'gium: ünde ego quidem exiftimo, poiTe Apes j oordesl fe s t bekwaamelyk natuurelyk gelubde fe
hafce quam apcifliihe dici a natilrä exfe£las ,at- I kunnen notmen, en Byen die niet en doen , als
que tales, quae tantum operantitr, & aliena I 'merken $ en het .faat van andere als haar eyge
femina tanquam Tua enutriunt, focillant, edu
cant. Contra autem , uti jàm ante memoravi,
organa Génitaliain Fuéis admòdum mani-
fefte confpiciuntur: quum enim veri hi Apum
Mares fint ; univerfum eorum Abdomen T e -
fticulis occupatur: quemadmodum fererìiffimo
Principi Hètruriae » inter alia Natui-àe miracu-
la , coram oftendi; cumls anno 1668 làbores
meos probare clèmenter dignaretun
Verum tranfeo ad Aèuléum > Naturae iìltìd
miraculum, magnumque magni Conditoris àrti-
’ ficium. Situs is eft ih corporis parte poftica,
fuoque mucrone , ut ante dixi, Inteftini rééti
exitui incumbit : ut adeo Aculeus revera collo-
catus fit in poftremis abdominalibus Anriulis ;
quibuscum etiam, interventu nonnullarUm Car-
tilaginum, valde notabilem in modum articu-
latur. At quoniam Aculeus omni fané, atten-
tione digniilimus eft | ideo eundem una cum
omnibus, quae ipfi inferviunt , partibus, in
laudem potiffimum atque gloriam fummi Archi-
te6li, heic nunc defcribam : quare in antecef-
fum dico, quod- in Aculeo animadvertantur
primo V ia e , quibus. iuum ille venenum adi-
pifcitur} tum Cartilagines ejus -, tertio Mufculi}
quarto Grura5 quinto tandem V a g in a , intra
.quamGrura, quae proprie Aculeum conftituunr,
recondita funt.
Quod Aculeus v e len o polleat-, expertifli-
. mus atque eruditifiimus V i r , R . Hooke in inae-
ftimabili fua Micrographia , idiomate Anglico
confcripta, quodammòdo demonftrare allabo-
ravit; exiftimans, venenum in Vaginaé Aculei
cava craflitudine delitefcere: quod interim,
nifi folp cafu fortuito, nequaquam ita fe ha-
.bet.
; Si quis forcipe aut volfella ferrea, Apis
meiliferae Crura, Alas, aut, quod omnium mawant
malum producit : neque enim Aculeus ipfe ullo
•modo virulentus e f t , nec i& u fuo plus, quam
acicula, nocet. Experiundi gratia faepiufcuie
meinet ipfum Aculeo fauciavi & compupugi ;
nec quidpiam inde mali , nifi levem in loco
• vulnerato pruritum, perfenfi : attamen oportet
Acu-
'kroofi voeden , koeßeren ende opbrengen. In te-
gendeel gelyk nu algefegt, de Teeldeelen fyn in de
Broetbyen zeer epmerkelyk^ dat dan de waaragtige
Mannekens der Byen fy n , ‘¡Melkers geheele Buik
van de Zaadballen geoccupeert wort. Gelyk ik dit
in ’t jaar 166 8- aanfyn doorlugtigheid den Vorß
van Tafcanen, onder andere natuurelyke wonderen
kwarn te vertoonen, wanneer fyn Hoogheid myne
beefigheeden goetgunfiig kwam toe te ßemmen.
Maar ik gaa over tot den Angel, dat wonder-
werk van de Natuur, dat konß-ßuk van dengroo- I
ten Maaker: defelve heeft fyn plaats agter in het
lichaam, leggende fyn fpitfe, als gefegtboven op \
deuitgang van den regten Darm. Soö dat de Angel
eygentlyk geplaatß is in de laatfle ringen des On-
derbuiks, waar meede hy, door middel van eenige
hoornbeenkens , feer opmerkelyk, gearticuleert wort.
Maar aff00 -de Angel alle aandagt verdient, foo
fa l ik hier byfonderlyk -tot lof enter van den groo-
ten Maaker, defelve met al fyn toebehoren hefchry
ven\ feggende dan foo voor a f , dat omtrent dm
Angel te fien fyn , eerfi fyne weegen, waar door
hy zynfenyn verkrygtjten tweedenfyn Hoornbeenkens,
ten der den fyn Spieren,ten Vierden fyne Beinen,
ende ten vyfden fyn Kooker, daar fyne Bee- \
nen, die eygentlyk den Angel maaken, in opgeßm*
ten fyn.
Wat belangt dat den Angel fönyh heeft , dät
heeft de doorervaren ende geleerden Heer R. Hoo-
ke in fyn onwaardeerelykc-Micrographia, in dt
Enge fche Taale befchreeven, eenigfins tragtenaan
te wyfen; menende dien Heer, dat het fenyn in $
holle dikte Van de kooker des Angels verborgen was,
dan het welk garfchelyk foo niet en is , als by toe*
val alleen.
Als men een Honingbye met een yfer nyperken
o f tangeken by de Beenen , de Vleugelen, ofiedt
xime convenit, Pe6tus apprehendit; plerum- j Borfi vat, dat wel het alderbekwaamße is , foo Jak
qüe Hmpidam videbit aquae veluti guttulam j men gemeenlyk een beider droppelken als Waater aan
-ex Aculei cufpide pendere : iilhaec aquula e f t , | de fpitfe des Angels fien hangen ; in welk water ey-
in qua vis venenata Apis melliferae proprie re- \ gentlyk defenynige kragt des Honingbye beßaat: ende
fid e t: haec ipia e f t , quae,ficubi in vulnufcu*-1 het welk naadenßeek al het navolgendekwaat doct,
dum deftillat, . omne, quod iftum infequitur , Yfoo wanneer het in de kwetfuur 'komt te fyperen -
de, Angel felve en is g ans niet fchadelyk,
niet meer als de ßeek van een naalt. Ik heb wjl
fpeculatie dikmaal myn felfs daar meede gekwetfi
ende geflooken , fonder kwaat daar van te hebbm¡
als eenig dat de ßeek my een weinig Httelde : dan
de Angel inoet wel afgevßegt, ende eerß ely k fch o on
m
Aculeum prius accurate abftergere , & prefïii
'probe emungere: alioqui enim fieri facile pof-
fet ut gravi or noxa ab eo inferretur.
Verum ut ordine proeedamus : adnotari heic
yelim, quòd venenatus liquor j qui per Acu-
Jeumduntaxat veluti transmeat, reverain Abdo-
mine Apis melliferae collocatus f i t , ibique Ve-
ficulà modice translucidà contineatur. Veficula
haec oblongae éft figurae -, fabricaeque per-
quam firmae ; ut comprimentium digitorum
vim fine noxa ferre queat : im o , Abdomine
melliferae Apis aperto, fi Veficula haec appre-
henditur > cum ea facile fimul totus Aculeus ,
tomnesque huj us. partes, e corpore protraili
pofliint, Veficula interim ejusve emiflario nequaquam
disruptis. Tanta éft Veficulaé hur
jus fornitas i Quin vel in minoribus etiam Ve-
Ìpis adeo validam inveni ifthanc veneni Vefi-
cam; u t , eam digitisi quam fortiffiméfieri
poteft , comprimendo , venenum vel ad
duorum pedum longitudinem inde per Acu-
Içura ejaculàri liceat. Ulterius cónfiderare ju-
v a t, quod validiflimus quidam Mufculus hanc-
ce ambiat Veficulam, qui fuùm in medio ge-
rit tendinem: quemadmodum circa Mdfciilum
di6tum Temporalem in Hominibus obtinet.
Quando igitur Mufculus ille fe contrahit ¿huj us
efficacitate venenum in plagam exprimitur atque
ìnjicitur : ut hinc Aculeus veluti fiphun-
Culo propemodum comparandus f i t , cui èmboli
impellentis loco infer vit Veficula aüt po-
tìiis Veficulae modo ihemoratus Mufculusi
Verum haud diftinóte haftenus in Ape mellifera
himcce obiervavi Mufciiïumividi tamen in Ve-
fpa*& potiffimum in Crabrone; poftquam eum
integri anni ipatio prius in Balfamo adferVave-
rara : quae quidem encheirefis éft a me exco-
gitatai cujus ope partes multo àccuratius de-
inceps cohipiceré licet. Praeterea ex memorata
Veficula tenuis quidam erhérgit Tubulus ,
ad Aculei, usque Vaginam , in quacunque A-
pum Ipecie protenfus} qui tandem, bina inter
. divaricata Crura , in difitam Vaginàm
m entur , hujusque in parte craififfima termi-
natur. hac igitur vià venenum e Veficula per
aginam in Aculeiim defertur, atque e Vaginae
cavitate, inter & fubter Aculei crura per-
<sans S in plagam evibratur , quando Apis
ictum mfligit.
Ab altero latere Veficiilae virus continentis
u us. confpicitur oblongus, tenuis , incur-
atus, cujusinpdi duos in Crabrone obfervavi.
veneni etiam Vefica in hoc animali vel dupl
itiajor
uytgeduuwt-fyn, Unders Jou hy hog wel een kwaat
fipel maaken. ,
Maar om ordentelyk, te gaan, foo fa i ik feggen,
dat de eyg;entlyke plaatfe des fenyns, dat als door
den Angel loopt, gejeegen is in de Buyk van de
Honingbye, ende aldaar opgcßooten in een redelyk
doorlugtig Blaasken dit Blaasken is langwerpig
vanßruäuur ,,ende feerßerk van maakfel, foo dat
het het toedrukken van de vingeren heel wel verdreu
gen mag : ja als de Buyk des Honingby geopent is, en
men dit Blaasken va t, foo kan men daar mee den
ganfchen Angel met al fyn dee len uyt het lichaam
trekken, fonder dat het Blaaske fyh pypken fa l
breeken ,fietfo fierk is het! Het Fenyn Blaasken is
zo fierk in de kleenè Wefpen, dat men het fenyn,
wanneer men het Blaasken, foo hart men kan, met de
vingeren komt toe te drukken , wel twee voetenver
door den Angel kan doen uytfpatten. Nog is te
aan te merken, dat rontfom dat .Blaasken een zeer
flerke Spier loopt, die fyn pees in ’t midden
heeft, gelyk de Slaap-Spier inons Menfchen doet,
ende waar door dat fyn fenyn, als deefe Spier fig
contraheert, dan in de wond gedrukt ende gefpuyb
wort ; foo dat men den Angel ten maßen by als
een Syring of.Spuyt moet confidereercn 3 alwaar
het Blaasken, o f eer fyn Spier, als de toedrukken•
den Suygèr van is~. ’ Dan deefe Spier heb ik in da
Honingbyen nog niet difiindt geobferveert, maar
wel in Wefpen, byfonder Horfels, ende dat als ik
hem eerfi een ront jaar in balfem had hewaart,
het welk een manier is van my uytgevonden, waar
door men dan vcelbeéter de deelen kan komen te fien»
Uyt het gef eide blaasken goat voorts een dun pypken
tot naa den koker des Angels, in alle foorten der
Byen, daar in het pypken eyndelyk tuffchen de twee
van een fiaande Beenen des Angels geinfereert wort,
en foo in het dikfie gedeelte van defen koker komt te
iyndigcn : en door deefe weg paffeert dan het f enyn
uyt het Blaasken door de koker na den, Angel, ende
uyt de holligheid van den kooker des Angels, goat
het tujfchen en onder fyn Beenen been , ( wanneer
de Bye fieekt,) na en in de wonde, diehymaakU
Aan de andere fydè van het Fenynblaasken ( daar
het fenyn in i s , } daar is te fien een langwcrr
pig dun gebooge pypken : in de Horfel heb ik ’er
twee geficn, waar in odk het Fenynblaasken wel
Z z z z z % tivù*