V I . Pcdiculus aetatis atque incrementi per- | V I . De Luys tot -voìkomen ouderdom ende ma¡.
Q'iriidinpm nrlftnriis ■ira nr numi óenprarirìn! te veknmàn: ifoò dat hv nu hp.fèélitudinem adeptus : ita ut generatión: nu/tnm tr.* u* . . . ..
aptus evaferit, & veluti ex èphebis exceiferit. |
Vidcatur idem microfcopio auctus in fig. 1 1 1 .
Fig. i.
Le tts f iv e Ovum P e d ic u li , intercedente
microfcopìo delineatum.
a. Limbus vel margo Oviformis, qui caput
Lcndis ambit j intra quem caliculì quidam live
uvulae confpiciuntur,haud adeo exacta & determinata
figura praeditae. Caliculi hi quodam-
modo finuati funt, iterumque in medio in a-
picem veluti albicantem extumeicunt. Quin
& cernitur, hofee caliculos interiora limbi aut
circuii caput ambientis haud penitus replere.
b.b. Bina renella, g ib bo ià, Tubercula, in
quibus Oculi Pediculi, dum is adhtìc mollibus
eft humidifque membris, collocati funt. Oculi
h i ibidem lo c i, fenfim magis filici evadentes,
per cudm tranfparere, tandemque penitus ni-
grefeere, cernuntur.
c. Albicans quaedam translúcida partícula,
in medio Lendis fita, quam, inflar cordis, jul
io tenore pulfantem faepius obfervavimus :
haecque eadem e il partícula, quae in figura iex-
t a , fub lit. b y repraefentatur, & a nobis Pancreas
nominata, cum ventrículo furfum deor-
fumque movetur.
Fig. i l .
P e jìa O v i , f iv e vacua L e n s , & fr im a e
exuviae a ‘Pedículo depofitae.
a. Limbus capitis, ibis cum caliculis, dis-
ruptus, & a prorepente Pedículo furfum refle-
xus.
b. Reliqua pars depofitae atque vacuae pelli-
culae Lendis, a qua capitis limbus feceifit : ut
fere referat cantharum vacuum, cujus operculum
didu£tum eli.
Fig. III.
P e d ic u lu s , v en tri incumbent, Jub mì-
cr o f ce f i o depifius.
In capite heic fplendens cernitur Cutis , una
cum foveolis & divifionibus nonnullis. . In pe-
ébore five dorfo elegans confpicitur delineatio
C ly p e i, qui ibi in medio depiótus eft : praeter-
ea & cutis heic corufcans,itidemfoveolis ornat
a , obfervatur. Crura, pe&ori adfixa, pintura
gaudent corii illius tuberculis afperi, quod
Zegryn vocatu r, aemula , fenfim verfus apices
peaum evaneicente : inter pedum unguiculos
multi haerent pili. Microícopii ope dete&um
e f t , quod in margine Abdominis cutis pariter
inftar corii granulis afperi, Zegryn d it ì i, pi&a
apparent: praeftantiflimo autem quodam micro-
feopio tandem co gn o vi, eam ex irregularibus
teffellis, globulifque, & c . conftare. N B . In
lbperiore figura quarta, mox explicanda, reliq
uie omnes Pediculi partes figillatim literis in-
dicantur. Fig. iv .
te gekomen: foo dat hy nu bequaamiot He voottte.
Ving geworden isj e n ge ly k als de kinderlykejaare'n
Cntwaffen. Siet dit in het groot fig. i i i ,
F i g . i .
De Neet o f het Ey van de Luys* onder
een vergrootglas afgebeelt.
a. De Ey-gewyfe Boort of Rand, diehetboofi
van de Neet omgaat, waar binnen in eenige dopkens
als druyfkens, haar fien laaten, dewelke geen beel
nette ende bepaalde gefialtc hebben. Defk dopkens
fiet men eenigfins ingeboogen te fyn* en danimin
het midden, als een witagtig puntke verheeven. Men
fiet ook , dat deefe dopkens het binnenfte van de
kant, of kring om het höoft, niet geheel vervullen.
bb. Twee teere geboggelde verbeventheeden, vjaar
in de Oogen van de Luys, wanneer hy mg week en
vogtig van leeden is , geplaatfi fyn. DefeOogen,
fiet men daar ter plaatje, allenxkens bruynder mordende
fdoor het vel heen fchynen, en ganfchfmrt
worden.
c . Een witagtig deurfchynend deelke, midden
op de Neet, dat we, als het hart, dp fyn rnat kloppende
dikmaals bevonden hebben: en dit is bet feU I
ve deelke, dat we in de feße figuure, by de letter b.
af beeiden , en Alvlees genoemt hebben, dit net
de maag op en neer bewogen wort,
p i g . H.
De Eyerfchaal, o f de leege Neet, en hei
eeme afgeleyde Vlies van de Luys.
a. De Rant des Hoofts met fyne dopkens open ge*
borften, en door de uitgekrope Luis om boog geftoo•
ten.
b. Het vordere afgeleyde en leege gedeelte
vels van de Neet, en waar van de rant des Hoofls
afgeweeken is: foo dat het fig laat aanfien, als een
leege kan met een geopent lit.
F i g , I I I .
De Luys foo als hy op fyn Buyk legt>
en onaer een vergrootglas afgebeelt is.
In het Hooft fiet men alhier het glimment Vel)
met eenige kuilkens ende a fdeelingen. h de borß §
rüg, fiet men de aardige tekeninge Van het
dat aldaar op het midden afgebeelt is: neffens dein
meede het glinfterende vely dat met kuilkens te
eiert wort. De bcenen aan de borft fyn van ttf
ning als zegrynleer, dat fig allenxkens na de Jg
pen der voeten komt te verliefen: en tupw*
klaauwen der voeten fiet men verfcheyde haf ■
Op de boort des Buyks h e e f t het vergrootglas \
dekt, dat de tekening van het vel aldaar ßg
een zegrynleer vertoontdat met een uytjß en ,
glas my eyndelyk bekent is geworden, jadt
ruytkens te befiaan, en klootkens enz. ^
bovenftaande vierde figuure, die wy daäe) ^ ;
uytleggen, worden alle de vordere ®
Luys particulierelyk met, letters aangewieJ •
Fig. iv.
¡¡xtenae, atque internae tranfparentes
partes Ö> membra P e d icu li in v en trem
cubantis.
i, Aculeus.
b,b. Cornicula five antennae.
i, c. Oculi.
I d. Seni ejus Pedes.
t.e.e.e. Unguiculi, Vel ungulae Pedutri.
/. Cauda bifida, in qua Podex confpicitur.
gg. Vafciila alba, tranfparentiä in ventre &
pe&ore, quae proprie Tracheae ramificatio-
nes funt.
j. 1.3.4. &c. Septem apertiories & pun&a fi-
flülarum pulmonum, ab Uno corporis latere,
quae cum feptem öppofiti lateris junóta fum-
mam 14. conftituunc.
b. b. b. Rami maximi Afperae Arteriae, in
principio fuo j ubi patulis hiant orificiis ad
margines abdominis, & dcinceps anaftomo-
fibus inter fe communicant.
Fig. v .
iVedìculus, in dorfum fu p ìn a tu s , naturali
magnitudine delineatus.
Fig. vi.
Tediculus microfcofti admìniculo deli.
neatus. in quo nonnullae p a r t e s , quae
in figura quarta repraefentari non po-
tuerunt, demonfirantur.
F ig . iv.
De uitwendige en ook de inwendige
deurfcheynende deelen en leeden van
de Luys, foo als hy op fyn buyk legt*
a. De Angel.
b. b. De hoornkens o f fpiesjes.
c. c. De oogen.
d. d. Sy ne fes voeten.
e. e^ .e . De nagelen, o f klaauwen aan de Foeien.
r. Den gekloofien flart, waar in den Naars te fien
g. g . De deurfchynendt witte vaatjes, op de buyk
en borß 3 dat eygentlyk de takjes van de longader
1 • 3’ 4j enz . De zeeven openingen en punten van
df long-pypen, aan de eene fyde des lighadms,
die in alles 14. in het getal fyn.
h. h. h. D e grootfie takken van de Luchtader in
m y P ntzel -> ctlwaar fy op de randen- van de
buyk haare openingen hebben, en voorts onder
malkanderen anaßomifeeren.
F ig . v *
De Luys op fyn rüg leggende, en lee-
vens grootte afgebeelt*
F ig . v i.
Deefe Luys onder een vergrootglas afgebeelt,
en waar in eenige deelen vertoont
worden, die in de vierde a f beelding
niet hebben kunnen afgebeelt
worden.
0. Subfufca & pellucens pars abdominis, quae
contmuo motu agitata obfervatur j una cum
Dims dus appendicibus tranfparentibus, alte
wpectus protenfis. Fuica haec pars, cum
luisproceflibus, proprie Ventriculuseft. L o co
inter hos proceffus medio Medulla fpina-
Its naturaliter collocatur.
)■ PuniStum albicans,in medio abdominis tranf-
parens, quod pro Pancreate habeo. In vi-
vcnte Pediculo id cum ventriculo unitnm
cemitur, & una cum hoc furfum deorfum-
qoe agitatur.
Praeterea in hoc Pediculo crurum cum pe-
dore articulationes diftinfte confpicuae iu n t :
ldemque argenteac fiilulae pulmonum transv
m S i UAa/ Um n‘gr° pwiluc™ re content°
m™, a cxt.re“ .um abdomims bini com-
! lunata unguiculi, vulvani tegentes.
Fig. v i l .
lus dfperae A r te r ia e ‘P e d ic u l i ,
nagnitudine flurimum. autta, ad vi-
tam tamen defiitfus.
tenetui ^ rac^cae» 9u‘hus ea femper aperta
lexus ferpentini horum annulorum.
c. Lo*
a. Het bruynagtige en deurfchynende deel des buykf9
dat men altyd in een geduurige beweeging fiet ¡
neffens dan fyne twee deurfchynende aanhangfels,
die tot hoog in de borft haar uytfirekken. D it
bruyne dee I , met fynè uytfteekfèlen, is eygentlyk
de Maag, alwaar het Ruggemerg natuurlyk tufi
fchen geplaatfi is.
b. Het witagtig ftippelken, in het midden des
buyks deurfchynende, *t geen ik voor het Alvlees
neem\ men fiet het in bet ¡even met de Maag
verèenigt, daar het mede op en neer beweegt
word.
Voorts Worden in deefe Luys y de voeging der
Beenen met de Borß difiinñ gefien9 als meede de
felvere deurfchynende longpypen, met het Jwarte
deurfchynende in de Maag. Herders foo Worden op het
eyndevan de Buyk vertoont de twee halve maanwyfe
Nigelkens, die defcheede van de Lyfmoeder bedekken.
F ig . v i i .
Een taxken van de Luchtader in een
Luys, geheel in het groot, en naa het
leeven afgebeelt.
a. De Ringekens van do Longader, waar door de
felve altyt blyft open ftaan.
b. De Slangwyfe bogten deefer ringekens,
® c . De