Tab;
X L IX .
m i
facillime a me demonftrari pofle: quantumvis
0 nonnulli, livore & v an a e gloriae cupiditate fti-
mulati, velut Canes adverfus fulgidam Lunae
fa c e n i, contra latrent. Mea circa hanc rem
experimenta longe profe&o altius penetrant,
quam forte unquam quis cogitavit. Verum
fedeo ad Ranunculum.
g. Inter Branchias Cor g in Gyriiio Cöllöca-
tum eft. E x hoc vero diftin&iflime prognafci
cemitur Arteria magna, in binos utrinqüe ra-
mos divifaj qui ipfi porro in tres tandem fab*
dividuntur fpe&abiles propagines, quae omnes
J&ranchiis imperduntur* Utrum antera ho-
fumce ramulorutn nonnufli quoque ad Pulmo-
nes transmittantur; prout in Ranis adultis ob-
tinet ; haud potui hoc tempore , ob rationes
ante difbas, examinare : quin dubius etiam ad*
hue haereo, an omnes illae propagines ad fo-
las tantummodo Branchias diftribuantur.-
i . Circa Cor collocata confpicitur Auricula h i
quae quidem ha&enus tali nec firn nec figura
gaudet, qualemin Ranis adultis obtinet. V e - ,
rum in Auriculae quoque & hujus Vaiorum
examine nondum perveni e o , mihi ut ipfi
piene fatisfecerim : quapropter etiam exa<ftè
pronunti'are nequeo, an binae illae Venae ,
quas fabter Auriculara delineatas exhibeo,
ad Branchias tendant, atque Sanguinem ex his
ad C o r revehant, nec n e ; turn & an Venae
Pulmonum cum iis communicent? Quae quidem
omnia adhuc inquirenda reliant, Hanc
ob rationem quoque minus dubito, partes
h as , prout haud aceuratiflime examinatae fefe
mihi obtulerunt, Icone expreiTas fiftere.
Infra binas iftas Venas fita cernitur Vena
• Cava atque Jecur t , quod in quatuor veluti
lobos dividi obfervavi. Albicans id hoc tempore
e f t , & nonnihil rubefcens. Caeterum
Vero quam manifeftiffime detegitur, Hepar
heic e x admodum regularibus componi granu-
lis glandulofis,quae pro minutiflimis Glandulis
habere licet. Juxta Hepar in vivente Ranun-
; culo collocata eft Gula k , quae a Faucibus ad
Ventriculum usque defcendit, eoque a me ordine
etiam depìéta exhibetur. Veficam vero Fel-
; leam / , confufionis evitandae g ra tia , alteri
Gulae lateri adpi&am repraefento. Fellis ifte
Folliculus hoc tempore coloris erat candidi,
diaphani : quin Bilis ipfa limpidam fefe, ac per-
fpicuam , amarorisque expertem praebebat ;
quae tamen contra in Ranis adultis quandoque
faturate viridis e ft,& eousque fluida,ut vel.ducen-
dis lineis adhiberi queat, Viriditas auteui Fellis
te brengen , hoe feer ook dat fommige uyt pajrle
ydek glorie dat met de Honden , als teegens de
heldere maanefchyn, aanblaffen: want myne ¡ f f
rimenten hier, omtrent gaan veel vorder als l
mogelyk ooit gedagt is. Maar ik keer wer tot m l
ICikvorfchken, .
Tuffeben de Kurten firn men in de Gyrirtus hat
Hart geplaatß g , waar uyt men feer dißinft de
groote Slagader fyn oorfpronk ß e t neemen, de*
welke ß g dan aan weerfyden in twee tdkken ver<
deelt, en defelve fubdivideeren haar weer eyndelyk
in drie kennelyke ramificatien , die alle tot de im
rtengaan: maarofnu van deefe takskens eeniy
tot de Longen gefonderi worden, gelykdatin vol-
waßche Vorfchen plaats heeft., dat beb ik , gelyk
gefegt is , voor deefe tyt niet kunnen obferveereni
en ook n iet, o f deefe ramificatien alleen naade Km
wen gaan, daar ik meede nog aan twyfel.
Onder bet Hert ß e t men het Oorken 'geplaatß h,
dewelke op deefe tyt haar in die figuur, nog fitum
tie niet en vertoont, als men in Volwqße Kikmrßb.
: kens bevind : maar omtrent defelve en haare um
ten voldoe ik myn fe lv e meede nog niet gehtely
en daarom kan ik niet eygentlyk feggen, of die
twee Aders, die ik onder het Oorken afbeeide, m
de Kuwen gaan , o f niet, en dat fe het bloet daar
uyt in het Hart voeren ; als ook o f de Aders der
der Longen daar meede cömmuniceeren, dat
alles nog te onderfoeken fia a t. Ln daarom maak
ik ook geen fwarigheyd, om de afbeeldmg daar
van foo te geeven, gelyk ik die deelen, ¡ander het
alderuyterße onderfoek te kunnen doen, heb bevon-
den4
Onder deefe twee Aderen fie t men de holle Ader
en de Leeverigeplaatß, die ik gefien heb ,dat haar
als in vier kwabben verdeelde; defelve is op deefe
tyt van eenm tagtige couleur, een weynig naa’t
roode trekkende} en men ontdekt voorts heel Haar,
dat fy uyt feer reguliere klieragtige grynkens ab
gecomponeert wordi die men voor feer kleeneklm-
kens kan neemen. Beneffens de Leever, daar fit
men in bet leeven de Slokdam geplaatß k , dt•
welke van de K eeltot de Maag gaande, ikookm
die order a f beeide: als ook het Galblaasken 1, dit
ik aan de ander fyde van de Slokdam vertuen,
om confufie te myden. D it Galblaasken t»as ef
deefe tyt van een heldere doorfebynende- couleur, tu
de Gal felv e was klaar ende doorfigtig, ffjjß
bitterheid: daar by in tegendeel in vobwafßbe K 4
vorfchen fomtyts van een hoog groene couleur u,
foo dat men daar bekwaam meede tekenen Npf
om fyne vloeybaarheid, dat ik oordeelinjf
)}§ a penetrante ejus ämarore pendere mihi
Videtur ; qui hinc aliquibus etiam poft menfi-
bus adhuc fe manifeftat > fi charta Bile tali il-
)inita Ori ingeratun L ieh perparvus erat in
Ränuncülo, trigoiius, irregularis tarnen , ru-
borej quam ipfum Hep ar , multo faturatiore
tinftusi quod in Ranis icidem adultis locum
habet
Elegantiüs àutërti vifa dabatür nihil ■, qüähi
Gulae , Ventriculi, & Inteftinorum curfus j
Utpote quae partes in Abdömine Gyrini mira-
biliflinios in flexus flnuatae conlpidebantur.
wauuuu, 7 7 “ * 7 P — - V - "> v ,m ea e öm
Primus, in quem fe Gula convolvebat^, .finus felv e was omtrent de Leever m
trarie m terhcii fe b^Uafi ‘ in itW cfa f i t m
einige marnden diutr tum openbaart, als men bet
papterm Je Mont neemt, daar h y op geßreekm
ts ge weefi. De M ilt was fe e t klein in fe i K ik-
vorfibken; baar figuur was drieboekig, dan irre-
gnher: en baar em ku t, die Was van an veel
boger m it, als de Leever felv e : gelyk dat ook ilt
volwqffcbe KtHorfihen plaats beeft.
N iets.frajer kan men fir n , als d i tcoi dei
Slokdam, M aig ende Därmen, ’.die not feer rari
bogten haar in den Euik van de Gyrims vertoon.
s eerf i e bogt, die de Slokdarm maaktc, ds~
|L % circa Hepar erat m •, fub quo Mefentérii
quaildam pordonem , una cum Vafis fuis fan*
I «• guiferis, delineavi «i Ventriculus, fuis fal-
tem in primordiis & aceretione etiamnum
I cònftitiitus , rubrae velut carnis referebat
fruihllum, qilod ex parte, quafi Gulae & te-
nuibus Inteftinis fiipefimpofitutti, éraflefeendo
I »• protiiberare incipiebat o. Ibidem vero ingens
pàriter Vaforum fànguiferorum numerus ob*
lervabatur, quae per Ventriculum fefe diftri-
buentia, elegans veluti rete in eo efforma-
banti
Luce igitur meridiana darius heic detege*
barn, Ventriculum in principio accretionis
Ranunculi, fuo nondum fungi officio; vices-
que ejus a Gula maxime & Inteftinis interea
praeftari, quae ea edam de cauia forfitan prò
I pordoné tanto grandiora & longiora in Gyrino
fabrefafta funt, quam vel in ipfa Rana adulta.
Certe lougitudinem Inteftinorum in minuto
bocce Animalculo demetìtus ad qttinos usque
pollices excurrere obfervavi. Quum vero In-
geila, quae in Gula, Ventriculo, & tenuibus
Inteftinis, continebantur, perluftrarem} ejus-
dem omnia naturae e f le , atque nonnuIHs ex
plantis aquaticis, arehulis, argilla vel limo confile,
animadVertebam» Hinc & , cum Ra-
nunculos hofee nonnullo tempore intra cubi-
cuìummeum, in pelvi lapidea, Lente paluftri
adpofita enutrirem ; obfervabam eos Lenticulae
paluftris omnes radices adeo nitide depafeere;
ut remaneret nihil, praeter orbicularem illam
partìculam, quae, bullulis aeriis piena, usque
\ ? Uae enatat* A t fluendo deinde
amplius fub aqua comedendum ipfis fu-
pererat ; videbam e o s , prae urgente fam e ,
continuo fernet in dorfum revolvero, fuoque
^re refiduam Lenticulae pordonem jugi-
captare : quamvishanc, utpote ninus ma-
3111 * mSerere haud valerenu
f<o
, , — , waar onder ik.
‘ en gedeelte van bet Scbeyl m it fy n Blaavaten heb
afgebeelt n. De Maag fa g men nog niet anders *
als tn haar begintfel en aangrosying, en fy v er.
tomie baar als een root ßuksken Vleefcb, dat ß g
voor een gedeelte, als boven op de Slokdam , en
de dünne Darmen, in dikte begon uyt tepuylen o i
en u m menfag, dat een gm t getal Bloedvaa-
ten de Maag doorlicpen, die als een mrelyk net
haar aaar op vertoonden.
Soo dat ik hier middagklaar tmdekte, dat in bet
begmfel der aangroeying van het Kikvorfchken, dt
Maag nog fyn officie niet bekleede, en dat dit werk
meeß op de Slokdam, en de Damen aantwam,■
dewelke mogelyk om die reeden veel grooter en
langer naaptoportie in de Gyrinus g ef aimeeert fy n ,
als in de volwaffe Vorfcb f e h l. Waarrnn als ik
de lengte der Darmen kwam te meeten, foo bevoni
ik die in dit Ueene Dierken by de , duym te bauten,
En wanneer, ik het ingeflokte eten.dat inde
Slokdarm , de Maag, en de dünne Dam en lag, fe .
fchoude; foo bevond ik die alle van een natuur te
fy n : b$aande.uyt etnige water kruyden, fande-
kens, en kley o f ßibbe. En ik fa g ook, wanneer
ik haar met wat Krocßin een fieene kanneken e inigen
tyt in myn Karner opvoede, dat f e alle de
Krooßworteikens foo febom van anderen kwamenaf
te byten, dat daar niets van m rb ieef, als dat ran.
de gedeelte, bet welke vol Luchtblaaskens fyn de,
op het water dryft. •E n wannler fy niet meer ander
bet water te eeten hadden, foo Jag ik , dat f e
door grooten bmger baar geduurig op de rüg om-
keerden, en met baar bek naa het overgefchoote
deel der Krsoß greepen, fonder dat te hinnen ln-
flikken, van wegens dat bet te gm t was,
Z z z z z z z z z 4 n