a. Catalog.
Plant,
circa
Canta-
brig. nafc.
p.m. 137.
àdvercimus etiam , quod fupra laudali accura- bovengenoémde .fier naukèurige, Ehgelfi'b, Hllttl
tiffimi Britanni, in Libro memorato » , jure in baar aangcmcrde ‘ Jìoek ,mèt alle redm H
r 1 n » ' ,/t/sop enrurv rrnfl o l An •7P_. 1 maximo dubitent > utrum in propofito ab ipfis
O v o nulla Chryfallis fit recondita j fimul
confitentes> appofito ipfos vocabulo carere,
quo ifta mutatio legitime adpellari queat. At
vero cum Viri hi paullo ante adferunt, quod
O v a iithaec eodem fe modo ad Mufcas ha-
beant, quo Aureliae ad Papiliones (ajunt e-
nim: eodèm modo fe habent haec O v a ad
Mufcas, quo Aureliae ad Papiliones)* infortunate
profe&o magnum commictunt errorem. Aurelia
namque ipfum e li Animalculum * at O va
ifta non funt nifi exuviae V ermis non depofi-
ta e , in quibus nequaquamChryfallis, fed vera
Nympha, quae membra Mufcae omnia dare
& diltincte ad vivum repraefentat , recondita
deprehenditur, & quocuiique tempore a nobis
demonftrari poteft* Adde , quod nulla peni-
tus in hoc O vo locum habeat transformatio, ;
qualem illi in Chiyfallidibus obtinere fibi ima-:
ginancur. Interim fufficit nobis r em , uti fe
h a b e t, propofuiffe :neque enim ullo predo aut
condidone vel minimam de vocibus litem age-
re velim , qui naturalem cuilibet libertatem
fuam concedo j modo ita di6la illa O v a ad
Quartum difcrepantium inter fe Mutationum
Ordinem,in rerum Natura fane notatu dignis-
fimum, referantur : in eo enim unice fita eli
omnis, quam hisce intendimus, utilitas;
Verum ut obfeurum hunc Mutationum Or-
d in em adhuc paullo magis diiucìdemus j iterato
inculcabimus j quod memorati illi .Vermicu-
l i , hanc qui mutationem fubeunt j cutem fuam,
fub qua eorum membra fenfim ad perfeólitudi-
nem usque accreverunt, nequaquam exuant>
Quapropter cutis i f t a , ficubi
k n , o f binnen in haar voorgeßelde Ey geen^i
de Popken fou verborgen weefen , bekennende 11
een bekwaam woord, oyi deefe verandering ¿enm
te naam te geeven, ontbloot fe fyn. Maar dat fi
een weynig te vooren Jeggen ; haar Eyeren tu
aanfien van de. Vliegen op defelve ¡ ¡ | | haar u
gedraagen, als de gulde Popkens, ten aanfien ^
de Cappeilen , nademaal (feggerfe ) deefe B y
mig op defelve wys gedragen, ten aanjien van 1
Vliegen, als de Gulde Poppen, ten aanfien van de k.
pellen. Soo is’td a t fe ongelukkig een grootemisßq
koomen te begaan. Want het Gulde Popken bet dier.
ken felveis; maar deefe Eyeren fyn niet als een tu-
■afgeßroopt vel van een Wurm , daar we geenGulä
Popken, maar een waaragtig Popken, dat alleik
leeden van een V lieg klaar ende onderfcheidentfy
naa ’t leeven vertoont, in Her borgen vinden enle
ieder oögenblik in toonen kunnen: behalven nog, dat
in dit Ey de minjie vervorming plaats heefi, 0
lykfe in de Gulde Popkens meehen te hebben. Eg-
ter, wat van de faak is, voorgeßelt bebbende; Jet
willen Wy om geen dingen ter werelt het geringß
om woorden twijien ; ieder daar in fyn natuureijE
vryheid lautende: Indien maar de foogerioemde Eft
ren ander de Vierde Order van de verfcbUltiik
veranderingen, in den aard der dingen -feer opm>
kelyk geplaatß werden: want wy daar in alkthk
eenigße nuttigheid geleegen feen.
Maar op dat we deefe duyfiere ordtr vanto
andering nog wat nader moogen verklaam: ft)
i j i i dat we nog eens füllen feggen , dat de p
noemde Wurmkens , dewelke defelve verandiritgf
andergaan , haar v e l, waar onder haate jjjW
metter tyd volgroeit fy n , niet en koomen afutrik
ken » maar het te behouden. Waarom , inäm I
weekis, het naa de gefialte van het inviedg
fed rerineant. ^ „
mollicula e f t , ad intus reconditae Nymphae, - * r Y ° T ....................... U S
fieuram fefe accommodat.atque contrahit. Ob Swg* Popkenfig dan km t te wegen, m W
eandem quoque rationem, quia vetuscutis adAmengetrMen te werden
. ^ • ni: nn: fanauam totidem demaal de oude huyt blyft, foo iß , dat n wl «
’S Z T S S Í H “
tum adhuc in eo dignofei poffunt : quanquam « * W“ rm ™rdeelen, ep defelve fam a M»»'
interim ■inciftones iftae , five annuii ¿ in cu te ,
etiam aliquando exftingui videantur : id quod
praeprimis obtinet, quando ii vel in ipfo jam V e r me
haud admodum diftmSi fuere; Vel ßcubi_cu-
tis perquam temlis, intus latenti Nymphae pe-
nitus undique obleqniofa, adeo cum hac exten-
ditur, ut diftae indfurae aut inflexiones cor-
poris haud cognofci amplius queanti cujus rei
exemplum Tab* XLV* Fig* X V I I & X V I I I
exhibui.
Hoewél egter deefe inkervingen ofte ringtkens $
het [vel fomtydts haar fchynen te tierliejen. f | | j
neerfe namentlyk te vooren in de Wurm meeh
feer kennelyk geweejl fyn;ofte dat het
fynde Jig gehcel ende al naa het inwendig t
ken komt te voegen, ende Joo wytgefpannen te M
den , dat de genoemdé inkervingen, ofte ¡tityP
gen van het lichaam gantfch niet kénbaar enjr
Waar van ik een voorbeelt in de XLV¿
S É É en X V I I I . Fig. heb gegeven.
Ù
Quin edam cutem iftam,quáenondeponitur, Soo hebben wy ook dit vel , dät niet afgelegt
l i ira diftorum Ovorum tam acculate werd , foodanig in fommige van de genoemde £<veéfík
I n i 9HDK J .
diftorum Ovorum tam acculate
interioris Nymphae appficatam
in nonnullis ita
circum corpus — .
& accommodatam obfervavimus
ut ea tres
quafi corporis divifiones , Caput nimirum,
Thoracem & Veiitrem , diftinéte extrinfecus
repraefentaret. Atque hinc e f t , quodhàrum-
ceNympharum nònnullae quafi annulàtàe, aliae
vero annùlis deftitutae ; obferventùr: quemad-
modum etiam a fupra laUdatis Viris perlpica-
ciilimis aliquatetìus animadverfilm eft. Sic
breviter expofui ea omnia ; quàe neceflario
praemonenda effe p u tà v i, priùsquam QUar-
tum menni Ordinem definire fufeiperem.
Jam itaque progredimur, omnemque ope-
ram noftram ed vòlumus direflam; ut ftiipenda
reverendi atque fapìentiffimi Conditoris òpera,
ha&enus, proh pudori adeó parum vere cognita,
quousqiie noftro fieri talento p o te ft,
manifeftentur, DEUSque ideo a nob is , quos
ereavit, tanto majore cum veneràtione àdlpe-
étetur, eoque ardentius adametur. A t vero
necreverenda,nec amor,a nobis erga D E UM
exerceri poteft, quousque noftra obiiifcamur
ignorantia. Propterea grates atque laudes fe-
rimus fupremo A r ch ite lo pro immerito fuo
fevore; utpote qui folus clariflimam iftamin
rerum Natura lucem nobis accendit & in medium
pofuit : lucem fan e , quae lapientifiì-
mam DEI Providentiam, atque Poteftatemin-
finitam, in mìrificis illis mòdis, quibus Ipfe
ad confervanda atque veftienda e a , quae crea-
vit, utitur, non tantum facile detegit ; verum
edam adeo aperte in confpeólum omnium pro-
. > uc ea niillis, undecunque demum peti-
«s, argumends obfcurari* ne dicam quodam-
modo obumbfari , aut ulla ratione obnubilati
queat. Interim ne fio tameii plura adhuc
videmus, quam folam duritàxat umbraè mìra-
bilium DEI operum circumferentiam, a nobis
ve alio quopiam delineatam : qtìckl equidèm
lumnio nobis incitamento effe debet; ut inde-
e am huicce ftudio navemus operam, & catin
i rerum *P°tius in ipfa N a tu r i,
Il0 s mufaeis^ quaeritemus: Profe-
m Ct?US^ue hodie caectitiunt plerique ,
t 1 lm3ginentur, haud poffe ullam verita-
nl ipionim e ratiociniis ,proveóuaeìnr
6 n ^ CG Ve^ t£des etlam c^ca res>
dum e f f l atj fam ^P^ant^ locum tribuen-
turales ^.°nten “nt- ^tqui ne res quidem na-
inuj. * i 1 uaeffe6la, cognofcere valerI
jujV 1S XP arumc0mpteheiidendisineptiifi-
Verunì
ren om, het lichaam van het inwendig Popken
gefihikt ende gevleit hevonden; dat het als de drie
afdeelingen van h:t lichaam, ha Hooft namentlyk
de Börfi, ende de Buyk, onderfcheyderitlyk kwam
te verheelden. ■ Waartm dm eenige deefer Popkens
als niet ringekens; andere weer als ftmder defeltjt
haar koomen te vertoonen, als dan de boven aan.
geroerde opmerkelyh lteeren jöok eenigfins dangemerkt
!Sl En dit-fyn foo korielyk de faaken, die
\ik feer nootfakelyk oordeelde te moeten feggen , eer
ik tot de hepaling Van rnyn Vierde Order kwam.
Op dft dlfoo de oiierverwonderlyfo werken vai
den Geäugten ende den Alwyfm Maaker, foo weinig
in der daad tot onfer.fchaamte ende verwaning
tot nog toe bekent, wor foo vtel ans poni reyken
mag, aalt den dag moogen koomen: ende hy van
ons fyne Schepftfen te mtfäggelyker daar door
mag hefchdut, ende te vieriger gelieft werden I
maar welke Vreefe ende U e fd e jo o lang onfe <m-
wetentheid dmrt, niet en kan in 't werk gefielt werden,
Dan Wy danken ende kdemen den Opperfich
fiiaaker voor fyne onverdiende genäade, dewelke
amen ons dit beider ligt in de Naluur op ich Kati-
äelaar gefielt heeft, ende het welke ligt niet alleeit
hragtig fyne feer fVyfe VoorfiMgheid ende A l.
magtigheid, door het onderhtmden ende bekleedeü
fjne t Schepfelen, ons ontdekt; maar ons defelve ooi
foo klaar ten toon f ie lt , dat f e met geen reedeneti
ter weer eit kan verdanken werden, iklaafftaaA
eenigfins befchaduwt, ofte in het geringfie henevelt.
Ende egter en fien wy nog niet meer, als den om-
trekvan de fchaduwe der Wunderwerken G O D S
van ons o f iemand anders afgeheelt. Het welke
ons alle tot een onvermoeyelyke neerßtgbeü
hehoorde op te wekken ; ende ons meer de oorfaa-
ken ofte de uytwerkingen der dingen in de Natuur
felve, als in onfe Studeerkameren te doen ficken.
Dan wybevinden tegenswoordig de wereld foo blind
te Weefen; dat fe haar inbeelt alk waarheden van
haare reeden tie moeten Voortkomen; dewelke fy ook
fie r f io u l, f i l f s in faaken die hosien de Natuur
gaan, wil do'enfiant grypen. Daar we waarelyk
de natuurelyke dingen niet, als door haare uytwerkingen
vatten kunnen, endc,om haare oorfaken t j
begrypen, geheel enbekwaam fyn.
T t t t t t t i Maat