V E R k t A A R i N G
E g . i l i ;
fkkic arbor eus, antica déhifcente fra cutem daegpisi ifiaucs.ie, citi/n
». Oculus.
b.b. Brachiä räiriÖß.
ir. Rdftruni.
i. Rima naturaliter hiàns cutis j paùlo anteriore
a parte repraefentataj ut pedes nunc extra
illam cònfpici poflìnt. 't.f.Caudä ejufque p i l i , pauló magis extra
hiäntem fuam cutim protenfi.
g. Apex äcutus cutis fqamofae. b. Locus in Corpore, quö ovula rèpofita Fuére.
Hifloria Culicis, iconibus brevitèr
explicata.
Fig. i v. V&tmivtac umiuai,g nei tuqduoin eC ruelptr Sca enfaenfctiattuuts,, na- vàrio fitü.
Fig. v. iddeemnt eV deerl imnei'a cutu luss, T, hmoriaccrebmßo ßpü>i bV einnttr eermce fiidtttmim
vöißfeitnid eexnhsi, bqeunos i, sß, mopuel qauppe emno
dici s caudaeJuae, ad aquae fuperßciemfernetfujpenditi
à.à. Óculi. fit. bÖ. sA^nutüean ncauem-, pFiliovefi sC föuirsn picaurltäib.u à & fetis ärti- Lei üTlahtiso.rax j C'ujüs pili & divifionèà éxhibérì- ltaiirtib: uqsu oifdti sf i Véjeusrm disiv ihfioicn dibifulèsc aetnuartj i fpuebd erse gdui-- i.ef.p 0o£fittio c eVrenunntrtisu rd. iviiioncs,- una èum fetaceis fuis pilis. /. Cauda.
g. Caudae Appendix, in qiia pèllUcentes duaé
Confpiciuntur Fiftulae pulmonales quibus
. Vermis refpirar. b. qNuiigburas eC qauuadeadea atìip ptneancduiclaise ,e xptrilei m6cu fmòv dèoiftlainè-, ciietutmn feufftp. ènHdiist. fefe Vermis ad aquae fùperfi- i- CAaeuridsa qe ufaucadea amp pbeùnldluiclaeé pj roquflaaSv iVt.-èrtòiS iftè éx
K-k.pno maximì Fiftularurtì pülmoUafiüöi truh- fi» per Vcntrem tranflucentes, quarum oftia
w Caudae appendice hiant.
'• Podex, e quo nonnullae exoneranttfr fàeces.
*• Ejeétaexcremerita, in aqua colliqueicentia.
Pellucens Inteftinulum, in quo propalilo ex-
cr^mentorum videri poteft. Fig.
E R T A F E R E E L E N . 77
Fig. i n .
De Getakte Watervlooy w it meer naa
vooren 5 met fyn van een gapende
huyt afgebeelt.
A. Het Obg.
b. b. De getakte Armen.
c . De Bek.
d . De natuurlyk gapende fpleet der 8 p | § Wat their
naa vooren ajgebe'eit, Waar door nu de Voeten\
figtbaar fyn geworden.
e.r. De Siaart enfyne hayrkens \ Wat vertler buy-
ten fyn van een gapende huyt bewoogen.
g. Defpitfe punt van fyn gefchobde huyt. h. De plaats op het lighaam}daar de Eyeren ha are
fituatie hadden.
De Hiflork van de Mug kortelyk
geexpliceert.
Fig. iv.
Het 'VTurmken daar de Miig uyt ver-
groeyt, levensgroOte, in. verfchey-
de llellingen;
, ... v-
Het felvfe Wurmken onder een vergroot-
glas, op de Borft en Buyk vertoontj
waar in men fiet 3 op wat manier
dat Jiet met fyn aanjiankfel van
de ilaart aan de vlakte van
het water hangt.
a. d. De Oogen.
b .b . De Spieijes j o f Hoornkehs. .
c. De Mont met fyrie hayrige deelen en geart ka le
erde borftels.
d.d. De Borft) viadr iti fyne hayrkens ende afdee-
Ungen vertoont worden: en onder voelke reguliere
verdeelingen men de aangegroeyde Voeten gefchiki
Jiet, ah men de Warm ontleedt..
e. e. De agt verdeelingen der bujk, met haare bote-
ftelige hap kens 1
f. De Stadrt.
g. Het aanhankfel vah de Stadrt, waar in twee
doorfchynende Longpypen te fien fyn 5 door de
. ‘welke defe Wutm Jyn aajfem haalt.
h. Eenige fwdrte vlakskens, hayrkent ende kuyl-
kenS) die op bet eynde van het aanhankfel des
Staarts te fien fyn: waar meede deefe Wurni
. fig aan de vlakte van het water ophangti
i. Eenige Bellekens van lugt j dewelke deefe Mug-
wurm, door het aanhankfel van fyn Staart, uyt-
geblaafenheeft.
k .k . De twee grobtfie ftammen deir Lbngpyperi ,•
door de Buyk heehfehynende, dewelke haar opening
in het aanhankfel des Staarts hebbem
1. Den Aars ,• waar uyt eenige vuyligheden &eloft
Worden . ' ' ■ ■
in. De geloosde vuyligheden haar in 't Water dis-
folveerende.
n. Het doorfchynent Darmken, waar in men de
voortgank der vuyligheden fien kan.
T 4 %■