Tab.
XXXIX.
Fig. gj
Tab. X U .
Fig. II. &
Ili.
T a . XLII.
Fig. IIpio
Animalculum iftu d , e quo Afilus nofter na- Jfilus uyt vergroeyt te kennen geven, ...
fcitur, defcribam. Trigefimae & nonaeTabulae wort op de negen en dcrtigp Tafel in de eerjte
Icon prima id depiftum exhibec : Nympha vero beelding. Syn Pop fiet men op de M l Tafel ink
ejus Icone fecunda & tercia /Tabulae X L 1.
repraefentatur : ipfa tándem Mufca, Afilus,
Tabulae X L I I . Figura fecunda exprimiiur.
Rariflima fane in tribus iilis ejusdem Infer
i fpeciebus videnda offeruntur : cum enim
Vermis forma eft ; in aquis id v iv i t , per
Caudam fuam refpirat, Pedefque fuos, prope
O s , intraRoftellum colloc'atos geric. Quando
autem Nymphae habitiim induit ; intus in non
depofica cute fua hancce perficit mutatio-
nem. Tandem ubi poftmodum in Mufcam ac-
c re v it; haud amplius intra aquas v ive re pot-
eft: ut h in c , quod ante vitam ipfi dederat,
elementum nunc mortem interitumque ei mferat*
• r r 1
A t vero omnia ifthaec extnnfecus fal-
tem circa hoc Infettum obfervantur, nec
nifi levioris funt momenti; quandoquidem lon-
g e infigniora intus delitefcunt: inauditae mmi-
rum interaneorum mutationes & translaciones,
quae circa Cutem , Ventriculum , Intellma,
& praefertim circa Medullam Spinalem, non
fine, immenfa admiratione animadvertuntur.
Praeterea etiam fingulariflimas, quae torte
coricando unquam ab ulto homine concipi ant
effingi potuerunt , colorum mutauones, partium
induraciones , membrorum amiffiones,,
tweede ende der de afbeelding. - Ende Flieg ,
felve i i op de X L IL Tafel ,b ’y dé twèede dfbeel-
ding nog aangeweefen.
novasque interaneorum accretiones , m terge
minohocce Animálculo, quod tamen nonmfi
unicum idemque e l l , adnotare licet.
. Ita brevem hanc . introduaionem fimens
meo Le fto ri iterum iterumque confirmo,quod
miracula heic miraculis acervata occurrant,
quorum quodlibet lpeciaiim adtenoflimam me-
retur animadverfionem. Neque emm E g g
lineae. funt , quas hoe loco defcnbo -, verum
inimitabili artifìcio exaratae imagmes, quas
aeternus ille & omni gloria digniffimus A tu fen,
D EU S , quem nos quoque, ut. Conditorem
acque Formatorém nofirum , humillimi agno-
fcere tenemur, effinxit. Conjice hinc , o !
Homo1 quam incomparabilis illorum Ejus mi-
raculorum, quae nunquam peritura funt, elegancia
fit futura acque liaftenus fuetit; c um ia
tanta ac tam fupereminens reperiatur m corrupta
quoque ejusmodi creatorum natura, quae
tenebrato èxfecrationis operìmento involuta.ja-
cent. Ipfi igitur, Conditori Optimo Maximo
, foli ; hujusce inventionis honor & gloria
I M I ■ I . C A -
Seer raare faaken.fyn in deefe drie vcrtomngm
van bet felve beesken te ßen4:. ‘ want. als het een
Wurm is , foo leeft het in het water , het hemlt
adern door fyn Staart, en fyne voeten .fyn naafi
de Mont in de Bek geplaatfi. Wanneer. hy in
een Pop verändert, foo gefchiet dat binnen in fyn
onafgeleyde buyt ; en naderhant in een Flieg w-
groeyt geworden fynde ; dan kan hy niet meet in
het water leeven, foo dat het element, ’t geen te
vooren fyn leeven was, nu fyn doot en ondergaà
is geworden.
Maar dat alles fyn niet als faaken, die tiytmii-
dig te bemerken fy n , alföohet minfte aldaar gißen
wort., enbetmeeße verhoolen blyft. Dat de
ongehoorde verplaatßngen, en vergroejingen van
Ingewanden fy n , ’tgeen tot een eeuwige vermnie-
ring omirent de Huyt, de Maag, de Därmen,
en byfonderlyk omirent het Ruggemerg aan te m- .
ken is. Nog fa i men de raarße verfcbietingm
van coüléuren, de verhördingen van deelen, het
verliefen van leedemaaten , en het op nieuw aan-
groeyen van ingewanden , in dit drievoudig beet-
ken, dat nogtans maar het eenige en het felve ts,
bemerken ;. die mógeìyk ooit in de gedagten
Menfchen fyn gekoomen.
Waar meede deefe. körte inleyding beßup
de, foo kan ik I myn L e f er verfekeren, dat hier
wonderen op wanderen geßapelt fyn , ®aaT m
ieder in fyn particulier een aandagtige aaninerr
king verdient. Want het fyn de linien van Ap
pelles niet, die ik hier naa trekke, maar de oniw
volgelyke kunftbeeiden | van den eeuwigei} enf^
rieufen Kunfienaar GOJDT,hoog gepreefenfa®!.
fchuldig fy n ,. ook in alle ootmoedigheid voor onjß
Schepper en Formeerder te bekennen. J f men an
fig voorßellen, hoe fchoon fyne eeuwige
füllen fyn, en alreede geweeft fyn, naadetnaa^
dat fe in een verdurve aart van ■
met het, donkere dekßl van de vloek bewo m Jr
foo uytneement heerlyk bevonden worden. .fl®.
Schepper fy dan alken de eer en glofü p||
ontdekking.
■
C A P U T P R IM U M »
fermis, e quo Mufca Afilus procrefcit 3
tam naturali, quam intercedente mi-
crofcopio a id a , magnitudine depifti, externa
figura. Turn quomodo Pedes ejus
mirabili fane ratione in Ore collocati
frnt, 6? quo pado is per Caudam fuam
rejpireU
V ermis iiie, nudo ocuio conlpe&us, duo-
decim exhibet divifiones* annulares a ,
J quibusin Caput, Thoracem, & Ventrem,di-
ftingaitur. . Thoracis tamen atqUe Ventris di-
fcrlmen difficulter ita animadverti poteil ;
quurn Vehtiiculiis & Inteftina plerumque fimul
& in Thorace & in Ventre collocata iìnt : quod
ipliim in ErUcis pariter obtinet. Unde verum
Thoracis & Ventris confinium haud prius accurate
conipicere licet ; nifi poftquam Vermis
hiCj incus in non depofita fua cute, Nympham
induere incipit»
Praecipuum, quod octilo lion armato in Verme
ifthoc obfervandum datur, Cauda eft & R o -
ftrum. Caudae extremo elegans infidet pilo-
i.rum drciter in orbem difpofitorum corona b }
cujus adminiculo Vermis fernet in aquae fuper-
ciefuftinet, atque ibidem fluitai- quando cor-i
pus ejus,plane immotum faepiufcuIe,deorfum,
verfus aquae fundum , propendet. Roftrum
t- veluti in tres divifum partes cernitur c ;.quarum
media motu Caret; at binaea liaes quaelatera
conftituunt, perquam fingulari ie ratione mo vent,
nt fere appareac, fimilem in iis obtinere mo*
l“m, qualisinlingulis Serpentum atque Lacer-
tarum animadvertitun In duabus etiam hifce
particulis fummum, quo Vermis poliet, robur
ltum eft: earum enim ope is prorepit, cum ex-
«aaquas haeret, utquafi diceres, ipfum Ore
ma Mu°Ce^er.e* Sfittaci fane , quibus utraque
ram h É Ì > hmili quadam facilitate
lit LVa ^rum hium movendi gaudent ;•
noc Permagno ipfis inter fcandendum ufui
• hodem modo nofter etiam Vermis/ Ac-
Vaie/1*18 rnernoratls paicictills aliquid prenfare |
Videtn/311^1^ - 1^ ^ adminiculo progredì !
turn n* uU-aii VIS tatnen iNae nequaquani vemodum
M M ^ erm“ G°nftituant; quemad-
^dum iftco oftendam. *
odfi vero Vermis,ope Caudae fuae in a-
quae
E E R S T E H O O F D S T U K k
De uyterlyke íiguur vän de Wurm i
waar uyt de Vlieg Alilus vergroeyt^
foo levens groote als dóor een ver-
grootglas getekent : neffens meedö
hoefyne voeten /eer Wonderlyk in
de Mont gepläatft fyn , en hoe hy
door de Staart fyn aalTem liaalt.
D'efe Wurm als men hem fond’er vergrootglai
befiet, foo telt men daar in ' twalef ringwyfi
verdeelingen a , die hem in Hooft, Borft, endi
Buyk onderfcheyden: dat egtet fwarelyk omtreni
de Borft en Buyk te bemerken is ; àlfoó de Maag
en Darmen gemeenelyk in de Borft en dà Buyk tè
gelyk geplaatfi wor den: dat ook in de Rupfen f io toe-
gaat. Waarom men dan de netté diftinttie van ’
Borft ende Buyk niet eerdér te regt kan befchou-
wen, voor al eer deefe Wurm fig binnen infyti
onafgeleyde vel tot een Pop begint te fchikken.
Het voornaamfie, dai men in deefe Wurm aanmerkt
, wanneer hy fonder vergrootglas be fien wort,
dat is fyn Staart ende Bek. Op het eynde van dà
Staart fiet men, dat daar een cierelyke kring hayr~
kens bykans in de ronte geplaatfi i s b , waar mee-,
de de Wurm fig aan, de vlakte van het water vafi
hout, en daar opdryft, wanneer fyn lichaam, dik-
maals fonder eenige beweeging om laag in het water
hangt. De. Bek c fiet men als in drien ver- ,
| deelt te fyn, waar van het middclfte gedeelte fonder
beweeging is. Maar de twee deelkens aan
weeifydén, die beweegen hàar fèer aardig, foo dat
het fig vertoont op de wys, als men de tongekens
der Slangen en Hagèdijfchen haar fiet beweegem
En in deefe twee deelkens heeft de Wurm fyn al-
dergrootfte kragt, alfoo hy daar meede voortkruyptj
als hy buyten het water is: foo dat men fou oor-
deelen, dat hy met fyn Bek voortgirik. Gelykérwys
de Papegayen, die het onderfte en bovenfte Ka-
kebeen te gelyk beweegen , meede foo een fterkè
beweeging in haar Bek hebben, diè haar groote«
lyks dient in het klimmerU En foo fiet meri ook, dat
deefe Wurm, als hy met die twee dèèlkens iets vat-
ten kan, dat hy dein als door middel van fyn Bek
voortgaat: hoewel het egt er, fyn Bek niet en is ,
als ik dadelyk feggen fai.
Maar als hy tití op bet water met fyn Staart •
C c c c c c c q dry* .