i 6 E X P L I C A T I O
Fig. xi I
Alia Seta itidem microfcopio tntercedm-
te dept61 a.
h. Seta teres, anterius nonnihil tutnidior, dein
vero obtulum in apicem tenuata.
Fig. x i i I.
T ilt quidam ex aureo flavi, una cum
Baß fua.
k. Pili fubtiliifimi, lanuginofi, haud aliter ac
Setae, itidera uno e centro pullulantes.
Fig» xiv.
Thyfali regio fiipina, dorfalts, quae Se
tis ac pilis lanugtnofis obßta, at alt-
quantum infitper convexior eß.
Fig. xv.
eDorfum Thy fait apertum.
a.a.a.a.a.a. Naturalia foramina, utroque corporis
latere hiantia, per quae aqua ad Bran-
chias movetur, rurfufque de his avehitur.
b. b. b. b. Membranaceae Branchiae, quae, ut
ingentes Pifcium fquamae, libere fibi mu-
tuo accumbunt.
Fig. xvl.
Inteftina Thy fait ruditer de line at a.
t . Inteftinorum, inter fe mutuo veluti commu-
nicant-ium, fabrica.
TABULAE XI. Explicatio.
Fig. i.
C a n c e llu s cum cute fua ojfea vel teflacea.
a. Concha, feu vera Cutis Cancelli.
b. Conchac quinque fpirales convolutiones.
c. Bini O c u l i, inter quos Setae quaedam arti-
culatae extant.
d.d. Cornicula.
r. Brachium dextrum fua cum fo rc ip e , quae
major eft.
/ . Brachium Uniftfum, minus.
g.g. Pedes quatuor antici.
Fig. i i .
Cancellus extra fiiam cutimy in dorfum
fupinatus.
a.a. O c u l i, quos inter quatuor Setae articula-
tae confpiciuntur.
b.b. Cornicula.
c. Siniftrum Brachium, minus.
d. Dextrum majus.
#. e. D u o priora Pedum paria.
/•/• Pe-
T A B U L A R Ü M .
Fig. x i i.
Een ander meede onder een vergroot.
glàs getèekent.
h. Een rohde Borfiel, die van vooren wett dikker
en aldaar mct een ftompert fpits toelopende is. ’
' Fig. x i i i .
Eenige goutgeele hayrkens met haar
Grond.
k. Seer fyne wollige hayrkens, die als de Bordell
mede uyt een middelpant fpruyten.
Fig. X IV .
Hetmaakfel van de Phyfalus van bovenen
op de rüg, daar hy met boribls en
donsagtige hayren befet is, en oòk n t
verhevender van ftruftuur.
Fig. x v . -
De Rüg van de Phyfalus geopent.
a.a .a .a .a .a . De Naturelyke openingen, aansmer-
Jyderi van het lighaam, waar door het water tot
de Kuuwcn, en weer van de felve beweegt wort.
b. b . b b. De vliezige Kuwwen, die, alsgt;oote vis*
Jchobben, los op malkanderen geplaatß fyn.
F ig . x v r .
De Darmen, ruw gedelinieert.’
c. Het maakfel der Darmen, die tuet
als onderlinge gemeenfchap hebben.
TABULA XI. Verklaart.
Fig. i.
De Kreeft-Slak, met zyn beenagtig of
hoornig Vel.
a. De Sehelp, o f waaragtige Huyt van de Kreeft-
Slak.
b. Syn vyf krinkelige omdraijingen.
c. DetweeOogen, waar tujjen eenige gearticuleer-
de borßels te fien fyn.
d.d. DeHoorükens.
e. De regier A rm, met fyn tang, die de grootße it>
f. De linker Arm, die de kleenße is.
; g . De vier voorße Poeten.
Fig. I I I .
De Kreeft-Slak buyten fyn Huyt, op
de rüg leggende.
a. a. De Oogen, waar tujfcben men vier gearto*'
leerde Borßels ßet.
b. b. De Hoornkens.
c. De linker Arm die de kleenße is.
d. De regier Arm die de grootße is.
e .e . De tvoee eerße paar Poeten. . ^
V E R K L A A R I N G d e r T A F E R E E L E N .
rf. Pedum par tertium , minuta forcipe inil
r a f tu m .
{.(• Quartum par Pedum,notatudignumj quia
gemino genitalium tubulo perforatum eft ,
hitque tranfitum praebct.
(.4.4. Tfes Setae articulatae, quibus forte o-
vula adglutinantur.
j. Punitum tendineum Mufculorum, five lcr-
cus, in quo Mufculorum tendines Concur-
runt, Cancellumque cuti fuae teftaceae ad-
figuutj utis nunquam totus earn derelinquere
valeat.
i Cauda cum partibus fuis.
Fig. i n , iv , & v.
lnteflittum reElzim & caecum,
atque Appendices, Cancelli, magnitudine
naturalem paulum excedente
, delineata.
a. Cauda e duobus con (tans articulis teftaceis.
b. Velabrum podicis, quod introrfum fe fled i
&fubter caudam recondi poteft.
c. Inteilinum re&qm.
id. Tria oflîoula teftacea , ab utroque latere
Caudae, quae & inter fe & cum cauda articulant
ur.
t. Pars Inreft ini teniiis.
/.Caecum, fiveCaecianalogum.
S'S' Appendices in litu , quae in vivente animali
perquam elegantes vifu funt.
b.b. Principium Appendicum,quae binis e du
aibus diftin&is oriuntur.
U. Appendices, quae fub lit. g.g. in litu ex-
hibitaefunt, heic explicatae liituntur.
Fig. vi.
Quarti paris T e dum ttnus feorfim, mag*
nitudine auEla, deßidlus, una cum
foto V afe Genitali, quo pes ille
ab uno latere perforatur.
^ Quinque articulationes quarti paris
C5enitalis flexus.
Ejusdem convolutiones fpiralcs, in ßyrum
compoGtae.
j Extremus ejus finis.
• Locus, in quo Vas Genitale quintam arti-
? n® quarti paris Pedum mira admo-
uum ratione perforât.
Fig. v u , & v i n .
Ir ® ma Brancbiarum, magnitudine
auffa, exhibit a.
i n Cor-
™untia*r ^ arcuIa e ibp viom cordis parte pro-
PWciìfa^1118 divcrla ex inferiorc cordis parte
&êvolmaedam Slulg uinea a carne liberata,
J 7
f. f. Het derde paar V set er., 't geen cm kleem tarn
beeft. -
g .g . Het vierde paar Beenen, dat cmfidcrabcl is ,
om dat het door de Teelieden doorboort wort, die
daar met twee pypen dear loopen.
h.h. h. Drtegearticuleerde Borßels, waar aan de
Eyeren moge/yk vafi geklee ft Worden.
i. D e Muskulenfepeesachtige Pant, o f deplaats,
alwaar de Peefen der Muskulen te faamen loopen,
en waar mede de Kreeft-Slak vaß aan fyn huyt
groeyt, foo dat by daar nooyt heel buyten loopen
kan.
k. De Staart, met fyne deelen.
Fig. i n , iv , en v.
De Staart, den Endel-Darm en blinde
Darm, neffens de aanhanglels, wat
meer als levensgrootte afgebeelt.
, ^ Staart, uyt twee fcbulpagtige leden beßaande.
b. De Luiffel van den Aars, dien hy inwaarts kan
buy gen, en onder de ßaart verbergen.
c. Den Endel-Darm.
Drie (chilpagtige beenkens, aan weerfyden van
de Staart, die daar meede en met malkanderen
geartkuleert worden.
Een gedeelte van den dünnen Darm.
Jf. De blinde Darm, ofiets dat daar meede overw
w De Aanhangfels foo als fe naturelyk gelegen
fyn, dat feerfraai in het leeven te fien is.
h.h. Het begintfel der Aanhangfels, die uyt twee
difi indie Leiders fpruyten.
i . i . Deefe Aanhangfels, die by g .g . op hunplaatß
afgebeelt fyn, m uitgefirekt vertoont.
Fig. v i.
Een van het vierde paar Voeten apart,'
en in het groot geteekent, neffens
.hetganfche Teel-Vat, dat hem
doorboort, aan een fyde.
t. z . 5. era. D e vy f artimhtien, van bet vierde
paar beenen.
a a. De huigsngm van bet ¥eel-Vat.
b .b . Syne btmkelige bogten, die in een draai lopen.
c. Syn uyterfie endt.
d. De plaats, daar bet teel-Vat de vyfde articula-
tie van het vierde paar Voeten heel wonderlyk
doorboort.
Fig. v i l , en v i i r.
Het Hart en een van de Kuuwen, in
’t groot vertoont.
a. a. Het Hart.
b. Vier Vaatjes die van bovenen uyt het bert gaan.
e. Una
c. Twee verfibeyde Vaatjes van anderen tat bet
bert gaande.
d. Eenige ontvleefcbte Bioei-Vaten.
G i c . E n