modus, quo Papilìonis Alae tam fabito Cre-
lcunt. Tum quanam arte tubercula,veficulae,
& puftulàe , prò lubìtu Alis imprimi queant.
Quomodo Eruca in mutatiónis fuae opere filli»
iterumque promoveri poiìit. Quo patto omnes
colories, qui per Aureliae cutem transparent,
intra pàrvum iitud fpatium ita coàttos liceat retinere
; ut nunquam increicendo fefe amplhis dif-
fundànt. Praeterea conilitueram, omnes horum-
ce Animalculorum maculas, lineas, & colores,
magnitudine quam auttiffima repraefentare, fi-
mulque eorum pilos , plumulas , fquamulas ,
Fiftulas PuImonales,Crurum ardculatìones ,&
plura alia Naturae myfteria adjungere ; de qui-
bus aliquando me attufum effe alio loco pro-
milì.
F I N I S
Mirabilis Hiftoriae
P A P I L I O N I S D I U R N I.
Gelyk ookyhocmen daar bulten,blaaren ende hìpn
na fyn believen op kan maaken > hoe men een Rup
in fyn vervelling kan doen ß ilß ä a n , en die
doen vooftgaan; als ook, hoe men alle de couleurtt
van de Guide Pdp9 die door fyn vel been fty
nen , -kan in haar kleente behouden, ßnfa
dat f e grooter uytgroeyen. Nog fou ik 4
haar vlakskèns, tckeningen ende couleuren, ha
in 't groot vcrtoont hebben, neffens bare hayrktni
pluymkens, fcbobbekens , Longpypopeningen, ß
articulatien der Bcenen, met veele andere natuu
relyke verborgentheeden m m : die ik elders biktf
hebbe.
E Y N D E
Van de verwonderlyke Befchryvinge van de
D Á G K A P E L
A N I . ■
0 0 *
AñimaL in animali,
Sivè
p JP IL lO IN T R A E R U C AM R E CO
N D I TUS : qwd tertium cjl Exem-
plum peculiare, ¡j? AuAarium quafi| in-
jerviens ad ÓRDINIS T E R T I I modini
Jecundum .ulterìus illujlrandunh
T A B. X X X V I I,
Qnanquam Experimentis péculiaribtisjhàtte-
nus propofitis,examuiIim declaratuméft,
. quaenam mutationès T em i Ordinis primo
& fecundo modo propriàe fint} attamen,
Mamiflae loco, heic adhuc repraeientabo at-
que delcribam * quo patto Papilionem intra
Erucam recondicum * hujusqiie in cute eorivo-
luium j & concluium deprehendam : id qüod
anno 1(568 D D Magalloti & Thetienoì ad o-
culum demonftravi.
Verum * priusquam id agam * fciéu neceffa- -
rium e li, quod Eruca , Chrylaliis, & Papilio |
diurnus, quos meis hifce iconibus nunc exhi-
beo, eadem fint Animalculà, ae illa , quae di-
ligentilìimus Goedartius Tabula XI, Part. I. depila
dedit. Quin poftmpdum faepe laudati
erudiiiffimi Angli, in Trattatu de Plantis circa
Cantabrigiam nafcencibus., pag. 13 4 , ex diete
Animalculis Erucam lpeciatim defcripfe-
H E T EENE D IERIN H E T AN D E R E
Ö f
DE KAPEL VERBORGEN BINNEN
IN DE RUP8, dat het derde particu-
llere voorbeelt, en als een Toegift is ,
örtdef defe DERD E O R D E R , op de
Civeede wylB.
T A F i X X -X V I I .
E T oewel deefiDerde Order, op de eerße en tweeu
-*■ de monier barer veränderten .. w llwmeA
verklaanis, doof de voorgeßelde faniculierc on-
dervmdingen, foo iß , dat ik hier toi een toegift
nog fa l afbielden, ende befchfyven: op wat monier
ik de Kapel binnen in de Rups verborgen . en
in Jyn viel in een gemddin, en opgeßooten bcvin-
d’e; foo alt ikdatfelvt, in het jaar 166g, aande
Heeren Magalloti en Thevenot heb veriomt.
t raut.
Tab;
!xxxvfl.
f e i
N*. I. Primum itaqueOvum diffi Pariilionis
«arm heic exhibeo nativa magnitudine. Ovum
uti variis jam locis I «... ■ ura —fni . ■ ‘i“n _•gg'e.unwerwe xinuduiivc-aavvii--
mns, ipfa eli mtus eonclufa Erucas at membranaceo
involucro vellica, ■ Nec fané Eruca
condiÌÌ™ Wtra hanc fuam nieral>i-anam re-
intraii ^uam NymPha vel Ghryfallis
■ H B Ver™ de hac re paffim-
! f 0]tte aaum «que fub Ordine Quar-
■ Pfaern1^“ adh“C difl'eretui' : quapropter amu
a ^ J r eXpKcatÌOnem hoc lóconéqùa-
S ACC1dÌ-’ qU°d '1UnC quod Eruca • r ^ cia^®me dèmonllfare ,
P* firnili JL6 i!'PaPilio. quodque hic Pafchae“
» T E ” 6 Er" Cae CUtem *que haec I ucain.tra “volucruni fui Ovi
ce*patebimc"la ^ 9U‘dem eX m6x *
Maar eer ,k daar toe kirn, foo U het nodig tt
veeten , dat de Rups, Guide Popken , ende
het Dagkapelleken, dewelke ik in de tegenswoordi-
\geafbeeldinge vertoon , deßlve Dierkens fy n , de.
welke de neerßige G oed a e r t, op fyn Xlde
plaat van fyn eerße deel, üertooni heeft Eli
waar van naäerhant de meergemelde Engelf ehe
Heeren, op het (34 blad van haar boek, handelende
van de Planten, die by Cambrits wajfm, $
Rups in bet hyfonder befchreeveh hebben.
' Voor eerfi dan vertoon ik by | | i . bet Ey van
het genoemde Dagkapelleken levens grootte; dit E y
n7c nnuu no-ph mveprvflrclhtaenyi/dlne plaatfcn in hmeSt genera. a.l gefeg*t
is het Ruihihfift rirri- WM . 6
1” ; P ^ a h w 'lcM ’ 1“ b N° T L rePraeCcnta:-
[»■«ofeopiof^ Co n f íieS ™ mdedit’. Cern£
íur
is Bet Rupsken , dat daar in bejiootm wort
felv e, dan met een vlies omvangen: enhet leytin
dit vlies opgeßooten, even als-een Fop ende Gulda
Pop in haare bekldetfelen doen.^ Maar dai is hier
en daar genoegfadm uytgèbreyt, en daar fa i in da
Vierde Order nog omßandiger van gefpmken worden;
waanm ik daar voor tigènswoòrdig geen breeder
virilaring van maakeh fa i ; en dat te meer , om
dat m myn voomemen i s , rnn klaarelyk te ver-
m en, dät di Rupi de Èapel felver i s , en dat
deeje Papel foo m het vel van de Rups is befloo.
ten, gelyk dé Rupi in het vlies van fyn F y 'bei
ßtoten is. Dat al/is ligtilyk uyt deefe tiérbandt7. '
ling blyktnfal. ■
i, „ ü Ti Het Ey van de Kaptl, düwelhe ik by N°; V E
verteone, dat wort hier in de eerße figuur fo t
afgebeelt, als het endet een vergrootglas is
Oo oo oo o gßi