530 J O A , N N I S S W A M M E R D A M M 1 1
inordinatae lint in examinando A p e s , aliquando | vtrbßnge Ifralls. \Hoe mordentclyk de Byn
b i b l i a n a t u r a e .
videre miiii contigit in coricrematis aedibus Joan-
nis Oort, hodie Toparchae in Nieuwenrode j ubi
Apum examen, in rauro quodam fuperilite,in-
Veni, Ceraiiique & Mel inde eduxi: verum
.adeo imprndenter fuatfi ibi fixerant habitatio-
n em ; ut propter foramen mnri nimis patulum
haud fefe a frigore inilantis hyemis potuerint
defendere: quin & exiguus adeo earuin nume-
rus ibidem erat; ut ne fufficiens quidem colie-
gerint alimentum, unde per inclementiores il-
los dies, quibus evolare prohibentur, vivere
potuiflent. Quandoque ApeS, poilquam exa-
minaverant, praealto loco ex arboribus pen
S3*
men, dat heb ik eens op het afgebrande huys vtn M
de tegchswoordigcn Heer van Nieuwenrode, ■
de Afiw Jan Oort, gefien, alwaar ik eenfwem I
Byen in een van de overgebleeven muuren vonit, I
daar ik Wafch en Honing uythaalde, dan fy hai> I
den haar woning foo onvoorfigtig verhören, fa H
de opening van het gat in de rnrnr foo wyt was, I
datfe haar voor de kou van de aanßaande Winttr I
niet bcfchemten konden. En nog waaren fy daar I
in fulken kleenen getal binnen, dat fe ook geen n» !
fe i genoeg vergadert hadden, om in die koude itm H i
ge daagen, wannccr fe niet kunnen B
by te leeven. Somtyts heb --- , u iu u iiu u o ijuirwyn ucu iikk haar hoög in de k | u u u r rjuug in ac W*I
dentes v idi, quandoque iterum adeo depreflasj men fien hangen, na fy gefwermt hadden, en of I
ut acervus earum humo proximus & quali con- andere tyden weer digt en als rakende op de aarit I
tiguus eilet.
Memorata Schimfchonis hifloria, quum ha-
&enus minus probe intelleéla fuerit, procul
dubio nh au-dt- exig, uam dedit an (.-a-m-- -a--d-- -o-p--i-n--i-o-n--e-m---------grume occajic gegeeven,net vattt
ßlam itabiliendam , qua perhibent, Apes ex jU m , dat dt Bytn uyt C » , Stirn,
JLueeoonmibbuuss., Tlaauurriiss., KEqnumi*s & Vaccis excrefce w _ * nt
r e : cui quidem aflèrto indubitate majorem quoque
fidem fecit infignis ille Vermium numerus,
qui in modo diilornm Animantium eadaveri-
bus, aeltivo tempore, faepiufcule obfervaturs
pptiffimum quia hi Vermes quodam modo A*
-pumVermibus fimiles funt : ut adeo levis illa
fimüitudo errorem iftum fine dubio tandem pe-
nitus firmaverit. Quamvis autem vel maxime
ridicula fithaec opinio, omnique prorfus careat
fondamento ; mhilo tarnen minus complures
etiam Virorum longe eruditiffimorum eandem
fuftinere haud dubitarunt. Ita induftrius Goe-
dartius Apum originem ex Vermibus ftercora-
riis derivare aufus e il ; eique vel doaiflimus
edam di M it fuffragatur : quamvis revera non-
liifi extrinfeca fimilitudo, qua Mufca quaedam
Api accedit, hunc aeque ac illum feduxerit.
Idcirco fumma utendum e il circurnfpeftione in
determinandis iis , quae non ab omni parte, uti
fe habent, a nobis qbfervata funt; aut oportet
ea faltem illiscumcpnditionibus defcribere, fub
quibus fefe nobis obtulerunt. Quanquam' igi.
tur omnino reprobanda fit opinio illhaec.quae
itatuit, Apes e eadaVeribus aliorum quortlndam
Animantium , vi putredinis aut transpofitionis
partium, provenire ; maximam tarnen ea libi
faventem habet hominum muldtudinem , qui
omnes, claufis velud oculis, eidem fernet dedi-
derunt. Verum fi quis accuradus confiderai ea
omnia, quibus, juxta ac fupra pröüxe deltripfi, .uinuwi, um uyt an aoowof van loo vii
opus e i t , priusquam Vermículos Apis, firn ex inbiiMingm m duyfitmifm, dii alt
Ovi
Dccfe Hifione van Schimfchon heefi Joúr I
twyfel, al foo fy niet wel verfiaanis geworden, H
een groote occafie gegeevtn, om het gevoeien \
Paarden, en ICoeyenfouden voortgroeyen ; en
heeft fonder twyfel fyn bevefiiging gevonden, dm
het groot getal der Wurmen , dewelkc mm mb
tyts in deefe doode Dieren in de Somertyt bemerkt:
en te meer, om dat de'efe Wurmen eenigfins Madie
der Byen gelykeh, welke fuperficieh overeenhmlng
fonder alle tviyfel de dwaling heel vafigefielt heeft;
en hoeiüel fy nög foo feer belaggelyk is , en fonder
einigen gront, foo hehben , dit niet tegenftäanie,
viele van de aldergeleerfie lieden haar durvtn OH'
derfteunen. Gelyk ook de neerfiige Goedaert niet
gefchroomt heeft de oorfpronk der Byen ujl
Drckwurmen vaft te ftellen , het geen ook den p
leerden de Mey toefiemt, hoe wel het in der daat
niet als de fuperficiele gelykenis van een Vliefes,
die fe met een Bye heeft; dat den eenen en ita
anderen misleyt heeft. Daarom moet men feer coor*
figtig fyn om iets vafi te ftellen , het geen mm
niet in allefyne omfiandigheeden geohferveertheeft>
o f men dient het met die omfiandigheeden te beßhrj‘
ven, met dewelkemenhet ondefvonden heeft. Bot'
wel het dan feer te verwerpen iS, dat de Byen tiyt eeoi'
ge andere Dieren haar lichaamen , doorverrottingt/
door vergroeying van deelenjouden voortkomen, gtir
heeft het denmeefien hoop der Menfchen totbe^fi'1“
ging, die alle dat blindeltngs hehben aangmomW'
Maar foo men wel overweegt Wat'er al toe beboort,
eer hetWurmken der Bye uytfyn Ey kamt,
Wort, in in eefi Bye vergroeyt, gelyk ik wytlofifo
fchreeven heb, fonder twyfel fd l men nu den
welvinden, omuyt dit dodlhof van foo
■Ovo prodeat, enutriatur , atque in Apem ac-
■crefcat ; is in.ne filum inveniet , cujus. <Ju-
1 ftu focile ex ilio, infinitanuji fabularum, phap-
■tafraatuffl & tenebraf uip , quae , nodi inflar
MQordiiy inter St mutuo implexa , nativam hi-
■itoriae Apum pulchritudinem hadlenus obvol-
Bverunt atque fepelierunt* Labyrintho fernet ex-
■pedire valébit. Nec profeéla quidpiam inter-
E d , quod, deleta iftfaac opinione, plurima fir
I mul cortuant dogmata moralia , inde d¡edu-
f c a : reftant enira fatis mnltae adhuc obferva-
■tionesjfolido inpixae fundamento, quae llabi- I liora nobis morum praecepta fuppeditant. Uni-
I cus fane fuffecerit amor mutuus, atque ámica-
I bilis illa cohabitado, quae in Apum república,
Itanquam fub Chriftiana bonorum communione,
1 fceptra tenent, atque univerfali quadam indu-
Hflria continuo magis augentur, nunquam dimi-
nuuntur. Amor ifte , communio , atque feduli-
tas, totam hancce rempublicam aóluofam red-
dunt, gubernant , fuflencant , & veluti ani-
■manti Nonne autem éxemplum iiìhoc faluta-
Bris doéhinae quam pleniflimum e l l , atque di-
I gnillimum quod injitemur ? Imo vero , íi pri-
I maevas contemplamur conilitutiones, Chriftj-
I colls incumbit limili inter fe ratipne vivere. j
I An longiim lit an breve, quod Apibus a Na-
■tura datum ell, vitae Ipatium, determinare
■quam difficillimum ell : fateor egó faltem, cera
ta mihi in hanc rem experimenta háfténus iie-
quaquam fuppetere. Nonhulli Apum Cultores
van Gordius vafi in een gefirengelt fy n , te raa.
ken, en waarin de natuurelyke fchoonheid van de
hfiorie der Byen tot nog toe in opgewonden en
gehonden is geweefi. En. hoewel de meefie morale
leringen,die men daar üyt getrokken heeft, te gron-
de vollen, daar fyn fondamentele obfervatien ge~
noeg van my voorgeflelt, die ons vafier zeedelejfen
kunnen geeven, al was bet niet als de lie f de en de
minnelyke byeenwooning allecn , die daar als in
Chrifielyke gemeenfehap van goederen op den throon
f i t , dewelke door een algemeene neerfiigheid, ge-
duurig vermeerdert en. niet vermindert worden ♦
en door welke lief de , gemeenfehap. en neerfiig-
heid de ganfehe regeering bieweegt, befiiert, on-
derhouderi, en als befielt wort: dat feeker geheel
leerfaam ende gok navolgelyk i s , o f ten minfie ander
de Chriftenen , volgens de aldereerfte infiel-
ling , beboort te weefen-.
Een gfoote fwärigheid onifiaat ’er, om het lang
o f kort leeven der Byen te hepaalen, daar ik beken
nog geen regte ondervinding van te hehben. Eenigt
Byenhouders ftellen voor v a fi, dat de gemeene
n rn í v r f n fto t-m in * j a i By* en niet als een Jaar jfuouuudcenn ilcecevvcenn,; vvuann ahcettw weeiKlk.
W M W P f i .<Juod APes y n M m 1 b0emi mm ^ / »
opimon USf ^ atlr VlvaßC ‘ a i eygcntlyk niet kan weèien. Soo men al de Byen
m S m f USS ?ÜanT cer^s j vergaderdtn , die in een jaar Unnen een Kerf
- H nondum comprobata fit. Sr kwamen te fierven, men fm al .feo groot een getal EÜ ’Uaei“ A .1V e a r i 9u°dam fpatio ■ helben , als de menigte i s , die
BBS änni mnrinnrnf A _ — íi; . . . . °
r t Z n r Hm* “? “ r ’ Apes r f gefet» p mor" j de Korfieli. Hoe feer de Byen weg fien en .d a t
[qaemaS Wrr • WarUInHU®erUm H fie t mminde H^fftenfVintermaanden.wanneer
I M M i M BC W B ^ earum,.quae niet u^ liegerti mg g taarelcodm
tim vert> Ü Ü M l B W B B l 1
t e , quando non àd‘ eo eved'ajat A p e s , ßec
handen mit doode Byen onder in de Korven fiet leg- II riK m‘?c“andeà PvoetreaÁ e, xq uAanlvtuesa rei areuxmp onurtmateit-, I rA nnm ^ro°ann mipuli i.tnu mA lvearis ^fuiqnudoot j amcconrttueasr uomb- I Oanmapr T1*^-U aHeieifVc0e^ rfui nPt> ^n^eecre rae veadrtduindetürirs, eaaust i gc'd“e csoorantafetr S li Hlrohdmibus atquime bLfiibbuesl,
lduelaim cpoendqiutaaeir,,-’, ¿¿MeaArbraoniuemo™ fQ«,>ia'c vlise nhti¡nsc a igni--
gen. Waär by als men nog aanmerkt alle die
Byen die uytvliegen, en die niet wederkomen , o f
die in ’t velt fierven, door de reegen vergaan, van
de kou bevriefen , en van de Swaluwen en de Puy-
fiehyters opgegeten worden , als ook die van hei
.flaan, tußbhen de bladeren der boomen , in win~
derig weer fierven, en in het Spinrag hier en
daar blyven hangen: foo kan men ligt h'efiuyten ,
dat het ganfehe getal, die in een jaar fie r ven eh
verloren gaan, veel grooter f e l f s is , als de tnenig-
te der Byen, die in de Korf felfs over.blyft. Meh
conjieere, tötum eä- \ fiet ook, dat de Byen in de Herffimaanden afgefiaq-
ruity T t t t 11 gt