J O A N N I S SW A M M E R D A M M I I
fculini foecündaretür. Verum de hifce omnibus
infra prolixius agam. Id faltem adhuc ad-
dere neceffum duco, quod fonitus five cantus
nldmuSj qui paullo ance, quam examinacurae
fune Apes , in Alveari percipitur , a fola tantum
Foemella excicetur: fcilicet videtur ea tum
temporis jam impraegnata eile & mox Alveari
evolatura ; quandoquidem nonniii unius
profe&o Apis vox e ft, quae tum percipitur.
Aliquando Foemellam penitus praepoftere
by te moeten voegen, dat het ladtfie. gefäng o f ge-
luyt, dat men in den Korf effen eer de Byen fwer-
men zullen hoort, alleen van het Wyfken is ; ende
dat foo ik geloof, als het nu vrugtbaar is gemaakt,
ende op het punt van haar vertrekken fia a t; want
fekerlyk de fiem die men dan hoort, is niet als van
een Bye alleen.
Ik heb eens een Wyfken heel omgekeert in haar
huysken gevonden, de Vleugelen net ende uytgefpan-
nen fynde, ende bekwaam om te vliegen: maar al~
foo het verkeert den uytgahk wilde maaken , ende
door het Honingraat felfs midden doorbreeken, daar
het dl een groot gat in gemaakt hadt, foo fiont het
gefchapen om daar nog in eenige daagen niet uyt te
füllen raaken. Dan daar in kwam ik haar te hulp,
ende ookmy felve, om daar de ontleeding van te doen.
Terwyl de Byen dit doorbreeken van het Wyfken
uyt haar Huysken merken, foo en twyfel ik niet of
dat moet een feer aänmerkelyke verandering in de
Korf maaken; ende dat foo wel onder de nieuwe,
als onder de oude Byen, van de welke de eene het
nieuwe ende de andere het oude Wyfken dan aan-
hangen ende volgen , eu fomtyts veele oude en nieuwe
fua in domuncula locatam inveni, Alis interim
irride jam & aequabiliter expanfis ad volan-
dum conformatam : quum vero exitum illa fibi
i latere averfo pararet, & Favi ipfius medium
parietem, cujus jam magnam partem efforave-
rat, perfringere coharetur ; hinc aliquot polt
diebus demum e cellula fua prorumpere polfe
videbatur. Auxilio igitur ipfi veni hifce in an-
guftiis, mihique fimul aptum comparavi fubje-
ftum , in quo Anatomen inftituerem. Quo
tempore Apes perfentifeunt Foemellam in eo
effe, ut fua e cellula prorumpat; haud dubito,
quin infignis admodum in Alveari exoriatur
mutatio, tarn juvenculas, quam feniores inter
Apes : quandoquidem illae recens natam , hae
natu majorem feólantur Foemellam,- imo mul-
tae nonnunquam fenes juvenesque cum eadem
fimul ftant Foemella. Interim ifthaec tarnen in
partes diftractio nequaquam vel eleftioni, vel
dominami cuidam,five au&oritari debetur,ne-
que & fiftitias inter ceremonias honorarias, at-
que ilipante fenum & venerandarum Apum
multitudine , fimulque accedente Buccinato- I fihrik van byfiaande beulen , gelyk de Schryvers
te gelyk. Het welk volgen dan ook niet en
gefchiet door verkiefing, regeering ofte autoriteit,
ofte ook met ingebeelde ceremonien van eer , ende
onder het gedrang v'an oude en de eerwaardige
Byen; te gelyk onder het geluyt van trompetters,
hoomblaferen ende muficiens ; ofte dat ook door
rum, Comicorura , & Muficorum concentu,
aut fub terrifico adftantium Carnificum adfpe-
¿hi perficitur j quemadmodum lepide quidem ,
at in Naturam injuriofe, comminifcuntur Au-
ftores: minime gentium. Imo vero ingenitum
duntaxat prolis educandae ftudium eft , quod
fa c it, ut Apes hac ratione Foemellam adfe-
flen tu r : neque enim aliud quidpiam natis iftis
mancipiis, Apibus nimirum operariis, agendum
incumbic j utpote quae fo b illo ftimulo per-
moveri poffunt, omnesque fuas a&iones eum
in finem dirigunc: quamvis profe&o arduus
admodum labor fit , quern in fobolis educatione
& cellularum huic deftinatarum continua aedi-
fieatione fubire debent. Attamen larga ipfis
merces retribuitur j quandoquidem viciflim,
lauti loco praemii , fuavi fe melle nutriunt,
quod indefeffa fedulitate collegerunt: Dii nam-
que in miferrimo ifthoc vitae curriculo omnia
laboribus vendunt. Utinam igitur exemplum
ifthoc
wel aardig, maar egter de natuur ongelyk aan-
doende fabuleeren : 0 neen! het volgen der Byen
omtrent het Wyfken, dat en gefchiet niet als door
een ingefchape fug t, tot de opvoedende voortkwee-
Idng ‘ want anders en is het officie van de geboore
flavinnen, ik meen de Werkhyen, niet; dewelke
alleen door die drift te beweegen fy n , ende waar
naa fy ook alle haare daaden reguleren: fynde in
der waarheid een feer fwaaren arbeit, omtrent
dit voeden der Jongen , ende het geduurig opbou-
wen van haare Huyskens, onderworpen. Dan fy worden
rykelyk betaalt. , ende wederom als met een
milde vergelding 9 door den foeten Honing gevoet,
die fe egter in fweet ende arbeit moeten vergade-
ren, want de Goden verkoopen alles voor arbeid
in dit feer ellendige leeven;al het welk dan alfoo tot
onfe leering ende onderwyfing behoorde te dienent
,
B I B L I A N 1 T Ü R A E : 43 ?
ifthoc nos , liti d e c e t , condòcefaceret atque I nen , ende dan fou GOD gèeert wordèn in alle
erudirete quo tandem D EU S in omnibus fuis fyne werken
operibus extollatur ! . ,
Quodfi operariae Apes Genitalibus org&his,
horumve quodam analogo ; inftru&ae forent;
ex earum fane* a&ionibus, haud absque verifi-
militudine , concludere lice re c , eas ardenti
admodum libidine in aóluiri generationis ferri,
nec nifi hoc folo animari ftimulo ad omnia,
quae exiguntur > òpera pèragenda. Verum
quandoquidem nulla penitus ad generationem
requifid parte gaudenc ; hinc fane aliud in iis
nihil e ft, quam innata fpeciem fuam propagandi
cupiditas 9 quae tanto, proleni educandi ftu*
dio, & tam fingulari erga Foemellani, com-
munem . omnium matrem, amore eas accendir.
Patet id , fi quisReginam ifthanc,filo ad alteram
ejus alam defixo, baculi cujusdam extre-
mitati adligatj &reliq.uum deinde Apum exa-
men circum earn obvolicare finit : hae enim
tunc, Reginam fubfequentes , in baculo fenfim
confidebunt omnes , fuoriimque ope pedum
aliae aliis tam mirabiliter adhaerefcent ; ut unicum
veluti uvarum racemum referant. Hoc
autem modo coacervatae commode dein hue
illue per univerfum quendam hortum fernet
transferri patiuntur , nèque interim Reginam
fuam deferunt Apes operariae : quemadmodum
ipfe experiundo didici. Quodfi hoc tempore
Apes nònuullae ad ingentem hunc acervum
convolant ; manifeftum fiet contemplanti, illas
tam anxie mox Reginam invelligare, uc vel
hinc fatis appareat ingens, quo in Reginam &
fpeciei fuae propagationem depereunt, affettus :
namqueper medium veluti racemum penetrare
conantur, ut ad Foemellam perveniant: at
pauco poft tempore tamen hoc conatu rurfus
defiftunt, tumque jugi volatu deferunt repe-
tuntque acervum. E x hifce igitur facile inno-
tefcit, quascunque Apum a&iones non aliunde,
nifi ab ingenti & ardenti, quo in prolis generationem,
confervationem, educationem &c.feruntur,
ftudio proficifci : quod ipfum uti fundamen-
tum, ita & feopus eft omnium eorum, quae
ab Apibus peraguntur. Ubi deinde Foemella
baculo rurfus exfolvitur, ftatimque intra pocu-
lum vitreum, telluri aut afferi impofitum , recondita
; reliquae tamen Apes omnes earn mox
c^rcumdant, vitrumque adeo confertim
o 1 ent, ut nonnifi Apes id undequaque obte-
gentes videre liceat. Unde equidem haud
p sclue^ eri Ipecie inferri poffe videtur, quod
oeme a potentem • valde odorem ipiret, quo
reli-
Indieri de Werkbytn Teelleeden hadden , o f iett
dat daar naa gelykt, men fou uyt haare daden
niet ohwaarfchynelyk kunnen beßuyten9 dat fy een
grootegene gentheidtot de dadelyke vooriteeling hadden
, en dat het alleen de felve was, die haar tot
adle nootfakelyke werken kwam aan te moedigen.
Maar filfoo fy geheel van alle Teelleeden ontbloot
fy n , foo is daar niets in haar 9 als de ingefchape
lufi tot de vooriteeling van haats gelyke, deweL
ke haar tot de zucht van het optoeden der Jongen,
entot de lief de, van het Wyfken (haar algemee-
nen moedier) beweegt. Het welk als dan blykt 9
Wanneer men deefe IConinginne, met een draat aan
haar eene, vleugel vafi gemaakt fynde, op het
eynde van een fioxken bint, en alle den anderen
troep der Byen daar dan rontfom laat heen vliegen.
Dewelke haa* allengskens naa de IConingin-
ne dan aan het fioxken füllen neerfetten , en foo
aardig met de pooten aan malkanders lichaam vafi
blyven hangen, dat fe als een eenigen tros druy-
ven füllen vertoonen. En op die wyfe kan men fe
met het fioksken , door een ganfehen bogaart ge-
makkelyk heen en weer draagen, fonder dat de ge-
meene Byen deefe IConinginne füllen vertaten , als
ik felfs ondervonden heb. Op deefin tyt fiet men9
foo daar eenige Byen op deefen grooten hoop. körnen
aanvliegen, dat fe als met een angfiig foe-
ken, en begeerig tot de IConinginne en haar voorU
teeling, daar felver als de mynen van fchynen te
maaken, foo dat fe midden door de tros als naa het
W y f ken toe komen heen te dringen, het welk poo-
genfy egter naa een weynig tyt weer verlaateh 9
en dan alfoo geduurig op en afgaan vliegen. Waar
uyt dan ligtelyk blykt9dat alle de handelingen der Byen
niet en ontfpringen 9 als uyt de groote enhittige drifi
tot de vooriteeling , de onderhouding, en de opvoe-
ding der Jongen, en foo voorts. Het welk het
fleunfel van alle haare daden isf en het doelwitvart
alle haare handelingen. Als men nu het Wyfken
van het fioksken ontbinti en dat men het voorts onder
een roemer op deaarde t o f \op eenplank verbergtt
foo komen egter alle de andere Byen het datelyk
weer te omvangen, en het glas foo digt te be-
fetten} dat men daar niet als de Byen, die het bedek-
ken, van fien kan. Waar uyt ik niet onwaarfcby*
nelyk oordeel, dat het Wyfken een feer fterke lucht
S s s s s van
; t l