de-Lfnooeier
leevcn , en aldaar door de Mont;gevoet worden,
fyne vuyligheden foo lang binnen in fyn dornen
bebout, tot het de geßalte van een flieg beejt
aan genomen. lk heb verfuymt dit ffumken te
anatomifeeren, 6m de waarheid hier van te ¡w.
En dat foum y 00k lig t gevallen hebben, alfdojl
jn menigte te bekomen fyn. Maar, onfe nalotigheid
is foo groot, dat men gemeenelyk verwert"
lo o fid a t men by der band heeft} en onfe
eusheidjs foo over m atig, dat fy altyt ängenbj"
g e e it, die ver geleegen fy n , en kwalyk te
komen, kmnende ik nog niemant fig ontßb^"
gen van \ydele glorie, om liever- wat vreemts tu
ongeboorts, als wat gemeen is , voor te fid »
boewel I alle fcbepfelen dt Majeßeit en M ,
.. . .. p i
tefr, haue fibi inhaereicere vanam gloriam $
ut malie peregrinum quidpiam & inauditum,
quam qüod cranflatitium e i l , in medium proferii
.-etiamfi Majeitas & Sapientia revelati mira-
coloramAuäoris ,D E r , quibnscunquein creatori
« plane adorabilis ac omnipotens detegatur,
In e x c u fa b ilis iilhaec /ocordia quoque effecitj
ut& neglexetim Ovulum hujulce Animalculi
inveiligare , cujus tarnen in gratiam tota illa
Röfuia producitur : id * quod' inde pateicit,
quoaiam Salices nunquam, quantum fcio , hu-
jusmodi exerefeentias proferunt, quin femper
Infeéia modo deferipta intra eas inveniantur.
Q u an do autem Ovula horum Iniedtorum haud
circa illaloca deponuntur; Rofulae iilae quoque
ib i haud proveniunt, fed ramulorum Apice.
folummodo in folia progerminant. Duplex
h ifce Vermiculis conllitutum e il ad fubeundam
mutarionem tempus ; alterum mediam in ae-
flatem, alterum vero in V e r incidit,cnm Salices
primum repullülafcere incipiunt. Vermes,
fcyß qui aeilate , in natali iuo lo c o , Nympharum
!■ habitum induunt g , paucis dein poli diebus in
fc Muicam mutantor h: at,q ui temporeautumna-
li Nymphae fiunt, totam per hyemem fua
in Rpfula reconditi manent, nec , nifi Sole
propius accedente, demum fub forma Mufca-
rum comparent ; quae quidem ilico ad Salices
ifefe conferunt,domicliiumibi pabulumque foe-
tibus fuis curaturae.
Mufca haec mediocris e il magnitudinis,
at tenella fimul. Poilremum corpofis ejus A-
culeoellmunitum, cujus adminiculo illa , pro-
ral dubio, fummitates egerminantium Salicis ra-
mulo'tum inforat t ut fua intus collocare O v a
poffit. Duo ipfi funt Comicula, anterius e
Capire exilantia. Alae ejus fatis Iongae funt &
membranacea^ Sex infuper Cruribus pollet
gradita, longis, propemodum uti in Culice
comparatis. Colorem ejus adnotare neglexi.
l“e‘ tamen > qnas meo in Mufaeo fervo
mecatas, grifei funt coloris ad nigrum ver-
gentis. Obfervavi etiam, qnod unico ejusmo-
. ex Tubercolo nonnunquam quatuor prodie-
nnc Mufcae ; quae tainen & quadruplo minore
erant corpore , quam modo a me deferipta.
ofaores iilae, coracino colore fpiendentes,
brenoribus enam Corniculis, & f e x Cruribus,
Ü Bl”ae eT m Alae "©-elcentem
j , ’ extremitatis fuae medio inferiptam,
«"leo cuWH ^■Ui" & “ eocufpidato erant arnmoantna“el.lae inter ens A-
” a “ Praefentiarum de Mufcis iflis pro.
ferre
heid van den genpenbaarden G O DT der Won*
deren even aan biddelyk en almagtig is.
Door deefe omerfefonelyke mlatentheü heb ii
00k verfuymt bet Ey van dit Dier te mderfoe*
ken , in welkers faveur dat dit ganfehe Roosken
■voort gefragt wort. Het welk blykt, om dat de
Willege boomen nimmermeer, dat ik weet, deefe
vrugthns voort bringen, o f men vind daar altyt
van de befebreeve Dierkens in. En indien baare
Eyeren daar niet op gefet worden, foo en kamen
fy 00k niet voort, maar fy fpruyten alleen tot bladeren
uyt. Twederley tyt Van ver andering hebben
deefe Dierkens, fynde de eene midden in de So-
mer , en de andere in het voor ja a r , op de tyt,
als de Willigen beginnen uyt te hotten. D t
Wurmkens, die op de fomer tyt haar op de plaats
van haar geboorte in Poppen veränderen g , die
heemen naa körte dagen de geßalte van een Vlieg-
k en a a n h , maar die in bet naa jaar daar
in vergroeyen , die blyven de ganfebe Winter in
bet vrugtken over, en als de foete tyt aan kamt,
foo vertoonenfy haar eerft in geßalte van V lieg .
kens, die dan voorts de Willege boomen gaan be-
foeken , om haare foort gelyke wooning en voetfel
te beforgen.
D it Fliegken is redelyk g r n l, maar teer ;
agier aan fyn licbaam is bet met een A n gelge-
wapent, waar door bet fonder tmyfel een ope-
ning voor fyne Eyeren in de tippender uytfpruy-
tende takskens van de Willegen maakt. Het beefi
twee Hoornkens voor aan in fyn H ooft, de Vleu-
gelen fyn redelyk lang en vliefig. Het beeft fe s
teere lange Vocten, haaß op de manier van een
Mug. W at fyn couleur is , beb ik Verfuymt aan
te teekenen. Maar die ik bewaar, en by 'my ge-
droogtfyn, hebben een graauwe couleur, naa bet
¡wart trekkende. Nog heb ik geobfirveert, dat
uyt d itfelve gewacken fomtyts vier Fliegkens fyn
voort gekomen , die ook wel vier maal feo kleen
van licbaam fy n , als het befebrevene. Deefe fm
van eenfwart glimmende couleur met korter Hoorn,
kens , fe s Beenen en twee Fleugelen , daar in bet
midden op de kant een fwartagtig vlakshn ß a ett:
eenige daar van waren met een fp itze Angel ge-
wapent.
Meer kan ik voor tegenswoordig van deefe
E e e e e e e e e p w