Tab.LII.
Hg. v i l i . , corpus Glandulofum, in Lobos divifum c c , &
cc' tenerarum aliquot Membranularum ope conne-
dd. xum dd. Lobuli ifti rurfus quaii in ramos,
permultis obfitos Glandulis, tenellis, & v e lu ti
membranaceis , elegantiffime fubdividuntur :
quod fane in Animali ipfo gratiflimum oculis
praebec fpe£laculum. E x hocce corpore alia
iterum materiei fpermaticae fpecies emanat.
D i& i autem ejus L o b u li, horumque Glandula
e , haud omnes unicolores fu n t, fed partim
albicante, partim magis grifeo colore gaudent.
Imo vel ipfum quoque illud corpus Glandulo-,
fum, quod Ventriculo adhaerefcens ante delineavi,
iftis cum Glandulis communicare mihi
videtur: quod tarnen adeo nondum exploration
hab eo,ut pro ce r toadfirmare auiim. Hinc
plura adhuc fubje&a prius perluitranda foment,
antequam firmi qùidpiam circa haec omnia
ftatuere liceat. Quin Sepiam • quoque tum
temporis exomiiii fubjicere neceflum e i le t ,
cum Semen ea fuum nondum excrevit. At
plurimi hae res otii funt, indefeffique labo-
ris.P
ars tertià, quàe àd Va fa Spermatica per-
tinet, Tab. L i . Fig. I. lit. t. jam jam ex-
Libica eft per eutem transparens. Jacet ea
in inferiore Abdominis regione, Atramentique
Veficam fibi fuperpofitam geftat. Caeterum
fubftantia gaudet glandulofa ac ipongiofa, al-
bamque continet materiem feminalem, quae
preflfu elici inde poteft» Superior ejus regio
.nonnihil depreiTa & planiufcula eft a ; inferior
quodammodo in apicem convergit bipartimmo:
ut hinc figuram cordis propemodum aemuletur.
Emiflarium , quo haec pars Ipermaticam fuam
materiem excernit, demonftrare nequeo; quippe
quod laefum ac defrafitum fu it, quum illam de
corpore exìmere conarer.
Organa Genitalia Foeminina Sepiae hac v ice
haud accurate examinavi* tum quia , ut
pluries jam memoravi, fubje&orum laborabam
penuria; tum quoniam ambo erant Mares, in
quibus haétenus enarratas obfervationes cepi.
Hane ob rationem haud par fum ad amuffim
exponendo, quaenam in Foemella partes con-
ipicuae fine, & utrum nonnulla iftic quoque'
reperiantur membra Genitalia, illis, quae in
Mare modo depinxi ac defcripfi, refponden-
tia. Igitur heic nunc Iconem faltem interea
adjungam Genitalium Sepiae Foemellae, mul-
tis ante annis a me confe&am ; donec oppor-
tunitatem aliquando, otium, animumque na-
élus fuere, partes has de integro perferutandi.
Prikìvabben
verdeelt word c c , en daar
Tab. LI.
Fig. I t
Tab. LII.
Fig.IX. a.
ltlierägtig ligbaam geplaatß, dot in verfchtylin
- - 'r eenijrg
teere vlieskens gecomefteert word d d. Defe kwab--
bekens ß e t men ook, dat feer fraay ah in takken
tuet verfebeyde teere en ah vliefige klierkens befet
fynde, gefubdivideert te worden: dat een feer fray
gefigt in bet leeven geeft. En uyt dit ligbaam
ß e t men nog een ander foort van een faadagtigefiof
vloeyen. Ookfyn deefe kwabbekens en haare klierkens
niet alle van een coulenr, maar fy fyn onder-
fcheyden in eenige, die witagtig, en in andere, die
gryferjyn. Envoortskomt bet my voor, als of
ook dat klieragtig ligbaam, V geen ik aan de Maag
heb uytgebeelt, met deefe klierkens communiceerde,
dat ik egter niet darf qffirmeeren, alfoo ik daar
nog onfeker in ben. Waarom dat ’er, verfebeyde
fubjeSlen nog omtrent moeflen naageßen werden,
om van dit alles volkotne fekerheyd te hebßen. En
dan moefi men ook dit Dier examineeren, opdetyt
ah bet fyn Saad nog niet geexcerneert bad, daar
I moeyte en tyt toe van noden is.
Het der de deel tot dé Saádvatiñ > . . ,
in de j j j Tafel in de i fte figuar, by de letter T ,
alréede door het Vel fchynende vertoont. Het leyt
onder in den Buyk, daar het Inkt-bluasken boven op
geplaatß is. Syn fubflantiè is klieragtig enfpon-
gieus; en het bevat een Witte faadagtige fiof, die
daar uyt vloeyt, ah men het perfi. Synfiguur is
van bovenen wat platagtig a , en van andere mt
fpitzagtig geklooven b , ten naaßen by als een hart.
De plaats, waar \dit deel fyn faadagtige flof door
ontlofi, die kan ik niet aanwyfen ; alfoo ik defelve
in het uytnemen buyten het ligbaam had kamen tt
quetfen en a f te breeken.
De Teelleeden van het fVyfken heb ik m h f i
maal niet nauw geexamineert, foo om dat my
fubjeäen ontbraaken, ais nu veelmaql gefegt is, « *
ook om dat. het twee mannekens waaren, daart,
defe tegenwoordige obfervatie in gedaan beb. •»
daarom kan ik niet diflintt feggen, wat deelen aar
in te fien fyn ., en o f daar ook eenige Teellee »
bevonden worden, dewelke overeen komen,
ik alreede in het Manneken uytgebeelt en eje
ven heb. Daarom fai ik hier alleen by voeg^
figuur, die ik overlange jaaren van de
in een wyfken heb gemaakt ; wagtende tot t 0
fie , tyt, enlufi hcb9_om deefe deelen aldaar
een nieuw eens weer naa te fien.
m
I
Primuai kaqiie, qnod Icone repraefento,
jnteftinum Reftum e li a , ciijus laceri adhae-
rens Atramenti Emiflarium depinxi h. Hujufce
Sacculus five Velica c ö Vario dà incumbir.
Alteró Fiftulae Ihteftini refti latere hians c'erni
tur Fiílüla, five Dti&us % -, quo O v a excer-
ntintur. T r ia fimul Ovula f exhibeo ; qiiae
tarnen naturaliter altero tanto majora funt,
quam Icone hac' exprimuntur. Porro, fúper
Ovario; & Veficula Atramenti; cbllocata moh-
. ftro duo Córpora Glandulofa elegantiflìma gg',
de quibus interim nequicquam hoc tèmpore
pronunciare valeo: priíiinaé enimmeae obfér-
vationes maxinlam partem ieonibus duntaxat
conftantj quibus íimplicem tantum explicatio-
nem adfcripfl. Super binis iftis Corporibus, aut
potius medio inter eorurii Appendices locò ,
fita cónípicitur fingularis quaedam partícula,
. ovata, quae hümorem rubellum continebat h.
Utroque tándem omniiim di6larum partium
■ latere, depidlae ofíenuritur Branchiae i i , una
cum Vafis atque divifionibus fuis j nativo in
fitu conftitutae;
/•
Finem .heic nunc T r a 61:atui huic impone-
rem; nifi ordb juberet de Ofie Sepiae adhuc
nonnulla comriiemorare. Unicúm h o cO s e f t j
quod in univérfo mirabiliflimi iftius Pifcis corpore
reperitür. Hujus fuperficiei undequaqufe
adpoíita eft CaroSepiáe: proiitin Hominibus
multisque aliis Animantibus quoque obtinèt; Ut
Os iftud in conlpeèium producatur; cutem
faltem in dorfo incidere, tumque Os ipfum
de membranis atque involucris fuis ieparare
oportet: quöd quidem levi negotio fieri po-
teft.
Os ifthoc, cum reéèntifllmò e Sepia exfe-
öum eil, mèdio velut inter ficcum & humi-
dum modo fefé habet; quamVis interim , ilico
ium in aquam conjeélüm , hujus fuperficiei
innatet; quod dubio procul effeeit ; ut Spumae
Maris nomeri ipfi daturh fit; Hinc etiam, men-
fibus aeilivis, quampliirima ejusniodi Ofla fe-
cundumlitorä maris noftri fliidluare, & in haec
ejici tandem obfervamus: prout nimirum major
minorve Sepiarum numerus interiit. Ofla haec
a Pifcatoribus colliguntur, variisque dein arti-
Gibiis, quibiis in ufu fu n t, venumdantur.
uigensprofedlo traftätus confcribèndus foret:
i omMa, quae in hujufce Offis figura, colo-
e> abnea ; aliisqiie qualitatibus animadVer-
untur, mir acula deferibere fufeiperem; Qua-
. K eerf i e > ’t geen ik dan in die figuur vertoon,
| de regte Darm a , waar neffens ik de uytloop
vandgn Inlit heb afgebeett b. PVelkers Beursken
o f Blaasken c men ß e t, dat op het Eyerriefi ge-
plaatft is d d.“ -Aan de andere fyde vàn de Pyp des
regten Darms vertoont fig de Pyp ó f Carnai e ,
waar door de Eyeren geüxcerneert worden: van de-
weHedat ik daar àrie vertoon f , die eensfoo kleert
Jyn afgebeelt, als fy in het leven bevonden worden ,
Voorts vertoon ik hoven op het Eyerneften het M t -
aas en twee feer aardigè klieragtige lighamen g g ,
waar van dat ik ntos voor tegemwoordig kan feg-
gen, alfoo ik by myne Voorige obfervatien, die
meeft in figuur en befiaan, niet als de fimpele ver-
ormg gevolgt hebbe. Hier boven3 ,of lieber tuf- 1
fiben £e Hanhahgfels defer twee lid a n én ,jìe t men
een particulier en ovaalagtig deelken, bet welk een
rooiagtige Vogt in ß g bevette h. En aan weerfy-
den van alle deefe deelen ,fiet Vien de Eimen in haar
naimrelykeßiuatieafgebeelt i i , neffens 00k boari
Voten en verdeelingen;
i • * W1IJ. t.
top er brfeviflime falten! rationem exponam,
id neceilàrio,fuperficiei aiju'ae innatat.
Quodfi
. Hier fou ik du eyndigen, ten fy de order ver-
eyfte, m yets van bet Been van de Spaanfche
Zeekat tefeggen, dat het eenige Been i i , dat in
het ganfebe ligbaam van defe feer wunderbare
Vifch gevonden word pen waar rontzomfyn VleefiB
geplaatß is, als in de Menfchen en veel'e andere
Dieren ftant grypt. Om dii Been te fien, behoeft
m'en niet als de Huyt op de rüg te openen, en het
Been van fyne vliefen en bekleetfelen te fepareeren,
das.fandet viele moeyten heel ligt volbragt word.
Dit Been, als bet uyt de Spaanfche ¿eckat effen
geßpareert is, dat is tuffeben dreog en m t , boewet
dat hei ierftont dryft, als het in het water geworfen
wert, waar door bet'fonder alle twffel de
naam van Zeefcbuym heeft verbiegen ,foo dat men
het ook in ’ een feer groot'e menigte, in de Somei
maanden, aan onfe Zeefiranden ß e t dryven, eti
daar op gbwbrpen te worden,nad dat defe Viffcheti
min a f meer fyn kamen te veröiigelukken. IVelke
Beendeten dan dt ViffchirS verfamelen, en aan ver-
feheyde kunfienäari verkoopen, dii het felöl gebruyt
kin. Het fou een ganfeh traääat vereyffchen, Indien
ik hauwkeurig in mftandig alle de wimdereti
van de figuur, de couleur, Dit. maakfel, in wat
meri meer rnars in dit Been bemerkt, wilde befebry-
ven. kVaärom ik alleen kortelyk de reedenfal voor-
fieilen, Waarom dat het ntotfakelyk dryft op hei
water.
T t t t t t t t t i J ls