rum principia èruere conentür. Propterea,
quoniàm ante memorata variis temporibus ob-
fervaveram, tandem de novo iterum iftas Ex-
crefcentias , fumma, qua potui , circurtifpe-
étione, examinavi. Sic demum vera Oviila
d e te x i, e quibus primae illae, quas in Tuber*
culis a me repertas effe d ix i, Erucae pfocre-
fcunt. Quin & rationem fimul expifcatus fum*
ob quam alia etiäm AnìmalCula hafce m Ver-
ruculas fefe conferunt»
Eodem ilio decimò & quarto junii die tot
aperui , omnigenae figurae atque magnitudi-
n is, Tubercula} donec tandem in eorum exi-
lidimis verum ac perfe£tum inveneriiri Ovum*
quoàd omnes conditionqs ita comparatutìi, ac
li ab Infe&o ibi politimi fuiìTet. l'olium Salicis,
in quo Oviim iftüd deprehendi, noviifime fal-
tem progerminäverat, atqüe etiamnum tenel-
lùm erat: quämvis fuam tarnen itiagnitudinem
& perfefitionem jam obtinuiflet. In folio.hoc-
ce feptem offendi Éxcrefcentiarum redimenta,
. quae in utröque ejus latere repraeferito m. Eorum
begintjelen fragten naa te fpeuren. Hieroth Ut*
wyl lk deefe faaken op verfchiyde tyden geobferuetn
had, Job heb ik eyndelyk met alle omfigtigkU
eens deefe vtugtkens op nteuM gaan examineeren.
Tot ik ten laatßen de Maare Eyeren gemden heb
Maar uyt de eerfle Rupfen, die ik gefegt hebbt
in de geM.iskeiit te hebben ohdemnden * kmm
wort te groeyen. En w 'orts heb ik ook de reedeii
ontdekt, waarom ook andere Dierkens deefe gem*
kens befoeken.
nonnulla paullo majora erant, alia minora :
omnium vero tenerrima tàntae erant parvita-
tis • ut nonnili ratione exiguae mutationis ,
quae circa folii colorerii obfervabatur, inter-
nofci poffent. Tuberculorum m a lim a , quae
tantillum modo extumefcere incipiebant, co-
lóris erant ex flavefcente viridis : at omnium
xhinutiffima, quae nondum ultra tunicarum folli
fuperficiem eminebant, .pallidiore flavo dun-
taxat colore ab ipfo folio dìftinguebantun
Verüm hoc loco animadvertendum eft,quod
Ovum in excrefcentiis minimis quoque exilius
fuerit, quam in maximis -, utpote in quibus id
grandius etiam atque proveftius reperi. Òvum
». iltud oblongae erat figurae n , annulorum pe-
nitus expers, altero extremo craflius, altero
nonnihil acutius. Aqueo praeterea tinfitum colore
, & ad fplendorem usqne diftentum appa-
rebat. Porro laxe prorfus & libere id in te-
nellis iftis Tuberculis jacebat : quamvis nulla
contineretur peculiari caVernula j quoniam interiore
Tuberculi fubftanria undequaque aequa-
biliter circumfufum erat- A t v e ro , cum Verru-
cula deinceps major & durior e v ad it, fuamque
mollitiem ac teneritudinem paullatim accre-
fcendo amittit j tunc tandem animad vertitur ,
pedetentim intus dehifcere, & traftu tem-
poris in duas veluti dittinftas partes diipefci}
#. in quarum altera coDocatum manet Ovum o ,
fenfimque intus accrefcit atque augetur.
Sub id tempus praeprimis optimè videre de-
mum
Opdefelve tyt van den 14. Jmy s ßo openit
ik foo veele geMaskens, en dat van alderhande U
guuren ende grootte, tot ik in de alderkleenfle ecu
waaragtig en volkomen Ey bevond, even als of kt
met alle omßandigheeden van een Infeft voört ge.
bragt enas. Het blad van de fVillegebom, dear
in ik dit Ey bevont, Mas eerfl even uyt gefchooten,
en nog teer , hoewel het fyne grootte en volrna•
king had. Op dit blad vond ik feven begintzelen
van gewaskens , die ik daar aan weer fyden op
vertoon m. Eenige derfelve Maaren wat grooter;
andere kleender, en de aider teer fie maren ¡00
kleen , dat men fe niet, als by een kleene wondering
, ömtrent de couleur van het blad hm onder•
fcheyden. De grootfie knobbelkens, die mar effen
begonden uyt te puylen, die waaren van een geel-
agtig groen , en de aider kleenfle, die haar bm
de vliefen van het blad nog niet vertoonden, dit
Maaren alleen van een bleek geelder couleur, als
bet blad felve.
Maar alhier is im opmerkelyk , dat het £y in
de kleenfle uytMaskens ook kleender was, als in de
grootfie, alwaar ik het ook grooter en vorder gea-
vanceert vont. Dit Ey mos langwerpig oanfat-
zoen n fonder eenige ringen , en aari de eene ¡]&
dikker als aan de andere, daar het wat fpitw
Mast Syn couleur Mas water agtig, en blinkentop
gefpannen. In deefe teere uytwaskens , daar lag
| het Ey heel los in, hoewel dat het aldaar in gim
byfandere holligheid lag , want het wiert eenpang
van de fubftantie van bet vrugtken otnvangen,
maar als nu het wratken grooter ende baren
wort, en dat fyne fagtigheid ende teerheid a ■
lengskens vergroeyt; foo fict men, dat het vng
ken met ter tyt van binnen, door een fpbd ®
een wykt , en het wort als in twee dißinde deett
verdeelt, op Melkers eene fyde het Ey $! |
blyft o , en allengskens daar binnen in aangrst)1
o f toeneemt.
Op deefe tyt fiet men het alder beqtutomß^ |jj
m u m licet, quod Ovum nullibi adfixum aut
a d n e x u m fit, neque & ullis gaudeat vafis, filamen
t\s fibris, aliisve quibusdam vinculis, quorum in-
terventu fuacutn Verrucula cohaerere, atque ex
hacnutrimentumacciperequeat. Quin nec cerium
id Temper locum intus in fuo Tuberculo
occupat : alias enim h o c , alias ilio in latere
fitum eft} quandoque medium ten e t} nonnun-
quam minore majoreve intervallo a rima, quae
naturaliterin Tuberculi corpore animadvertitur,
diftat. Hucusque etiam nulla intra Verruculam
excrementa offenduntur : fed omnia pura adhuc
& nitida flint.
Interim certiflimum e f t , quod Ovum hoc
turn temporis jam nutriatur : manifefte enim
confpice're licet,id notabiliter accrefcere àtque
augeri. Apertiflima tamen hujusce rei indicia
inillispraecipue obfervantur Verruculis, quae
paullo fune feniores : Ovum enim in his tandem
parte anteriore infigniter intumefcit} ut
ipfum quoque Caput & bini Oculi intus laten-
tis Vermis, vel Erucae, paullatim ibi transpa-
p, rèant', & nigriora evadere cernantur p.
Qiiaeritur itaque *. quanam ratione Ovum
illud nutriatur ? Refpondeo, commode ipfi ,
quantum requiritur alimenti, accidere poife ab
efRuviis & transmeantibus liquidis, quae in
fiffae ac difruptae Excrefcentiae cavum perlpi-
rant, tunicamque pariter, qua Ovum invefti-
tur, penetrant ; ut hinc ab intus haeren-
te Verme dein fudlu ingerì poflirtti lllu-
ftrando autem huicce meo afferto omnes infer-
viunt membranae: quippe quae , humido loco
repoGtae, humore itidem penetrantur : quae vero
humentes in aere fufpenduntur aut difpanfae
collocautur, motu contrario j quas continent,
humiditates rurfus exhalant. Quin manifefte
cernitur, Gummi Tragacanthae , etiam in
membrana illigatum, notabiliter tamen intu-
mefcere, quando humido loCe repofitum eft.
At potiffimum heie commemorari meretur ,
juam potenter Tartari Sal aqtìam in fe trahat.
n arborum herbarumque radicibusj in quibus
manifefte hiantes pori haótenus nondum de-
roonftratifuntj haud alius fane nutritionis mohet
Ey nergens aan vafi o f meede vereenigt is
fonder dat het eenige Aderen , fil ament cn , vefelsf
o f tets anders heeft, waar meede dat het met het
vriigtken fou kunnen vereenigt fyn , om daar fyn
voetfcl door te ontfangen. Het heeft ook geen
fèekere plaats binnen in het vrugtken ; want dan
leyt het aan de eene, dan aan de andere fyde, en
Jomtyts leyt het in het midden, o f Mat dtgter en
ver der van de fcheur, die men naturel in het uyt-
wasken fiet. Op deefe tyt bemerkt men ook geenc
vuyligheden in het vrugtken ; alfoo daar alles reyn
ende klaar is.
En egt er is het feker, dat dit Ey gevoet word,
want men fiet merkelyk, dat het toeneemt end§
aanwafi. Dit fiet men byf onder in die wratkens,
dewelke wat ouder fyn; tot het Ey ten laatften
merkelyk dikker van vooren word, foo dat men bejC
Hooft en de tMee Oogen van de befioote Wurm
o f Rups, daar allengskeiis fiet door been fchy*
nen ende fMarter Morden p.
A« is de vrdag , hoe dit Ey gevoet word ?
Maar op ik antMoorde , dat het bekMaamelyk fyn
voetfel kan verkrygen van de uytMaqffemingen en
door paffeerende vogtigheeden, die in de holligheid
van het gebotfie ende door gebrooke gcMasktn
uytwaqffemen ,en.ook het vlies, dat het Ey bek.leet9
door dringen ; en dat f e alfoo van de Wurm opge~
foogen worden. Dit word verligt met alle vliefen,
die op een vogte plaats geleyt fyndc, ook van de
vogtigheid door drorigen worden. En die in de
lugt met vogtigheid opgehangen worden, q f daar
over gefpannen, die fiet men door een contrarie be-
weeging, weer haar befioote vogtigheeden uyt
dampen. En men fiet merkelyk, hoe feer de gom
Tragacant op fw e lt , fe lfs als fy in een vliei
gebenden is , en op een vogte plaats leyt. Maat
byf onder fiet men, hoe het fout van Wynfl^f, het
water aan fig trekt. In de wortelen der boomen
kruyden , waar in tot nog toe de gapende en
manifefte gaatkensniet aangeweefen fy n , kan men
ook geen andere manier van voeding plaats geven.
Wat daar dan vanfy, myn gevoelen is , dat het
fef h Îmerep0te.ft- üt dßmum res haec ! uyt waafemende fap van het wi-atken , het vlies
q UOCj fiiccus e Ve r . pan het Ey door pajfeert, en dat bet felve de be-
Den!*6 U Ìlant^ Per^P*rans Per O v i tunicam Ifloate Wurm tot fyn voetfel fireki. IRMI , erraiculöque intus contento in ali | ®entum cedat;
NWh“ Ver0 «jmpha intra ne°lüVcuUlm.m nihil a,iud ü '¡«am
8enus&
intra pelliculam concIufa,firmitate ha.
roborej ad tunicam hanccej qua ambi
En alfoo het Ey niet anders als een Pop i s , in
ken vlies befiooten fynde ; het welk maar vafiig-
heid ende fterkte verwagt, om fyn befioote vlies
Y y . y y y y y y fe