Fig. :
ile n t , fed alia magis, alia minus oblique : fun-
damentum enim Temper quidem perpendicula-
riter defcendit j at anguli tantum quidam non-
nihil inflexi funt.
Quodfi Ovum hoc microfcopio confpicitur ;
apparet id quodammodo rugofum: quae tarnen
rugae regulares fun t, fimilique fere ordine
d ig e ila e , qualis in defquamata Pifcium
c u te , quam veiligia fquamarum , etiam-
ifttnS conipicua , regulari quodam modo diitin-
guurit, obtinet. Simile quid edam in deplu-
maus Avibus obfervatur.
Extremo Ovuli craflìore pofticam Vermicu-
lì intus latitantis partem , extremo autem te-
nuiore anticam, contineri crediderim. Con-
tentum ifthoc aliquot deinde poil elapios dies
membranam O v i perfringit, atque fub forma
incurvati Vermiculi , fupra modum tenel-
l i , Pedibusque deilituti, indeprorepit. In hoc
autem Vermículo ftatim confpicuae funt cor-?
poris divifiones, five annulares incifurae : neque
etiam porro ere&us ille Hat, fed fundamento
cellulae incumbit. Quaenam nativa fit Ovo-
rum figura, in icone undecima videri poteil: ibi
enim fex Ovula ad vivum delineata exhiben-
tur, quae ereéla ila n t , atque oblonga, graci-
liffima, fuperne tamen nonnihil craffiora funt ;
uti fub lit. a confpicere datur. Sub lit. b ho-
rumce Ovulorum quoddam microfcopii inter-
ventu depi&um fiilitur,defquamatam referens
Pifcis cutem, in qua commifiuras, quibus fquamae
inhaeferunt, etiamnum cernere licet. Ulte-
rius in icone decima particulam quandamFavi,
novemdecim cellufis inftru6tam, commonilro :
novem harumce cellularum ereftis conipicua
funt Ovulis : quatuor aliae tenellos aliquot
Vermículos, Ovis excluios, qui paullo ante
exuvias pofuerunt, continent: quinqué tandem
reliquae cellulae nonnullos Vermículos ,aliquan-
tum majores atque adultiores, repraefentant. lilas
áutem F avi [cellulas prius paullo ultra dimi-
dium fuae altitudiriis abfeidi ; ut fundamen-
tum earum triangulare, quo fuper ereóta ilant
Ovula , & cui incumbunt Vermiculi, tanto
pulchrius in confpeótum veniret,
Verum progredior, atque hinc, interruptum de
O vnlis fermonem pertexturus, ajo, quod Ovula
ad exclufionis ufque tempus, quo minutiifimus
quidam Vermiculus ex iis adapertis prorepit1,
fine curatura aliarum A p um , & fine incubatu,
relinquantur j quamvis, refragante etiam expe-1
ter pas altyt neer, hoewel alleen fomtnige hoeken
wat gebogen fyn..
Als men dit Ey inet een vergroötglas befiet,
ß o vertoorit bet ß g eenigfins rimpelagtig , fynde
egter de rimpelen gereguleert,. ende dat ten naafieti
by,als de Fis die geßhobt is, op dewelke dan nog
te fien is een feekere Order van' verdeelingen, ofte
de plaatß, daar de Schobben geßaan hebben, Dit
fiet men ook in ontpluymde Vogelen.
Het dik eynde van bet E y , vertrouw ik bet
agterlyf van den verborgen Wurm te bevatten,
ende het dunfle eynde bet voorlyf: het welke lichaam
dan na eenige daagen, door bet Vlies van bet Ey
komt heen te breeken, ende in geftalte van een krom
geboogen Wurmken, dat wonder teer en ßmder
Voeten is, daar uyt te kruypen, In dit Wurmken
ßet men dadelyk de verdeelinge van het lichaam ,
ofte de Ringwyfe inkervingen op het felve ; behalr
ven dat het nu ook niet meer op het eene eyndo
fiaat, maar het legt op, o f tegens bet fondament
tan het Huysken, Hoe m de Eyeren naturel
zig vertoonen, is te fien in deefe e lf de figiiur 9
alwaar fes van haar naa ’t leeven afgebeelt worden
, fiaande op een eynde , wefende langwerpig
ende feer dm, ende dan boven aan wat dikker,
als by de letter a te fieri is. Ey de letter b wort
een van deefe Eyeren door een vergrootglas getee-
kent vertoont, het welke dan van figuur fchynt
als gefchobde Vis,alwaar de naden, daar de Schobben
opgefeeten hebben , als dan nog op te fien fyn.
Voräers foo wort in de tiende a f beeldinge een fiuks-
ken Honingraat ,met negentien cellekens voorfien, ge-
toont, waar van neegen met over eynd fiaande
Eyerkens vertoont worden. Vier andere verbeeiden
eenige teere uytgekroope, ende effen vervelde
Wurmkens. In de vyf laatfie cellekens worden
eenige Wurmkens, die wat grooter geworden, ende
meer aangegroeit fy n , afgeteekent. Deefe Huyskens
van het Honingraat fyn wat meer als de helft
van my afgefneeden geweefi , om het drie hoekig
fondament der huyskens, daar de Eyeren op fiaanj9
ende de Wurmkens opleggen, te beter te vertoonen.
Om voort te gaan, foo fa l ik , myn reeden van
de Eyeren herneemende , feggen , dat tot de ont-
fiuyting der Eyeren toe, ende tot dat daar een feer
kleen Wurmken uytkruipt, defelve fonder voorforg
der andere Eyen gelaaten worden , en fonder broe-
den, als men tegen de ervarentheyd meent. Allenelyk
tïe n tia ,aliter haflenus ftamtumfit. Credideriiri
faltem Apes qdandoque ea ire vifitacum; ut certo
anne Vermes jam inde excluí!
minus. Attamen obferváre id etiam
cognoicant,
fint.an v e r o .
atque refeifeere tum temporis poflimt, quando
FoemeUam , qu01u0 haec fe confert > Pr0'
lèquuntur. A d d e , quod cellula, m quarepo-
fitum eli Ovulum, faepiufcule adhuc exaedifi-
eanda f i f ut adeo & hac óccafione facile
queant cognofcere, an ex Ò vo jarp prorèpfe-
rit Vermiculus, an non, Quandoquidem autem
, ratione nolìrorum Oculorum , perquàm
ténebrofafunt Àlvéarium in te r io ra ,& v e l pieno
etiam meridie Ovulum ih fundo cellulae diffi-
culter d'etegi poteil; crédidérim concludi inde
poife, quod A p e s, fuo prò modulo in tene-
bris aeque ac in luce vifum exercère valeant:
' uri- quidem aliis etiam multis; Infedlis eom-
inune eil. Imo Apùm Oculi longe ad hoc
vìdentur magis accommodati, quam aliorum
quorumeunque Animantium ; prout ilruttura il-
lorum deinceps exponenda deìmonilrabit. Ne-
que enim Ape's v i colle&orum radiorum, quibus
imago obje&i intus in oculo pingitur, v ifum
exercent; quemadmodum in. bubulo atque
humano etiam oeulo, ficubi tunicae exte-
riores ad uveam usque prius inde ablatae
fuerint, obfervari poteil : verum fimplex ad-
taólus , atque reflexio radiorum extrinfecus in
oculi fuperfìcie, vifionem ibi abfolvit,
Incubatio Seminis vel Ovuli Apum non fit,
nifi calóre, tum extus ambientis atmofpherae,
tum eo , quem Apes omnes, in Alveari con-
tentae, perpetuo fuo motu concitant : neque
enim alio modo negotium iilud heic perficitur,
qùam quidem circa Ovula Bombycum, alìo-
rumque Infeólorum,quae folìus adminiculo ca-
loris incubantur. U t adeo Apes ejusmodi,
quibus Semen inCubandi cura fit commiifa,
nequaquam in Alveari dentur,neque requiran-
tur. Inanis ergo fabula e ft, quod Apum Ma-
fculi Àpes incubantes dìeantur. Scilicec, quo-
niam Ovulorum horumee natura haólenus fuit
incognita ; neqùe animadverfum , quod tantum
non quovis anni tempore Progenies e x iis ex-
dudatur, adeoque etiam ante illud tempus,
quo fiótitiae illae Apes incubantes , quae non
nifi examine demum inilanté prodeunt, in Alveari
repérìuntur j inde originém fuam duxit
error lite inter nos hodie univeriàlis. Erra-
xunt etiam V e te r e s , qui Apes hafee Fucos
vocaverunt. Quodii vero ea infuper quis per-
pwidit , quae Goedartius in parte fecónda
Megeloofik,
dat de Eyen daar fomtyts eens na fien,
om feker te weeten, o f het uytgekomen is , o f niet i
ten fy dat fe dat fe lv e , alfoo• fy het Wyfkeny.
over al waar het ga a t, volgen , door deefe wyfe
komen te merken , ende te weeten : doet hier nog
by, dat f e dikmaals het felve Huysken, daar het
Eyken in gelegt i s , nog moeten vol timmeren ;
waar uyt het haar dan feer ligt is om te weeten,
o f het Wurmken uyt het Ey uytgekropen is , ofte
niet. Nu alfoo het feer donker ten refpeüte van
ons in de Korven is^ ende men befwaarlyk, op de gront
van het Huysken felfs ,op den beider en dag het Eyken
kan ontdekken ; foo dankt my volgt daar ook uyt,
dat de Eyen, ten baren aanfien foo wel in het donker,
als in het ligt fien kunnen ; dat ook veel andere
InfeSten doen; en waar toe ook haare Oogen
veel bekwamer fchynen,als van eenige andere Die-
ren,als in ’t vervolguyt de firuttuur der felve fa l
getoont worden. Want de Eyert fien niet door ■
vergadering van firalen, waar door devoorwerpen
afgebeeld worden binnen in haar Oog, gelyk men
dat in een Offen en Menfchen Oog fien kan, daar
de buytenfte Vliefen, tot op het Driiyven-Vlies
afgenomen fy n , maar door een enkele aanraking
ßn wederkaatfing derfelve büßen op bet Oog*
Het uytbroeyen van het Saatken ofte het Ey der
Eyen, dat gefchiet niet, als door de wärmte van
alle de Eyen in den Korf, door haar beweegen ver-
oorfaakt,dat geduurig is,ende qfnfwevende wärmte
van buyten ; en■ dat op defelve wyfe gelyk de
Eyeren der Sydewurmen, ofte ook die van andere
InfeSten door de>wärmte alleen uyt gehroeyt worden.
Soo datier dan geen Eyen in den Korf no-
dig fy n , ofte ook fyn , om het Saat uyttebroeyen-
Synde het alfoo een verzonne fa b e l, .dat men de
Mannekens der Eyen kamt Eroetbyen te M g
ten. Dan alfoo men haar natuur niet gekent
heeft, ende ook niet gelet, dat de Eyen haafi
tot allé tyden Van het jaar zig voortkwee-
ken, ende dat alfoo, eer de gefingeerde ' Eroetbyen,
die niet als in de fwermtyt voortkomen, in den
Korf fyn. , foo\ heeft deefe algemeenc dooling by
ons fyh odrfptonk dan genoomen. Gelyk het ook
eén äolihg is, dat de oude Schryvers deefe Eyen
Fucos genoemt hebben. Waàr omirent foo men
nog aanmerkt, wat Goedaart in fyn tweede deel
I I h hh h z van