J O A N N I S S W A M M E R D A M M I l
fab.
X X I I .
¿•'ig.v. a.
; i 8
Summi Naminisgloriam,evolvere & pateface-
re. Quod ad me atdnet: fateor ego lubentif-
Time, quod adeo -tenuis fit mehcapacitas ani-
m i , ut n on , nifi ad Opera D E I e longinquo.
faltera adfpicienda, fufficiam. Imo quo ea ad-
fpicio frequentius, eo Temper rilagis magisque
meae convincor ignorantiae, nieamque imbe-
ciflitatem & miferiam cognofco.
ifibbbb
h.
• U t ha&enus defcripta tanto liquidius intelli-
gi queant; libet heic infuper adjungere iconem
Genitalium Hydrocanthari majoris; in quibus
T e llicu li praeprimis horumquefabrica maxime
notabiles funt.
Tab. X X I I . Fig.. V.
a P enis , qui, medio inter partis Corneae prominentias
loco fitus, in coitu, fanguinis op e , in-
fiatur atque erigitur..
b b Cornea pars Penis, hunt, in medio iitum.
veluti firmans. .
cc Radix Penis, fimiliter, ac in Ape mellife-
r a , fabrefa&a.
d Teiliculus alterius la teris , qualis primo
intuitu, cum fuis nondum liberatus e il Fiilulis
pulmonalibus, apparet.
■ee Teiliculus Fiilulis fuis pulmonalibus
peditus} ut interior ejus fabrica, quae tubulo-
f a e f t , aut ex tenuibus teretibusque conilat fi-
lamentis, poffit confpici.
/ / Vafa Deferentia, quae, u t iin Homine
& Brutis, altero fuo estremo c Teiliculis pro-
veniunt, a u t ,'fi mavis, tubulatis horumce fi-
lamentis continuata funt.
■ ' g g Vafa Deferentia dilatata , vel ilia horum
pars, qua aeque, ac in Homine & Ape Mare,
materiem quandam feminalem fecernunt.
ende deihelke hoe ik f e meer befie, hoefe my tnctt I
ende meerder van myn onweetentheid overtup I
gen, en myn onmagt doen kennen en eilende.
hhhhhh Veficulae feminales, extremis fuis
eleganter cincinnatae, atque ibidem fere fimiles
Veficulis feminalibus in Homine.
i . i t Sex Vafa ca e c a ., quae circa radicem
Penis fefe aperiunt, & forte Proftacarum vice
funguntur.
U t denique hancce Anatomes Apum hifto-
• riam finiam ; Medullae Spinalis in Ape defcri-
ptionem nunc fubjungam, iconem ejus , ico-
nisque explicationem fimul una exhibiturus.
Reliqua autem omnia, quae porro de hifce A-
nimalculiS dici adhuc poflent, cujusmodi, inter
alia, eft defcriptio odium aut corneo-oflea-
rüm partium, quibus Apes gaudent, ficco pe-
de praetereo: quum enim Apes continuo aliquot
jam abhinc menfium ijfatio,interdiu Anatomen
esercendo, noótu autem fcribendo ,
zne
Ik fa l hier nog by doen tot meerder verkJmin^
der befchreeve faaken, de figuur der Teelleedenim
de groote Waterfchälbyter , alwaar de Saadbalk
ende haar ftruötuur feer merkelyk fyn.
me detinuerint; ideo vel magis etiam tra&atui de ik klaarelykfie, dat men eenige vari haare dee-
me ------- 1 h u ie c e colophonemimponereanimus . v .X- «■ . w
oft'/elt. quam mim. i kn nog b veel netter fou binnen vonderfoeken,™ vmiUÍ» , hoewel
««
’ abunde perfpiciam, poífe nonnullas Apum ik ik egter egter niet niet en en vertrouw, dat dat ik ik merkelyk merkelyk fa fa l
l "•
artes longe accuratius adhuc inveftigari. In- dwaalt i dwaalt hebben hebben , , waarom oyergeeve,ik het alies alles ter proef W ‘
f
I terim vix’ crediderim, notabiles am e errores gaauwe verjlanden feer gaarn wi lleude
I eífe coinmiífos: quapropter Ingeniorum perfpi- onderregt fynt
I caciortím cenfurae omnia fidenter fubmitto,
I meliora addifeere nunquam fubterfugiturus.
Taf. XXII. Fig. V.
a De Roede, die in het midden tuffi fon ¡e iu
trekfelen van het Hoomige gedeelte peplaatfifynit,
inde vermenginge, door ’t bloed opgeblafen en offi
regt wort.
b b Het hoomige deel der Roede, waar door detzt,
in het midden geplaatß als vafi gehouden word.
c c De JVortel der Roede van maakfel als in li
Honingbye.
d De Saadbal aan de tene f y , fio fy bm «
’t eerfl, ende wanneer by nog vanfyne Longfpi
niet gefuyvert is , vertoont.
c c De Saadbal van fyne Dofigpypen öntwrt5o|i
dat fyn inwendige firuftuur die pypagtig is, ofvjl
fyne holle draatkens beflaat, mögt her voortkoma,
■ f f De afbrengtnde Vaten, die als in den Mas
en de Dieren aan het eene eynde uyt den Sad
bai fpruyten, o f met fyne tubuleufe pypkens continuii.
g g De afbrengtnde Vaten verwyd, oftt b
plaats, alwaar fe eeven als in den Mens enMaM'
lyke Bye een faadagtige f lo f f affcheiden.
h h h h h h De Saadblaasjes, die op haare tydß
aardig gekronkelt fyn ,ende haar ten naaßen by d-
daar vertoonen, als de Saadblaasjes in den Mw
i i De fes blinde Vaten, die by de wortelto
Roede haare openingen hebben, ende mogeiß^
gebruykvan de Profiaten gegeeven is.
Om m deèfe verhandeling van de ontleding'M
Byen te eyndigen , foo fa l ik de befchryving
het Ruggemerg in den Bye, foo door de uytlegS1^
! als de voorßelling van fyn figuur , te gelfi d°en>
al het andere, wat meer van deefe Dierkensjw |lj
nen gefegt worden, agter lotende,als onderei
ren de befchryving van haar Beènen of hooriti1'
nige deelkens. Gelyk ik ook deefe verhaniM
opfchorte, bin dat ik nu e en ig e maanden, P f
dag te ontleeden als by nagt te fchryven
; in ben befig geweefi , dat niet
/•
Tab. X X I I . Fig. VI.
a Medulla Spinalis Mafculi,in principio fuo
nodata, five illa Cerebri pars, ’quam» in de-
fcriptione Oculi,inferne difle6li,Cerebro, Corticali
fubftantiae,& Fibris fransverfis, conjun-
ftam five continuatam effe dixi. Pars haec,
quae Nervis Oculorum originem d a t , a mox
recenfitis partibus faciliime abfeedit; modo vel
leviter faltem contre&etur. Quanana ratione.
Ocali, in aliis Infeétis, nec non in Rombyce,
ratione Cerebri vel Medullae Spinalis, conftitu-
ti fint, haftenus nondum inveftigavi : fed eo-
rum Taltem Nervos, quemadmodum in Verme
apparent, delineavi : prout in figura,
quam praegreifae Naficorriis hiftoriae inlerui,
eft videre i ubi fimul & Mervus recurrens con-
fpicitur,quem heic in Apepoftmodum quoque
obfervavi.
. bb i. 2.3. &c. Sunt feptefn fubfequentes Medullae
Spinalis Noduli, inquos Medulla, cum
& perPeétus, & per Abdomen, decurric, di-
latatur : eaedem hae literae eciam Nervos ibidem
pullulantes oftendunt.
cccc Nonnulli Nervi, qui non ibi locie Medulla
oriuntur, ubi haec fefe d ik ta t; fed ex
ipfis binorum Nervorum majorum, Medullam
conftituentium, divifionibus.
. did S c . Loca quaedam, quibus Medulla fin-
itur vel dehifcit : quod in Homine & Brutis
nunquam obfervatur.
t Pars Medullae , quae in Capite fita e f t ;
Ì111^ (luae in Collo : haec quidem, in C ollo,
infra particulam quandam tenuiffimam, cor-
neam, conclufa haeret.
/ P$is Medullae, quae in Thorace colloca-
r C * - M Pot'®rnum Fibris mufcularibus
rU1p’ <^-c* moventibus, profpicit.
^ & ars Medullae, intra anguftam illam cor-
^ .p am c u lam , qUa Abdomen cum Thorace
C0njungitur , conclufa. '
efj.^ ? rs ^ eduilae , quae in Abdomine fita
Annni n°n Vifceribus iolum , fed & Mufculis
Qrum aeque ac Aculei, Nervos impertit.
ii Duo
T a f XXII. Fig. V I
a Het Ruggemerg in het Mameken knoopgewys in
haar begintfel^ofte dat deel der Herfenen, fot welk
ik in de befchryving van het Oog van anderen, met de
Herfenen, de baftagtige fubflantie,ende de dwars
leggende Vefels hebbe gefegt te communiceertn o f aan-
eenhangende te weefen. Dit gedeelte, daar de Ze-
nuwen der Oogen uyt fpruyten, wykt feer ligt van de
gefeide deelen of, en dat door het minße handelen. Hoe
de Oogen in de andere Infeäen, als ook in de Sywurm,
haar met de Herfens ofhet Ruggemerg gedragen, heb
ik tot nog toe niet onderfogt , mmr alleen haare
Zenuwen in de Wurm, die heb ik, foo fe daar
haar vertonen, uytgebeelt , als te fien is in haar
figuur, die in de voorgaande verhandeling van de
Neushoorn ingelafi is, en alwaar men de wederko*
mende Zenuwen fiet. Die ik ook hier in, de, Bye na-
derhant gefien hebbe.
b b i . 2. 3. S c . De feven volgende knoopkens
van het Ruggemerg, daar hy fig vervolgens foo in
de Bor f i als in de Buyk dilateert; nog wyfen defelve
letteren de uytfpruytende Senuwen daar ter plaatfe,
c c c c Eenige Senuwen die niet uyt het Merg daar
hy fig dilateert fpruyten, maar uyt de verdeelingen
van de twee groote Senuwen, die het Merg maken,
felve,
d dd & c . Eenigeplaatfen, daar het Merg van een
wykt ofte gaapt , dat in den Mens o f Dieren noit
gefien wort.
e Het deel des Mergs dat in het Hooft legt,als
ook in den Hals, en daar het in de Hals in een feer
dun hoornagtig deelken befiooten is.
f Het deel des Mergs dat in de Borfi legt, ende
aldaar voornamentlyk de fpieragtige V e f eis voor-
f ie t , als diede Beenen, Vleugelen&c. beweegen.
g Het deel des Mergs dat befiooten is in dat enge
hoornfoenig deelken, dat de Buyk aan dien Borfi
hegt.
h Het deel des Mergs, dat in de Buyk legt,
ende neffens de Ingewanden ook de Spieren der Rin-
gßkens en die de? Angels voorfißt.
0-9 99 9 9 ü Twes