Tab.
XXI.
nullus dubito, quirt id ipium in Hofninepariter
ibi loci, ubi Vafa éjus Deferencia in modum Vefi-
cularum dilatantur, fiat,
x x i . Vafis Deferentibus proximae funt Veficulae i g
Fig. i. ild. mínales dd, mirificae magnitudinis,totae materia
fèminali repletaè, nive multo candidiores, com-
page fatis firma dónatae. Videntur equidemglan-
dùlofa gaudere textura; praeterquam, quod ran-
fcülofae etiam Fibrae, quarum ope ad femen e-
jacülandum cóntrahuntur, per eas decurrant.
Scilicet aliis quoque omnibus mufculofis Fibris,
poftquam vel e corporé jam protra&ae funt,
ejusmódi contrario propria eft : hinc ipfas
etiam has Veficulas > e còrpòre Apis exemtas,
pàullatini fèfè adhiic contraxiffe & corrugaffe
obfervavi. H e ic vero fimul probe añimadvér-
tendum e f t , quod , circa principium radiéis
im. penis, duo infignes Nervi nn fpermaticis Va-
fis inferàntur, qui & hifce ipfis, & radici Penis
, pl'urirhos impertiunt ramos , motui harum
partium, excretioni & voluptad-infefvientes.
m. Pars ilia Medullaa Spinalis m -, e qua hi Nerv
i oriufttur, heic aliquatertus a latere fimul
d e fi& à cernitur. Caetérum juxta hos Ner-
vos binae apparent infuper aliae partículas, fi-
IU y e Ligamenta 11, quorum interventu Partes
Genitales in Abdomine alligantúr; ut non nifi
v i fa&a fuis e locis queant erumpere : id quod
tatnen de radice Penis, aliisque nonnullis par-
ticulis, quae mobiles fune, uti poÌtmodurti di-
cetur, haud intelle&um velini»
Circa exitus Vefieularum feminalium & Va*
forum deferentium ,ubi loci haec contra&iora
te. funt, radix Penis fefe eonfpiciendam offert ¿í?;qui
quidem fatis longus & ineurvatus eft canaliculus,
eo magis femper magisque dilatatus ac tume-
fc en s , quo magis extrorfum progreditur j do*
nfcc tàndem in notabilis craffitiei globulum fefe
exjíánd at, iterumque nonnihil conftri&us, de-
niquerurfum multó infignlus tuber ovatum for-
met. Intus in hac radiéis Penis dilatatione
haerens translucet corneo-offeaquaedam partícula
ganfehelyk niet en twyfel, dat in den Mens mttit
gefchied, ter plaatfe daar .fyne afbrengendc Va\tn
in monier van Blaaskens gedilat'cert worden.
, faturate fu fe a , tantillum quafi rübe.
/• féens , exiguis foveolis obfita f ¡ Partícula
haec ih medio divifa apparet, ibique loci tunc
Penis color limpidus & pellucens confpicitun
Artterius, paüllulurn tamen a latere particu-
lae modo memoratae, düas praeterea alias ob-
férvare licet partículas corneas , breviores,
minores, quae fibi mutuo conjun&àe effe videntur.
Fabrica radicis Penis nervea veluti,
* aut cartilaginis nondum induratae aemula, apparet.
Qua femine turget ifthaee Radix, ibi
mül
Hier digt aan vertoonen haar nu de Zaadblaas-
jes d d , die verwonderlyk groot fyn , ende ganfeb
mit een faadagtige f io f vervult, van een couleur
veil witter ende blanker als de fneeuw, hebbenit
een redelyke vafiigheid\ Het maakfel van deefi
Blaaskens fchynt my klieragtig te fyn , behahen
dat ’erfpieragtige Vefels doorloopen, waar door fi
haar tot de uitwerping van het faadfamentrekhtu,
dat ook alle andere fpieragtige Vefels doen , felfi
als.Je nu uyt het lichaam genoomen fyn. Gtlyl
ook deefe Blaaskens uyt de Bye genoomen Jynit,
haar allengskensbymy hebben körnen famen te trel•
ren en de f famen te krimpen. Hier dient nu wel m•
gemerkt te worden, dat omtrent het begin van h
wortel der Roede , twee kloeke Senuwen n n ie
Saatvaten ingeplant worden, die foo haar, als den
wortel der Roede, met vier Jeheide takkenvoorfien,en
tot de beweeging der delen, uitwerping en vielhifi
doen: een gedeelte van hei Ruggemerg m , dm
deefe Senuwen uytfpruyten, fiet men hier een weinig
aan een Jyde afgebeelt. Vorders vertoonen
haar neffens deefe Senuwen twee anders deelkensof
banden 11 waar door de teeldeelen vaflgihegt worden
in den Buik,foo dat Je niet als met gmeltuf
haar plaats können fchieten, dat egter niet te ter*
fiaan is van den wortel der Roede, eneenige ande-
‘ re deelkens die beweeglykjyn, als we hören Julien.
Aan deuytgangen van de Saadblaasjes, ende die
van de af bringende Vaten^ter plaatfe daar fe famen.
getrokken fy n , vertoont ß g de wortel der roede ee?
dat een redelyk lang ende omgeboogen canaalkenis,
ende hoe meer raderendc, na buytenwaarts, k.
meer Jig verwydende ende verdikkende , tot M
■ eyndelykfcer merkelyk in een globeufe dikte fig uf.
Je t, ende dan feg weer een weynig famentrekken-
de, eyndelyk weder in een veel merkelyker glM1'
teit, die ovaelagtig is verwyd wort : binnen in deefi,
dikté van den wortel der Roede, feet men doorfity
nen een hoornbeenagtig deelken , hoog bruyn end*
een weinig na 7t röoden trekkende van couleur,
met klcenc kuylkens befet fi Het gefeide deelkm
vértoont fig in het midden van een gedeelt, Ä
dan de couleur der Roede fig doorjehyneni tm
vertoont’, voor aan , dan een weinig aan ^Jl
van dit gefeide deelken, fyn nog twee andere boom
agtige korter ende kleender deelkens te fi®h
die aan een vafi Jchyném De ftruiïuur | J ¡ 1
mortel der, Roede fchynt als fenuwagtig te J f >
ofte anders even als hei Kraakbeen, dat
multo eft albicantlor, quam qua ipfa ejus fub-
ftantia fola confpicitur} utpoce quae limpidior
eft, necadeo albida> fed potius quafi vicrum
refert: qupmadmodum etiam in Veficulis fe-
minalibus óbtinet , qua hae , feminali materie
haudturgentes,propriam fuam fubftantiam folam
confpeftui offerunt.
Subter modo deferiptam particulam, aut a
[Xl 1 latere ejus, Penis g , fìvè particula,quae Peni
ig-««- ßmilis effe videtur, comparer ; de qua inferius
pluradicam. Ab altero autem vel oppofito latere
I illa dein confpicitur vaforum Genitalium parti-
I Cl)ia, quae in quinque fpadiceas divifiones in-
l- tèrftinfta apparet h: atque paullo inferius, &
§ quafi ab altero iterum latere , fimilis alia , in-
divifa tamen, cernitur particula i , q u a e , fi
I diffecatur, hirfuta, inaeqüalis, & veluti feta-
■ cea effe deprehenditur ; cujusmodi fabricam
■ quoque prior illa Particula quinquefida prae fe
■ fert; Singulae vero häe tres pofteriores Par-
I ticulae,aeque ac fubjacentes & faftigiatae Appéndices
cavae k k , corrugatae atque contraftae
B apparent, tenellis fimiles membranulis com-
■ preffis : cujus rei ratio niox inrtotefeet. Vefi-
■ culae igitur feminales, uti diélum e f t , & Vafa
B deferentia, tarn in principio fuo prope Tefti-
B culos, quam ubi, rurius anguftiora reddita,
I terminantur) neenon radix Penis, omnia &
I fingula pellucent : quapropter, ficubi femine
B emunéla funt, albicanti ea vitro , vel vituli-
B rtae, aut alteri cuidam albefcenti gelatinae,
B fimilia comparent: at v e ro , quando femen ali-
B cubi in Veficulis aut Radice difparatum eft j
B tune vifu jucundiifima ertafeitur vitrei quafi
B Marmoris, autAchatae, albicantibus pundlis
B diffinfti, fpecies. En ! Haec eft brevis eo-
B tum deferiptio , quae ' ad partium harumee
B fimfturam attinenti plura quidem de ea com*
B memorari poflent ; fed in aliam haec occafio*
B hem differo* Quodfi vero tandem hariimce
■ partium ùfum in cöitu , modumque ^ quo ie-
I n excemitür, eonfideramus j adeò fane ad- I hi funt, üt propemodiim omnia ha< I ptenilsdl&afuperent. Particula enim , quam
U. renem vocavimus g , nec non aiterà ilia quin-
K Uni ^ caecae appendices faftigiatae
■ ‘ » °mnes&fingulae eriguntur, atque inter eri-
■ gen um fefe ita penitus invertuntjutfuperficies
■ ^arU^ extrorfiim evolvatur : quòd qui-
I d ^ imi^ Prörfus modo fit, aenos chiröthecam
1 trafta^U* .aUt Pe^em de Feie vel L e p o r e ,de- I m l UriTT !nteriöra eJ*us extrorfum obverti- ;
■ ■ nde dubius haefito, utrumne ereftio
haec
yerhart is; daar de wortel vervult is metfaad, vertoont
hy fig veel witter , als daar men fyn fubfiantie
felve fiet ,die fig beider der, hoe wel een weinig don-
kerder en als glafig vertoont, dat ook in de Zaad*
blaasjes plaats grypt, alwaar Je met het faad niet
vervult fyn , ende men haare eyge fubfiantie fiet.
Nu onder o f ter fyden het gefeide deelken ver-
toont f ig de Roede g , o f een deelken dat hem fchynt
te gelyken , daar ik onder meer van Jeggen fal. Aan
de ander o f overfyde is te fien dat deelken der Teel-
vaten ; dat fig in vyf cafianie briiine verdeelingen
onderfcbeiden te fyn vertoont h: hebbende een weinig
lager, en als aan de andere fyde nog foo een
ongedeelt deelken ? Het welke als men opent; men
ruig, oneffen ende borfiel hayrig van maakfel te
fyn bevind; gelyk ook het genoemde deelken met fyn
vyf verdeelingen even op defelve wyfe van maakfe
l is. Alle nu deefe drie laatfte deelkens, als ook
de onderleggende ende fpits toelopende aanhangfels
k k die hol fy n , vertoorieh haar kreukelig ende t*
famen getrokken, ende als teere vlieskens, die op
ende in een gedrükt fyn, waar van dadelyk de ree-
den blyken fal. Gelyk dan gefegt, de Zaadblaasjes en
heenbrengende Vaten, foo in haar begin by de Zaad-
ballen,älsin haareynde, daar fe weer nauwer worden,
fyn alle doorfigtig,gelyk ook de wortel der Roede ;
waarom, als *er het faatuyt i s , fy als een witagtig
glas, kalfs lil, o f als een geley dat wat witagtig
van couleur is, haar vertoonen. Maar wannecr
het faad hier o f daar in de Blaasjes o f Wortel van
een gefcheiden is, foo geeft dit een aangenaam
geligt, warst het fig als een glasagtig marmer o f
Agaat vertoont met witte fiippelen. Siet dit is nu
foo kortelyk wat belangt de firuftuur van deefe dee*
len, daar anders meer van fou kunnen gefegt worden,
dat ik uyt fielle. Maar foo men nuaan-
merkthaar gebruyk in de vertnenging , ende de wyfe,
op welke het faad uitgeworpen wort; die is foo o-
ver verwonderlyk; dat f e haafi alles wat tot nog
toe gefegt is voorby paffeert. Want de gemeende.
Roede g , het deelken met fyn vyf verdeelingen h, ende
de blinde fpits toelopende aanhangfels k k worden
alle opgeregt, en fy firoopen in haar opregting
haar heel ende al om, ofte anders het binnenßi
buyten , even op die wyfe, als men een hantfehoeri,
ofte het Vel van een Katen Haas het onderfie bovett
ßroopt,. als men die aftrekt: waarom ik dan twy*
f e i , o f men dit een opregting, ofteeer im tmftrot
Nn nn nn i f i n g