treis fetis, ad iummam ufque fubtilitatem di- I
f traZ is ,v ix ac ne vixquidemin ejus propagi-
ncs penetrare liceat.. Quum vero hae angu-
ftiae magis adhuc ab exeunte fubftantia Me-
dullari, hbroiii, arZentur 5 facile hinc eft conji-
c e re , quara fubtilis ilia fit materies, quae per
hos aliofque omnes Nervos tranfit, nec nifi
a fubtiliilima illa Pia matre coercetur. Unde
firmus credo, quod materies ifthaec , Spiritum
vocant animalém, nullis in vafis confinerà aut
colligi queat, adeoque penitus vifum fugiat.
A t vero ne Nervuli hi inter fe mutuo implicen-
tu r , aut fuis e locis dimoveanturj ideo varios
formant nodulos, atque finguli fuo in ortu,
tam in Homine, quam Brutis, tenuiffima tunica
, quae tercia Cerebri e ft, & ob fubtilitatem
fuam Arachnoides a nobis vocatur, con-
neZuntur. Cavitates Ventriculorum Cerebri
nonnifi modo diZae interventu tunicae col-
ligantur. Haec ipla etiam arterias, in fundo
Cerebri haerentes, firmat, fuoque in fitu d e - 1
tinet. Quum igitur Ventriculi Cerebri alia
nulla gaudeant tunica, qua occluduntur &
conneZuntur, nifi ifthac tenuiffima, quae minima
vi diffringitur 5 hinc facile etiam eft col-
lig e re , eos nequaquam aptos eile ad Spiritus
animales continendos : ut potè qui, p rocul o-
mni dubio, indelìnenter per albara ipfius C e reb
ri, Medullae, Nervorumquefubftantiam,
contrahendi Muiculos e rg o , transvehuntur.
Sola igitur Pia mater e ft, hos quac ßpiritus
* continet. A t vero eos magna copia per illam
tranfire, prout aliqui opinantur, ego quidem
prorfus negaverim ; quandoquidem nec in Ce-
rebro, nec in principio Medullae,ulli reperiun-
tur Ventr iculi, aut copiae Spirituum, quae
tali modo propelli poflcnt. E t quidnam quae-
fo eos propellerei? Cum nulli praefto fint ad
hoc officium Mufculi. Quodfi vero, utialiis
vifum e ft , a Corde quis hunc propulfum de-
rivaverit j expcrientia fane docet, omnia, quac
efanguine fecernuntur, fanguine ipfo legnius
moveri. A t , , fi quis. ftatueret, e fanguine
quidpiam in Nervos fecerni, quodmotum in
Mufculis efficit i id. equidem experientiae magis
refponderct: neque magna opus forct copia:
prout vel minimorum etiam tumorum
exemplo paiét.
In -R an is, Raja P ifc e , aliifque Animantibus ,
poftquam N e rvi aliquot horarum intervallo
de Medulla abfciffi fuerunt, Mufculique a motu
ceflarunt, amiflum motum reftituere valeoj
ubi folum abfciflos Nervos, modo quocunque,
irrito. Unde potius ftatuendum mihi videtur,
quod fanguis, qui per Arterias in Medullam
& Nervos continénter vehitur, jugem ejus-
' modi irritationem interventu Nervorum in
Mufculis producat, cujus vi Mufculi fernet
indefinenter contrahere nituntur. Igitur, ut
Mechanifmum hujufce motus exponam, ali-
mentum ingeftum, cordi infufum, fangui-
nem augebitj fanguis ad Cerebrum propulfus,
paucas quasdam fecernendo part iculas,fubtiles,
quae
nauw rontfom de Senuwkens gefiooten is, dat men
met de alderjubtielße dun getrokke glafe ßorßels
feer qualyk in haare openingen kan penetreeren:
welke engte , alfoo fy van de uytgaande vefel-
agtige, Mergagtige, fubßantie nog gefiooten wort,
Joo kan men hier uyt 1vel afneemen, wat een fubtiele
materie het moet fyn, die door defe en alle andere
Senuwen gaat, en die 00k niet beflooten wort
.als van dat feer dünne Fliesken. Soodatikva-
flelyk gcloof, dat defe materie, die men dterlyke
geeß noemt, nergenj van kan bevat,of 00k in vergärten
wurden ¡en dat fe alfoo geheel onfigtbaaris,
Maar op dat nu defe Senuwkens niet Jouden verworren
, foo maken fy verßheyde knoopkens, en
fy worden alle in haar begin, foo w'el in den
Mens als in de Beeßen, met een feer fubtiele
Rok famengehegt, dat het derde Herfenvlies
is , en Spinragvlies om haar fubtielbeyd van ans
' genoemt is. De Holligheden der Maagen in de Her-
Jens worden niet als door deefe rok famengehegt}
enhet is 00k door defelve,, dat de Slagaders, die
in de grond der Herfenen fyn, haar vaftigbeyd
verkrygen, om in haar plaats geboitden te worden.
Terwyl dan de Holligheden der Herfenen geen ander
vlies hebben, dat haar ßuyt en coweßeert,
als deefe feer dünne rok, die met het minßegewelt
breekt ¡foo valt daar 00k ligt uyt te begrypen, dat
fy niet bequaam fyn, om de Dierlyke geeßen in
haar te beßuyten, die fonder alle twyfel door de
witte fubßantie der Herfenen felve, en die des
Mergs en der Senuwen ¡fonder ophouden tot de Ja-
mentrekking der Spieren, gevoert worden: fynde
het dan voorts dit dünne Flies dlleen dat haar
beßuyt. Maar o f fy nu in quantiteyt daar door
gaan, gelykhet bloet door de Slagaders, alsfom-
mige meenen, dat fou ikganfchelykfoochenen, om dat
men, nog in de Herfens, nog in het\begin des Meigs,
geene Holligheden, nog vergaderingen van geeßen
¡die foo voortgedreeven fouden kuntten worden,
vindt'y en wat fou haar dryven, daar 00k geen Spieren
toe fyn? en indien het Hert defe dryvingfoude
doen, als andere meenen, foo leert de ervarentheydy
dat alles, wat uyt het bloet fcbeyt, veel traager
als het bloet felfs bewoogen wort. Maar ¡ foo men
ßelde t datier uyt het bloet in de Senuw kan ge-
fepareert worden, dat beweeging in de Spieren
maakt, dat zou meer met de ervarenheid over een
komen, al was het niet in quantiteyt:gelykwy daar
een cxempel van hebben, in de minße gefwellen.
In KikvorJfen% de Roggen, en andere Dieren9 daar
de Senuwen van het Merg afgefneedtn fyn, en j
de Spieren in haar beweeging ceffcren, kante j
eenige uuren daar naa, haare verloore beweeging:
doen te rüg keeren, als ik maar de afgefneede e-\
nuwen, door wat het 00k fy9 dlleen irriteer.^ JJa ,
my veel eer doet vafi ßellen9dat het bloet, tgeen
door de Slagaders in het Merg en de Senuwen^
geßadig gevoert wort, deefe geduurige mnta te 9
door de Senuwen in de Spieren te weeg breng > en
waar door Jy haar dan ¡fonder opbouden ¡trage
Jamente trekken. En om dit in fyn Wer jgg,
famenhang voor te ßellen, foo fou op die wy > ,
ingenoome voetfel tot het Hert körnende, e _
vermeerderen, het bloet voortgedreevenjynae
quaeverfus Nervos movèntur, atque in hos
penetrant, Mufculos ad contra&iöncm irri-
tabit j hi vero iua contrazione rurfus move-
bunt contenta : atque fie perpetuus, nec un-
■ quam interruptus, motus in omnibus machi-
nae corporis partibus neceflario fexcitabitur.
ProfeZo operae pretium fo re t, ifthaec circa
SanguinfetU, Spiritus, Nervos & Müfculos,
aliquando examuffim per expérimenta de-
monftrare. A t vero haec, tanquam in pa-
tenthefi, hoc lc :o diZa fufficiant.
l l l l. Elegantes quaedam Nervorum aiiafto-
mofes.
Reliqui N e r v i, ex inferiore N o -
dulorum Medullarium parte nafeentes.
g.n.n. &c* Quaedam Medullae loca, in quibus
ca nori tarn manifefte dehifeit, ac quidem
circa primum PunZum Refpiratorium tribus
locis eft videfe.
Novem PunZa refpiràtoria, quae
hic adpiiixi, ut patéat, quomodo Medulla,
refpeZu incifurarum annulaiium corporis,
collocata fit.
0. Hoc loco Medulla paulo plus hians exhibe-
tur,quam quidem natüraliter eft : ut nimirum
Nervi I /. tanto nitidius cerni pbflent.
Reliquum hujus Figurae Genitalia Tafi-
lionis Bombycis, maris, refraefentat.
pp. Duo rami paris Nervorum ultimi & ma-
xlmi, qui, cx Medullae parte infima pro-
dcuntes , circa extrema fua findUntur, ri-
tiiamque efficiunt, per quam Vàia defëfentia
r. r. tranfeunt..
f. q. Papilionis Bombycis ^Tefticuli, ipfo in
verme jam cónfpiCUi.
r.r. Vaia fernen deferentia.
u. Lo ca, in quibus Vafa deferentia mirabili
modo per Medullae Nervos tranfmeant : quod
utrum fàciat ad majorem titillationem* aliis
dijudicandum relinquo.
1. Glandula Proftata, aut aliquid Huic analogem.
• ;
».«. Veficulae feminales, duobus diftinZis e
tubulis fuam promentes feminalem matcriam,
neque folummodo feparatae a Vafis deferen-
tibus, fed ne quidem cum his communicantes.
#•#. Corpus Penis, tubulo cavo, per quem fernen
tranfit, intus pervium.
]•). Duo Unguicu li, vel u n e i, circa Penis
corneo-ofleam fubftantiam co llo c a ti, quotum
opePapilio in coitu feie in Vulvam Foe-
jnellae defigit, fieque Foemellam ad fè trahit
} ut tanto certius Penem fuum exferere
poffiti In Naficomi & multis aliis InieZis
>d ipfum quoque cernitur.
z' Penis pars corneo-.oflea & fpadicea, quae
inftar Praeputii vel vaginae e ft , e cujus ex*
tremo anteriore Penis* prominet.
fubtiele deelen door de Senuwen bewogen, en die
ingedrongen fynde de Spieren tot haar famentrekkwg
irr Meeren, en die weer fouden door haare famen-
trekktng den inhoud beweegen, dai een geduu-
rige eit onophoudelyke beweging, iti alle de deelen
van bet werktuyg des lighaams, fou moet’en v'er-
oorfaken. En feker het was wel waardig, dai
men dit van het Bloet, de Geeß'en, de Senuwen
ende de Spieren, eens uytvoeng door experimen-
ten quam te beveßigen. Dan dit fy voor hette-
genswoordigè, als in een tuffchenrede gefegt.
1.1.1. 1. Eenige feer aardige inofeulatien van Senuwen.
m .m.m .cnz. De vordere Senuwen, die van on-,
deren uyt de knoopkens des Mergs fpruyten.
a n. n.enz. Eenige plaatfen van het Merg, daar
fy foo klaar nrei van een wykt, als untre nt hei
eerße adembalend Stip op drte plaatfen te fien is.
1 . 1 .3 . enz- P e. Mgfn ademhatende Stippen, die ik
daar by getekent hebbe, om te vertoonen , hoe
het Merg eygentlyk, ontrent de'ringwyfe verde-
lingen van hei lighaam, geplaatß is.
o. Op defe plaats, is het Merg wat meer van een
gapende vertoont, als fy eygentlyk in het leeven
is .- dat gèfchiet is , om de Senuwen W. foo veel
te netter te vertoonèn.
De refi: van deefe Figtiur vertoönt de
TeeUedeii vàn Jiet KapelJeken van
de Mannekens Sywurm.
p .p. Twee van bei laàtfte engrootßepaar Senn*
wen , Uyt het Merg van ondereh gaande , die
ontrent haar eynde van een wyken, en een fpleet
maken, bim de afbrengende Faten r. t. door te
laten.
q.q. De Saadballeh van de Kapel der Zywurm,
die in dé IFurm al figtbaar fyn.
r. r. De Saadafbrengende Faten.
s.s. De plaatfen, daar de afbrengende Vaten feer
wonderlyk door de Senuwen des Mergs been pas-
feeren: of nu dit iets geeft, tot de meer der kitte-
ling, dat laat ik andere oordeelen.
t. De voorßaande K lier, o f iets dat men daar voor
nemen kan.
u. u. De Saadblaaskens, die met twee dißinSIe
pypkens haar faadagtige ß o f geven, en van de
afbrergende Faten niet alleen afgefcheyden fyn,
maar daar 00k niet meede communiceeren.
x .x . Het lighaam van de Roede, dat van binnen
een hol pypken he eft, daar het Saad door pajfeert.
y.y . .Twee Nagelkens o f klaauwkens, ontrent het
hoornbeen der Roede geplaat f i , waar meede de
Kapel in de vermenging fig in de Scbamelheyd
van het IVyfken vaßhaakt j en foo het FFyfken
naa fig trekt, om foo veel te feker der fyn Roede
uytteßeeken. D it fiet men 00k ontrent de Neus-
koorn, en veele andere Infeften.
z . Het boornbeenige en caßanje rode deel der Roede,
dat als fyn Foorhuyt, o f een fcheede i s , waar
uyt men van vooren, de Roede fiet buytenpuylen.